ECLI:NL:CRVB:2024:2031
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdverklaring Raad en appèlverbod in bestuursrechtelijke herzieningszaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De rechtbank had op 24 november 2022 een verzoek om herziening van een uitspraak op verzet niet in behandeling genomen, omdat dit werd aangemerkt als misbruik van recht. Appellant heeft het oordeel van de rechtbank over het misbruik van recht niet bestreden, wat betekent dat de Centrale Raad dit oordeel voor juist houdt. De Raad heeft beoordeeld of er aanleiding is om het wettelijk appèlverbod te doorbreken, maar komt tot de conclusie dat hiervoor geen grond bestaat. De Raad verklaart zich daarom onbevoegd.
Het procesverloop laat zien dat appellant op 26 juli 2024 een wrakingsverzoek heeft ingediend tegen de behandelend rechter, maar dit verzoek werd op 20 augustus 2024 door de wrakingskamer afgewezen. Tijdens de zitting op 3 september 2024 heeft appellant via videobellen deelgenomen, terwijl het dagelijks bestuur zich niet liet vertegenwoordigen. De Raad heeft vastgesteld dat de rechtbank het herzieningsverzoek niet inhoudelijk heeft behandeld, wat volgens de Raad niet in strijd is met het recht op een eerlijk proces. Appellant heeft geen argumenten aangedragen die de conclusie van de rechtbank over het misbruik van recht weerleggen.
De Raad heeft ook het verzoek van appellant om een conclusie van de advocaat-generaal te vragen afgewezen, omdat deze bevoegdheid niet toekomt aan de enkelvoudige kamer van de Raad. Uiteindelijk heeft de Raad besloten dat er geen grond is voor doorbreking van het appèlverbod, waardoor de Raad zich onbevoegd verklaart. Appellant krijgt geen proceskostenvergoeding.