Het 2024-Advies
Het 2024-Advies over het toetsingskader en het onderzoek
23. In de openbare versie van het 2024-Advies heeft de ACM onder meer het volgende overwogen over het toetsingskader.
24. Verstoringen van de mededinging kunnen ontstaan doordat één partij marktmacht verkrijgt (unilaterale effecten) of als gevolg van (stilzwijgende) coördinatie tussen twee of meer partijen (gecoördineerde effecten). Deze verstoringen kunnen ertoe leiden dat deze partijen in staat worden gesteld om bijvoorbeeld de prijzen te verhogen, de kwaliteit te verlagen of innovatie te verminderen. Gelet op de uitspraak van de rechtbank Rotterdam en de adviesaanvraag van de minister is de kernvraag die in dit advies wordt beantwoord of een maximering van het aantal commerciële FM-frequenties tot drie frequentiekavels per zendereigenaar noodzakelijk en proportioneel is om verstoringen van de mededinging te voorkomen. De lat voor wat noodzakelijk en proportioneel is voor het voorkomen van verstoringen ligt lager dan voor een verdergaande variant van een verstoring: een economische machtspositie. De uitkomst van een veiling is onvoorspelbaar. Daarom moet de ACM bij de beoordeling van welke maximering noodzakelijk en proportioneel is rekening houden met de meest ongunstige mogelijke uitkomst van de veiling en (toekomstige) ontwikkelingen op de markt. Dit geldt te meer gegeven de relatief lange periode van 12 jaar waarvoor de frequenties worden uitgegeven.
25. In het 2024-Advies heeft de ACM over de adviezen van 2019, 2020 en 2021 overwogen dat de leidende gedachte in deze adviezen is dat een begrenzing van het aantal kavels per zendereigenaar moet voorkomen dat er een mate van concentratie van radiofrequenties plaatsvindt die, met name op de radioadvertentiemarkt, risico’s met zich meebrengt op verstoringen van de mededinging. De ACM ziet met name mogelijke mededingingsverstoringen als de veiling leidt tot één of twee partijen voor het betreffende FM-spectrum dat op dat moment (nog) leidend is. In alle drie de adviezen wordt dan ook in feite een minimum aantal van drie substantiële partijen waar wezenlijke concurrentiedruk vanuit gaat noodzakelijk en proportioneel geacht om zodoende verstoringen van de mededinging te voorkomen.
26. Over het verrichte onderzoek voor het 2024-Advies heeft ACM overwogen dat zij ter beantwoording van de adviesaanvraag naast de tussenuitspraak van de rechtbank, het beroepschrift van Talpa Radio en het verweerschrift van de Minister heeft bestudeerd. Daarnaast heeft de ACM aanvullende cijfers over nieuwe marktontwikkelingen verzameld en beoordeeld. Tot slot heeft de ACM gesprekken gevoerd met Ster, verschillende eigenaren van commerciële zenders en mediabureaus.
Het 2024-Advies over de advertentie- en luistermarkt
27. In de openbare versie van het 2024-Advies heeft de ACM over de relevante radioadvertentiemarkt overwogen dat commerciële radio als tweezijdig medium afhankelijk is van advertentie-inkomsten. Een zender met meer luisteraars kan aan adverteerders een hoger bereik bieden en is hiermee aantrekkelijker voor adverteerders dan een zender met minder luisteraars. Daardoor kunnen dergelijke partijen mogelijk meer effectieve advertentietijd bieden en hogere prijzen vragen. Een groter marktaandeel op de radioluistermarkt versterkt dus de positie op de radioadvertentiemarkt. Andersom is er ook een verband: een bedrijf dat meer advertentie-inkomsten heeft, kan meer investeren in de kwaliteit van haar programma’s. Doet het bedrijf dat goed, dan wint het daarmee luisteraars. Op deze manier kan marktmacht op de radioluistermarkt of de radioadvertentiemarkt via netwerkeffecten zichzelf versterken. Op de radioadvertentiemarkt wordt een groot deel van de radiozenders vertegenwoordigd door saleshuizen die voor verschillende radiozenders (vaak als pakket) advertentieruimte verkopen. Zowel in 2019 als 2022 waren de belangrijkste saleshuizen OMS, waarbij de radiozenders van Talpa Radio, RadioCorp (tegenwoordig Mediahuis) en Sublime waren aangesloten, en Ster, dat de radiozenders van de NPO en sinds kort ook de zenders van de Regionale Publieke Omroepen vertegenwoordigt. Daarnaast verkocht Qmusic haar advertenties zonder tussenkomst van een partij die meerdere zenders vertegenwoordigde. Aan de inkoopkant adviseren mediabureaus adverteerders over de optimale inzet van verschillende mediakanalen om hun reclamedoelstelling te bereiken, en kopen deze vervolgens voor de adverteerder in.
28. De ACM ziet geen reden om de afbakening van de radioadvertentiemarkt te verbreden met digitale audioreclame. Radioadvertenties hebben unieke eigenschappen. Zo is radio uitermate geschikt voor het creëren van naamsbekendheid en het bereiken van een groot publiek. Digitale audio is juist uitermate geschikt om heel gericht te adverteren. Ook is de manier waarop wordt afgerekend anders. Radioadvertentie zendtijd worden deels ingekocht op contractbasis op basis van Gross rating points (GRP’s) en deels op basis van een vast tarief per seconde. Vaak schakelen adverteerders een mediabureau in om hen te adviseren en te onderhandelen met de radiozenders. Veel mediabureaus doen dit ook voor andere mediakanalen. Echter, ook als een mix van mediakanalen wordt ingezet, wordt bij ieder mediakanaal ingekocht op basis van aparte contracten. Bij print-, online- en out-of-homeadvertenties wordt niet afgerekend op basis van GRP’s, maar per vlak (per stuk) of op basis van Cost per Mille, Cost per Click of Cost per Aquisition. Dit is respectievelijk de prijs voor het vertonen van een advertentie aan 1.000 personen, het aantal kliks of elke keer dat de advertentie leidt tot een aankoop. De omzet op het gebied van radioadvertenties groeit tot op heden nog steeds. Zo is de omzet tussen 2021 en 2023 gegroeid van € 190 miljoen naar € 216 miljoen.
29. Om te concluderen dat digitale audioreclame tot dezelfde markt als radioreclame hoort moet er, bij een duurzame prijsverhoging van radioreclame, een zekere mate van substitutie plaatsvinden naar audioreclame. Er moet dus worden aangetoond dat de groei van digitale reclame ten koste gaat van radioreclame. Daarnaast is voor marktafbakening niet alleen de vraag of er substitutie plaatsvindt van belang, maar ook de mate van substitutie. Ook dit kan niet worden afgeleid van simpele groeicijfers. Het gegeven dat digitale audioreclame snel groeit, betekent op zichzelf nog niet dat die nu of op afzienbare termijn een sterke concurrentiedruk uitoefent binnen de radioadvertentiemarkt. Immers als een medium momenteel 1% marktaandeel zou hebben, en het groeit met 10% per jaar, dan heeft het na zeven jaar nog steeds minder dan 2% marktaandeel. De concurrentiedruk die het op andere media uitoefent zal zowel voor als na die zeven jaar beperkt zijn. Dat wil niet zeggen dat groeicijfers er niet toe doen. Maar tenzij een activiteit al een behoorlijk marktaandeel heeft, is een groeicijfer al snel misleidend voor conclusies op korte en middellange termijn. Dat dit bij digitale audioreclame ook het geval is, blijkt uit de beschikbare cijfers. Daarbij is van belang vast te stellen dat, ook in het geval er wel substitutie zou plaatsvinden, dit niet in zodanige mate het geval lijkt dat de ACM de digitale audioreclame voor dit advies tot de markt zou moeten rekenen. In absolute zin zijn tussen 2019 en 2023 radio-advertenties met € 21 miljoen en digitale audioadvertenties met € 9 miljoen gegroeid. Dat maakt dat – mocht er al sprake zijn van substitutie – deze niet in dusdanige mate zou plaatsvinden dat er sprake is van wezenlijke concurrentiedruk in absolute zin. De omvang van digitale audioreclame bedroeg in 2023 € 11 miljoen, terwijl de omvang van radioadvertenties in 2023 € 220 miljoen bedroeg. Daarmee blijft – ook als er sprake zou zijn van enige mate van substitutie – de concurrentiedruk beperkt, waardoor voor het advies geen rekening gehouden hoeft te worden met de eventuele concurrentiedruk vanuit digitale audioreclame. Dat wordt ook bevestigd door mediabureaus. Uit het marktonderzoek volgt namelijk ook dat mediabureaus digitale audioreclame aanvullend inzetten als zij radioadvertentiecampagnes inplannen. Digitale audioreclame is nog te klein van omvang voor mediabureaus om hetzelfde bereik te behalen als met radioadvertentiecampagnes. Mediabureaus geven daarbij aan dat maximaal [0-10%] van hun budget naar digitale audioreclame gaat wanneer daar ruimte voor bestaat. Wanneer het budget beperkt is, is digitale audioreclame het eerste wat geschrapt wordt.
30. In haar eerdere adviezen ging de ACM uit van een nationale radioluistermarkt en een nationale radioadvertentiemarkt. Daarbij ging de ACM ervan uit dat de markt alle landelijke en regionale digitale en FM-radiozenders bevatte. In haar adviezen van 2022 en 2024 concludeert de ACM dat de kern van de advertentiemarkt wordt bepaald door acht van de negen commerciële zenders die zich met muziek richten op een brede doelgroep onder luisteraars. De ACM licht dit in het 2024-Advies als volgt toe.
31. De voorgenomen veiling waar het 2022-Advies over ging zag op de veiling van negen landelijke analoge en digitale commerciële radiovergunningen. Partijen die een kavel wisten te bemachtigen kregen daarbij een landelijke commerciële FM-frequentie in handen, alsook een bijbehorende DAB+ frequentie. Zeven van de negen te vergeven kavels zouden ongeclausuleerd zijn. Dit betekent dat er geen beperkingen zitten aan wat er via de radio wordt uitgezonden. Twee kavels bevatten een clausulering, namelijk één voor Nederlandstalige muziek en één voor Nieuws en Actualiteiten. De uitkomst van deze veiling was en is van belang voor de mededinging in de radioadvertentiemarkt, omdat andere spelers – zonder een dergelijke frequentie – slechts in beperkte mate concurrentiedruk uitoefenen.
32. Zendereigenaren die geen landelijke FM-frequentie bezitten, oefenen gelet op de marktaandelen van deze partijen in beperkte mate concurrentiedruk uit op de radioadvertentiemarkt. Dit blijkt uit de marktaandelen op de luister- en advertentiemarkt. De ACM geeft gelet op de tweezijdigheid van de markt en de beschreven netwerkeffecten, ook inzicht in de marktaandelen op de luistermarkt. Daarbij geeft de ACM de marktaandelen weer gebaseerd op de luistercijfers in de doelgroep 20-49 jaar, omdat de meeste (grote) advertentiecampagnes zich in 2022 richtten op deze doelgroep. Tot op heden wordt nog met
name gefocust op deze leeftijdscategorie, maar de verwachting van de markt is dat deze zal verschuiven naar boven. Uit de cijfers volgt dat het marktaandeel van zenders zonder landelijke FM-frequentie op de radioluistermarkt ten tijde van het 2022 advies gezamenlijk rond de 15% lag. Het betreft het gezamenlijk marktaandeel van tientallen verschillende kleine partijen. Het marktaandeel van zenders met een landelijke FM-frequentie lag daarmee op zo’n 85% van de luistermarkt. Daaruit blijkt dat het hebben van een landelijke FM-frequentie van groot belang is voor het bereiken van een grote groep luisteraars en daarmee voor het uitoefenen van concurrentiedruk op de radioluistermarkt. De zenders die in 2022 de frequenties in handen hadden die op dat moment geveild zouden gaan worden, hadden op dat moment gezamenlijk zo’n 64% van de radioluistermarkt in handen. Uit omzetcijfers volgt dat het marktaandeel van zenders zonder landelijke FM-frequentie op de radioadvertentiemarkt ten tijde van het 2022 advies gezamenlijk rond de [0-10%] lag. Het marktaandeel van zenders met een landelijke-FM frequentie lag daarmee op zo’n [90-100%] van de advertentiemarkt. Daaruit blijkt dan ook dat het hebben van een landelijke FM-frequentie van groot belang is voor het uitoefenen van concurrentiedruk op de radioadvertentiemarkt.
33. De commerciële zenders die de FM-frequenties in handen hadden die op dat moment geveild zouden gaan worden, hadden in 2021 gezamenlijk zo’n [70-80%] van de advertentiemarkt in handen. Dat betekent dan ook dat de uitkomst van de veiling zeker gevolgen zou hebben voor het bredere concurrentiespeelveld binnen de radioadvertentiemarkt. Daarbij is van belang dat de cijfers suggereren dat de landelijke commerciële nieuwszender die zich op een specifieke doelgroep van zakelijke luisteraars richt, BNR Nieuwsradio (BNR), slechts een beperkt deel van de radioadvertentiemarkt bedient en hiermee een bescheiden marktaandeel behaalt. De concurrentiedruk vanuit deze zender lijkt daarom beperkt. Dit blijkt ook uit diverse marktgesprekken die de ACM heeft gevoerd. Bij het beoordelen van de concurrentiesituatie op de markt lijkt het dan ook aangewezen om vooral te kijken naar de FM-frequenties die zich met het uitzenden van muziek kunnen richten op een breed luisterpubliek.
34. Naast de commerciële landelijke FM-zenders hadden ook de zenders van de NPO een behoorlijk aandeel op zowel de luister- als de advertentiemarkt ([10-20%] ten tijde van het advies-2022), daarom is het van belang te kijken naar de concurrentiedruk die uitgaat van de zenders van de NPO (vertegenwoordigd door Ster). Ondanks het behoorlijke marktaandeel beschouwt de ACM Ster niet als wezenlijke concurrent van de commerciële zenders die voor muziek gebruikt (kunnen) worden. Dat komt omdat de zenders van Ster meer beperkingen hebben (in het bijzonder restricties op zendtijd voor reclame en het onderbreken van radioprogramma’s met advertentieblokken) dan de commerciële zenders en gelet op het commerciële beleid dat Ster hanteert (ten aanzien van programmering en prijsbeleid). Bovendien is de concurrentiedruk die er van Ster uitgaat voor de langere termijn onzeker, gelet op de afhankelijkheid van (mogelijke toekomstige) politieke beslissingen over de inrichting van het publieke omroepbestel.
35. Volgens de ACM doet ook de toename van het percentage luisteraars dat luistert naar digitale radio niet af aan de concurrentiedruk die uitgaat van de te veilen commerciële frequentiekavels die voor muziek gebruikt (kunnen) worden. Zenders op DAB+ groeiden minder snel dan voorspeld, en bovendien vanuit een uitgangspositie met een zodanig laag marktaandeel dat zelfs hoge groeicijfers voorlopig weinig invloed zouden hebben op de concurrentiesituatie. Hoewel het luisteren naar digitale radio toeneemt (van 41% in 2021 naar 48% in 2022), leidt dit er niet toe dat de luistercijfers van de zenders met een landelijke FM-frequentie in gelijke mate afnemen. Zenders met een landelijke FM frequentie hebben op de radioadvertentiemarkt een redelijk stabiel marktaandeel van ongeveer [90-100%] in 2021 in 2022. Dit lijkt er dan ook op te duiden dat via DAB+ en internet met name wordt geluisterd naar de zenders die actief zijn met een landelijke FM frequentie.
36. Gelet op het voorgaande concludeert de ACM dat ten tijde van het 2022-Advies de te veilen landelijke commerciële FM-zenders die voor muziek gebruikt konden worden, bepalend waren voor de concurrentie op de radioadvertentiemarkt. Deze landelijke commerciële FM-zenders vormen de kern van de radioadvertentiemarkt. Deze radioadvertentiemarkt dient ten behoeve van het 2024-Advies niet breder afgebakend te worden. Andere spelers op deze markt kunnen slechts in beperkte mate concurrentiedruk uitoefenen. De ACM heeft geen aanwijzingen dat bovenstaande binnen een termijn van drie tot vijf jaar zal wijzigen.
Het 2024-Advies over de gebruiksbeperking
37. In het 2024-Advies adviseert de ACM om maximaal drie commerciële FM-frequenties per zendereigenaar toe te staan bij de veiling om verstoringen van de mededinging te voorkomen. In het 2024-Advies beperkt zij zich daarbij tot de verstoringen op de radioadvertentiemarkt, omdat zij hier met name de risico’s ziet. Dit onderbouwt zij als volgt.
38. Voor de vaststelling van het maximum aantal kavels dat één zendereigenaar mocht verkrijgen tijdens de veiling, moet er rekening mee worden gehouden dat bij een veiling kavels opnieuw worden verdeeld voor langere tijd. De uitkomsten van een veiling zijn, binnen de grenzen die daaraan worden gesteld (door maximering van het aantal kavels dat in totaal en per rechtspersoon kan worden verworven, en door clausulering van die kavels), per definitie onzeker. Daarna ligt de verdeling van de kavels voor langere tijd vast. Zenders die voorafgaand aan de veiling succesvol waren, kunnen na de veiling zonder frequentie eindigen. Nieuwe exploitanten die een frequentie bemachtigen kunnen de markt betreden. Wat betreft de verstoringen van de mededinging moet de ACM daarom rekening houden met de slechtst mogelijke uitkomsten na de veiling. Om verstoringen van de mededinging te voorkomen is het van belang dat er voldoende spelers op de markt met elkaar concurreren en dat de marktmacht van elke individuele zendereigenaar wordt beperkt. Het stellen van een maximum aantal kavels draagt bij aan beide doelen. Het maximum kan zo worden ingesteld dat, in het meest ongunstige geval dat elke speler het maximum aantal kavels behaalt, er nog steeds een voldoende aantal concurrenten is. Hoewel de relatie tussen het aantal kavels en de mate van marktmacht niet één op één is, verkleint het hebben van minder kavels per zendereigenaar het risico op meer marktmacht en dus op mogelijke verstoringen van de mededinging.
39. Volgens de ACM dienen om de volgende twee redenen tenminste drie zendereigenaren wezenlijke concurrentiedruk (op elkaar) te kunnen uitoefenen om verstoringen van de mededinging te voorkomen. Ten eerste, de karakteristieken van de radioadvertentiemarkt zijn zodanig dat twee spelers niet tot een competitief evenwicht leiden. In bepaalde markten – in het bijzonder markten waar sprake is van prijsconcurrentie tussen aanbieders van homogene producten en waar capaciteitsrestricties ontbreken – kunnen in theorie twee spelers die wezenlijke concurrentiedruk kunnen uitoefenen voldoende zijn voor het voorkomen van verstoringen van de mededinging. De radioadvertentiemarkt voldoet echter niet aan die voorwaarden. Zo is er juist sprake van een bepaalde mate van heterogeniteit: zenders richten zich niet allemaal op hetzelfde muziekgenre. Het is ook een markt met capaciteitsrestricties, doordat de advertentiezendtijd een harde bovengrens heeft. Ten tweede, de mate van concentratie is ook nu, met het bestaan van een maximering van drie kavels per zendereigenaar, hoog. Dit is zichtbaar in termen van concentratiemaatstaven en wordt bevestigd door de ervaringen van adverteerders.
40. Met betrekking tot die concentratiemaatstaven heeft de ACM het volgende overwogen. Een concentratiemaatstaf die door verschillende mededingingsautoriteiten in hun fusiepraktijk wordt gebruikt is de Herfindahl-Hirschman index (HHI), die wordt berekend door de individuele marktaandelen van alle ondernemingen op de markt te kwadrateren en daarna te sommeren. De Europese Commissie gebruikt bijvoorbeeld de HHI als indicator voor wanneer mededingingsbezwaren onwaarschijnlijk zijn. Zie de Richtsnoeren voor de beoordeling van horizontale fusies op grond van de Verordening van de Raad inzake de controle op concentraties van ondernemingen (de Richtsnoeren; 2004/C 31/03). De ACM heeft de HHI’s op de radioadvertentiemarkt berekend, zowel uitgaande van de brede radioadvertentiemarkt – waartoe ook Ster, BNR en de regionale zenders behoren – als uitgaande van de kern (de te veilen landelijke commerciële FM-zenders die voor muziek gebruikt konden worden). De ACM neemt in haar berekening de marktaandelen van de zendereigenaren, en dus niet van de saleshuizen, als uitgangspunt. Uitgaande van een brede radioadvertentiemarkt was over de eerste helft van 2024 de HHI rond de 2800, wat in lijn met de Richtsnoeren duidt op een hoge mate van concentratie.
41. Deze hoge mate van concentratie wordt volgens de ACM bovendien weerspiegeld in de ervaringen van afnemers van radioadvertentieruimte. Uit de gesprekken die in het kader van het 2024-Advies zijn gevoerd komt naar voren dat (grote) adverteerders ervaren dat er feitelijk maar twee spelers actief zijn die wezenlijke concurrentiedruk kunnen uitoefenen, namelijk OMS en DPG. Dit komt onder andere doordat deze partijen een groot luisterbereik hebben en vanwege pakketkortingen en bestedingsaandeelkortingen, waardoor het voor adverteerders onaantrekkelijk is om de beschikbare bestedingen over andere zendereigenaren te verspreiden. Dit behelst wel een verandering in de verhoudingen ten opzichte van het 2022-Advies. In 2022 uitten (grote) adverteerders zorgen over de grote positie die OMS zou hebben en de wijze waarop zij deze positie gebruikte. DPG heeft sindsdien een extra kavel bemachtigd (JOE) en ook Qmusic is gegroeid in termen van luistercijfers en advertentie-inkomsten. Grote adverteerders geven in het licht hiervan aan dat naast OMS ook DPG een grote speler is geworden die nodig is om succesvolle radioadvertentiecampagnes te kunnen voeren.
42. Adverteerders ervaren ten tijde van het 2024-Advies door de werkwijze van het grootste saleshuis, OMS, niet dat er tussen de bij OMS aangesloten zendereigenaren Mediahuis en Talpa Radio veel concurrentie bestaat. De ACM zal de invloed van deze saleshuis-constructies op de concurrentie op de radioadvertentiemarkt in de komende tijd volgen, maar concludeert dat dit mogelijke (gedrags)aspect onverlet laat dat een maximering van drie kavels per zendereigenaar noodzakelijk en proportioneel is om in de structuur van de markt ten minste drie zendereigenaren actief te kunnen laten zijn die wezenlijke concurrentiedruk op elkaar kunnen uitoefenen. De ACM merkt daarbij op dat de huidige mate van concentratie reeds een indicatie is dat een verruiming naar een maximering naar vier in ieder geval niet op zijn plaats is. Nu een dergelijk maximering – die zou leiden tot de marktsituatie van potentieel slechts twee partijen die wezenlijke concurrentiedruk (op elkaar) kunnen uitoefenen – mogelijke verstoringen van de mededinging niet voorkomt.
43. Volgens de ACM is een maximering van drie commerciële FM frequentiekavels per zendereigenaar noodzakelijk en proportioneel. Zendereigenaren die gebruik maken van de landelijke commerciële FM frequentiekavels die voor muziek gebruikt (kunnen) worden, zijn bepalend voor de concurrentie op de radioadvertentiemarkten. Met deze maximering wordt dan ook bewerkstelligd dat na de veiling minstens drie zendereigenaren die wezenlijke concurrentiedruk kunnen uitoefenen aanwezig zijn op de radioadvertentiemarkt. Het vrijkomen van ongeclausuleerde kavels is volgens de ACM niet voldoende omdat het wegvallen van de clausulering niet kan voorkomen dat na de veiling de landelijke commerciële FM frequenties die gebruikt (kunnen) worden voor muziek, in handen komen van slechts twee partijen. Volgens de ACM is dit standpunt niet tegengesteld aan de eerdere adviezen van de ACM. De ACM heeft in dit verband het volgende aangevoerd.
44. De ACM heeft al in 2019 haar zorgen geuit over het feit dat de gebruiksbeperking van vier kavels en de clausuleringen die op dat moment van toepassing waren geen waarborgen boden voor effectieve concurrentie en zelfs konden bijdragen aan het ontstaan van een economische machtspositie. De reden dat de ACM in 2019 niet heeft geadviseerd om de gebruiksbeperking aan te scherpen tot drie kavels, is dat in 2019 een nieuwe veiling niet aan de orde was. Bovendien was er ondanks het bestaan van een partij die vier commerciële landelijke FM-kavels in handen had, sprake van een situatie waarbij de overige kavels over drie andere zendereigenaren verdeeld waren. Het risico op het ontstaan van een situatie waarin minder dan drie zendereigenaren aanwezig waren op de kern van de radioadvertentiemarkt was op dat moment dan ook niet aan de orde. De ACM heeft er daarom in 2019 in feite mee volstaan om de mogelijke problemen voor de concurrentie te schetsen. Toen in 2022 juist wel een advies over een nieuwe veiling gevraagd werd, en dus een nieuwe verdeling van de FM-frequenties mogelijk was die ertoe kon leiden dat er maar twee zendereigenaren actief zouden worden op de kern van de radioadvertentiemarkt, heeft de ACM de aanscherping van de gebruiksbeperking tot maximaal drie kavels voor FM-frequenties alsnog expliciet geadviseerd. Dit gebeurde dus niet omdat de ACM tot nieuwe inzichten kwam op basis van niet significant gewijzigde marktomstandigheden, maar omdat de verstoringen van de mededinging op het gebied van zendereigenaren vanwege de nieuwe marktcontext die een veiling bood acuter en meer waarschijnlijk werden. Gelet hierop vond de ACM het noodzakelijk en proportioneel om een maximering van drie kavels per zendereigenaar te adviseren.
45. Ten tijde van het 2022-Advies waren er geen significante wijzigingen in het concurrentiespeelveld die zouden moeten hebben geleid tot een ander advies. Daarbij moet rekening gehouden worden met het feit dat als gevolg van een veiling de markt er heel anders uit zou kunnen komen te zien. Voor het bepalen van de mogelijke verstoringen moet dan ook rekening gehouden worden met de slechtst mogelijke uitkomsten na de veiling. Het is wenselijk dat maximaal drie kavels in handen van één zendereigenaar komen. Dit om te voorkomen dat de landelijke commerciële FM-muziekfrequenties in handen van twee zendereigenaren komen, waar de eerder geschetste verstoringen van de mededinging uit voortvloeien. Marktaandelen in de periode voorafgaand aan de veiling geven daarbij enkel inzicht in de concurrentiedruk op dat moment, maar zeggen niets over de verdeling van concurrentiedruk die na de veiling binnen de te veilen kavels kan ontstaan.
46. Ondanks het voorgaande geeft de ACM toch een duiding van de concurrentiedruk aan de hand van de marktaandelen van Talpa Radio voorafgaand aan de veiling. Dat het marktaandeel van Talpa Radio op de luistermarkt voorafgaand aan de veiling zou zijn afgenomen naar 35,2% ten opzichte van de 2019 en 2020 laat slechts zien dat de concurrentiedruk die Talpa Radio met een bezit van vier kavels voorafgaand aan de veiling wist uit te oefenen op andere spelers in de radioluistermarkt afnam. Daarbij daalde ook het aandeel van Talpa Radio op de radioadvertentiemarkt. Zoals hierboven beschreven, houdt de luistermarkt via netwerkeffecten verband met de advertentiemarkt en leidt een dalend marktaandeel op luistergebied er in de regel toe dat het marktaandeel op advertenties ook zal dalen. Het is dan ook niet vreemd dat Talpa Radio ook op de advertentiemarkt terrein inleverde. Daarnaast beschikte Talpa Radio voorafgaand aan de veiling weliswaar over vier landelijke commerciële FM-frequenties, maar waren er nog drie andere partijen actief met een landelijke commerciële FM-frequentie (met een verdeling van 4, 2, 1, en 1 kavel(s) per zendereigenaar) die enige concurrentiedruk zouden kunnen uitoefenen. Zo won Qmusic tussen 2019 en 2022 aan luistermarktaandeel van 14,8 naar 20,3%, wat zich vertaalde in een marktaandeel op de advertentiemarkt dat steeg van [10-20%] naar [20-30%]. Het feit dat de concurrentiedruk van Talpa Radio in het in 2022 geschetste concurrentiespeelveld was afgenomen, zegt echter nog niets over de onwenselijke situatie die na de veiling zou kunnen ontstaan. Met een maximum aantal kavels van vier per zendereigenaar zouden namelijk alle commerciële FM-muziekfrequenties in handen kunnen komen van twee zendereigenaren, met alle geschetste mogelijke verstoringen van de mededinging van dien.