ECLI:NL:RBROT:2024:3838

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 april 2024
Publicatiedatum
26 april 2024
Zaaknummer
ROT 24/503, ROT 24/2898
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de bestuursrechter in schadevergoedingszaken

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 30 april 2024, behandelt de rechtbank een verzoekschrift en een beroepschrift van eiser, die stelt dat er niet tijdig is beslist op zijn verzoeken om schadevergoeding door twee colleges van burgemeester en wethouders. Eiser heeft een verzoekschrift ingediend tegen college 1 en een beroepschrift tegen college 2, beide wegens verondersteld niet tijdig beslissen op schadeverzoeken. De rechtbank oordeelt dat er geen beroep openstaat tegen het niet tijdig nemen van een besluit op een verzoek om schadevergoeding, omdat artikel 8:4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dit uitsluit. Dit betekent dat de bestuursrechter niet bevoegd is om kennis te nemen van deze zaken.

De rechtbank wijst erop dat eiser een fictief schadebesluit aanvoert, terwijl er geen daadwerkelijk besluit is genomen. De rechtbank verduidelijkt dat schade in de zin van artikel 8:88 Awb niet kan voortkomen uit het enkel niet tijdig nemen van een schadebesluit. Eiser heeft ook aangevoerd dat hij schade heeft geleden door een onjuist briefadres en het niet krijgen van toegang tot het gemeentehuis. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken die bevestigen dat de besluitvorming van college 2 rechtmatig was en dat de toegangsontzegging geen publiekrechtelijke rechtshandeling is.

De rechtbank concludeert dat er geen reden is voor conversie van het beroep naar een verzoekschrift, omdat de bestuursrechter niet bevoegd is. Eiser kan zich, indien hij meent schade te hebben geleden, wenden tot de burgerlijke rechter. De rechtbank heft geen griffierecht en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummers: ROT 24/503, ROT 24/2898

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 april 2024 in de zaken tussen

[Naam] , uit [Plaats] , eiser

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Capelle aan den IJssel, (hierna: college 1)
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zwijndrecht, (hierna: college 2)

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over een verzoekschrift en een beroepschrift van eiser wegens het verondersteld niet tijdig beslissen op verzoeken om schadevergoeding.
2. Omdat de bestuursrechter kennelijk onbevoegd is kennis te nemen van deze zaken, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 in verbinding met artikel 8:94, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

3. Eiser heeft een verzoekschrift ingediend wegens verondersteld niet tijdig beslissen op een schadeverzoek door college 1 en hij heeft een beroepschrift ingediend wegens verondersteld niet tijdig beslissen op een schadeverzoek door college 2.
4. Omdat uit artikel 8:4, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb volgt dat geen beroep open staat tegen een besluit inzake vergoeding van schade wegens onrechtmatig bestuurshandelen, staat evenmin beroep open tegen het niet tijdig nemen van een besluit op een verzoek om schadevergoeding. Artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb strekt er immers niet toe om beroep wegens niet tijdig beslissen mogelijk te maken indien tegen het gevraagde besluit zelf geen beroep open staat.
5. Wel is het mogelijk om een schadeverzoek te doen bij de bestuursrechter. De bestuursrechter is gelet op artikel 8:88, eerste lid, van de Awb bevoegd op verzoek van een belanghebbende een bestuursorgaan te veroordelen tot vergoeding van schade die de belanghebbende lijdt of zal lijden als gevolg van: (a) een onrechtmatig besluit; (b) een andere onrechtmatige handeling ter voorbereiding van een onrechtmatig besluit; of (c) het niet tijdig nemen van een besluit. Een verzoekschrift kan gelet op artikel 8:90, tweede lid, worden ingediend nadat ten minste acht weken zijn verstrekken nadat de belanghebbende het betrokken bestuursorgaan schriftelijk om vergoeding van de schade heeft verzocht, tenzij dit redelijkerwijs niet van hem kan worden gevergd.
6. Gelet hierop heeft de griffier eiser verzocht een schadetoebrengend besluit van college 1 over te leggen. Eiser heeft hierop gereageerd met de vermelding dat het verzoek ziet op een fictief schadebesluit, zodat er geen besluit is. Anders dan eiser blijkbaar veronderstelt kan schade in de zin van artikel 8:88 van de Awb niet bestaan uit het enkel niet tijdig nemen van een schadebesluit, net zomin als hij zijn verzoek kan richten tegen een wel genomen schadebesluit. De rechtbank wijst in dit verband op hetgeen hij hiervoor onder 4 heeft overwogen. Gelet hierop is niet voldaan aan de eisen die artikel 8:88 van de Awb stelt voor het activeren van de bevoegdheid van de bestuursrechter (vgl. ECLI:NL:RBROT:2021:9022).
7. Uit de andere zaak komt naar voren dat eiser meent dat het college schadeplichtig is wegens het hanteren van een onjuist briefadres en dat hij ten onrechte geen toegang krijgt tot het gemeentehuis. Met betrekking tot een besluit van college 2 om een briefadres niet te verlengen, heeft de bestuursrechter geoordeeld dat die besluitvorming rechtmatig was (ECLI:NL:RVS:2023:1450). Er kan in dit verband dus geen sprake zijn van een onrechtmatig besluit dat schade tot gevolg heeft. Bij brief van 6 april 2023 (met verzenddatum 7 april 2023) heeft college 2 eiser bericht dat een eerdere ontzegging tot toegang tot het gemeentehuis en een contactbeperking wordt verlengd. De schriftelijke toegangsontzegging en contactbeperking vormen geen publiekrechtelijke rechtshandeling en dus geen besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb (bijv. ECLI:NL:RVS:2012:BY0392 en ECLI:NL:CRVB:2017:2714). Evenmin vormen de toegangsontzegging en de contactbeperking handelingen ter voorbereiding van een besluit (vgl. ECLI:NL:CRVB:2021:1918, punt 6.4). Of eiser – zoals hij stelt – de brief van 6 april 2023 niet heeft ontvangen maakt dit niet anders. Ook hier geldt dus dat niet is voldaan aan de eisen die artikel 8:88 van de Awb stelt voor het activeren van de bevoegdheid van de bestuursrechter. Voor conversie van het beroep naar een verzoekschrift is daarom geen reden.
8. Indien eiser meent dat hij in weerwil van wat hiervoor is overwogen schade heeft geleden dan kan hij zich tot de burgerlijke rechter wenden.
9. Omdat de bestuursrechter niet bevoegd is in deze zaken, is afgezien van het heffen van griffierrecht (artikel 2.5, zevende lid, Procesreglement bestuursrecht rechtbanken).
10. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De bestuursrechter verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van het verzoek in de ene zaak en van het beroep in de andere zaak.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Dingemanse, rechter, in aanwezigheid van
mr. R. Stijnen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 april 2024.
De griffier en de rechter zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.