In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 2 januari 2025, wordt een oproep gedaan aan een veelprocedeerder, aangeduid als [Naam], die herhaaldelijk verzoeken om openbaarmaking indient. De rechtbank stelt vast dat deze verzoeken, in combinatie met een beroep op betalingsonmacht, hebben geleid tot een situatie waarin de Afdeling bestuursrechtspraak en de rechtbank regelmatig hebben geoordeeld dat [Naam] misbruik van recht maakt. De rechtbank wijst erop dat de voortdurende verzoeken van [Naam] een onevenredige belasting vormen voor het openbaar bestuur en de rechtspraak, en dat zijn verzoeken vaak gericht zijn op het schaden van personen en instanties. De rechtbank heeft vastgesteld dat [Naam] te kwader trouw handelt en alleen doorprocedeert uit financieel gewin. Daarom roept de rechtbank [Naam] uitdrukkelijk op om te stoppen met deze procedures.
De uitspraak betreft negen beroepen van [Naam] tegen besluiten van de minister van Justitie en Veiligheid en de staatssecretarissen van Justitie en Veiligheid. De rechtbank verklaart zich onbevoegd in de zaak met zaaknummer ROT 24/7548 en verklaart de overige beroepen niet-ontvankelijk. De rechtbank baseert haar beslissing op artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht, dat het mogelijk maakt om zonder zitting uitspraak te doen wanneer de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn of de bestuursrechter onbevoegd is. De rechtbank concludeert dat er geen publiekrechtelijke grondslag is voor schadevergoeding wegens veronderstelde onrechtmatige rechtspraak en dat er geen reden is om het beroep te converteren in een verzoekschrift. De rechtbank bevestigt dat [Naam] in verzuim is het griffierecht te betalen, wat ook van toepassing is op de overige beroepen.