16.3.Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 17 maart 2023 voor wat betreft de boete voor overtreding 2 en voor wat betreft de hoogte van de boetes voor overtredingen 1 en 3;
- verklaart het bezwaar gegrond, herroept het besluit van 27 mei 2022 voor zover dat betrekking heeft op overtreding 2 en de hoogte van de opgelegde boetes en stelt de totale boete voor overtredingen 1 en 3 vast op € 795.000,-;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit;
- bepaalt dat [verweerder 1] het griffierecht van € 365,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt [verweerder 1] tot betaling van € 3.089,83 (€ 2.944,- + € 145,83) aan proceskosten aan eiseres;
- veroordeelt [verweerder 2] tot betaling van € 72,92 aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.M. Goossens, voorzitter, en mr. V. van Dorst en mr. C.A. Geleijnse, leden, in aanwezigheid van mr. S.M.J. Bos, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 juli 2024.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het College van Beroep voor het bedrijfsleven waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Warenwet
Artikel 18, aanhef en onder a
Onverminderd het bij of krachtens de voorgaande artikelen bepaalde is het verboden waren, niet zijnde eet en drinkwaren, te verhandelen waarvan degene die deze waren verhandelt, weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat zij bij het gezien hun bestemming te verwachten gebruik bijzondere gevaren kunnen opleveren voor de veiligheid of gezondheid van de mens, of indien het technische voortbrengselen betreft, tevens voor de veiligheid van zaken.
Artikel 21b, eerste lid
Degene die waren, niet zijnde eet- of drinkwaren, voor zover die in de particuliere sfeer kunnen worden gebruikt, verhandelt of heeft verhandeld waarvan hij weet, of op grond van de hem ter beschikking staande gegevens beroepshalve behoort te weten, dat die waren een gevaar opleveren voor de veiligheid of gezondheid van de mens, stelt Onze Minister daarvan onmiddellijk op de hoogte en deelt daarbij Onze Minister tevens mede welke maatregelen door hem zijn genomen ter bescherming van de genoemde belangen.
Artikel 32a, eerste en tweede lid
1. Onze Minister kan een bestuurlijke boete opleggen ter zake van overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen (…) 13 tot en met 20, 21b (…).
2. De hoogte van de bestuurlijke boete wordt bepaald op de wijze als voorzien in de bijlage, met dien verstande dat de wegens een afzonderlijke overtreding te betalen geldsom ten hoogste het bedrag van de zesde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht bedraagt.
Artikel 32b, eerste lid
Bij algemene maatregel van bestuur wordt een bijlage vastgesteld, die bij elke daarin omschreven overtreding het bedrag van de daarvoor op te leggen boete bepaalt, waarbij de hoogte van het bedrag mede gebaseerd kan worden op het aantal werknemers, de mate van verwijtbaarheid, de omzet of een gedeelte van de omzet van de desbetreffende natuurlijke persoon of rechtspersoon. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de wijze waarop de boetehoogte wordt bepaald.
Warenwetbesluit algemene productveiligheid
Artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder product: een waar, niet zijnde eet- of drinkwaar, die bestemd is voor de consument of waarvan redelijkerwijs kan worden verwacht dat het door de consument kan worden gebruikt ook al is het niet voor hem bestemd, en die in het kader van een handelsactiviteit tegen betaling of gratis wordt geleverd of beschikbaar gesteld, ongeacht of het nieuw, tweedehands of opnieuw in goede staat gebracht is.
Artikel 2, eerste lid, onder b, 2° en tweede lid, onder b, 2°
1. De producent dient binnen het bestek van zijn activiteiten:
b. op de kenmerken van de door hem geleverde producten afgestemde maatregelen te nemen om:
2°. passende acties te kunnen ondernemen om mogelijke veiligheids- en gezondheidsrisico’s van deze producten te voorkomen, waaronder:
– het uit de markt nemen van het betrokken product;
– het passend en doeltreffend waarschuwen van de consument;
– het terugroepen van het betrokken product.
2. Onder de maatregelen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, worden onder meer begrepen:
b. in alle gevallen waarin dat toepasselijk is:
2°. het onderzoek van klachten.
Artikel 2a, eerste lid
Het is verboden producten te verhandelen anders dan met inachtneming van de voorschriften, bedoeld in artikel 2.
Warenwetbesluit bestuurlijke boeten
Artikel 2
1. Voor elke in de bijlage omschreven overtreding van voorschriften gesteld bij of krachtens de Warenwet, bepaalt het in de kolommen I en II opgenomen bedrag de te betalen bestuurlijke boete, dan wel bepaalt de in kolom III opgenomen aanduiding «x» dat ter zake van die overtreding een omzetgerelateerde bestuurlijke boete kan worden opgelegd.
2. De omzetgerelateerde boete bedoeld in het eerste lid is gelijk aan één procent van de jaaromzet in het boekjaar voorafgaande aan de overtreding met een maximum gelijk aan het bedrag van een geldboete van de zesde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht indien de in de overtreding genoemde gedraging opzettelijk is verricht dan wel een half procent indien de in de overtreding genoemde gedraging met grove schuld is verricht.
3. De berekening van de omzet, bedoeld in het eerste lid, geschiedt op voet van het bepaalde voor de netto-omzet in artikel 377, zesde lid, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
Artikel 3, tweede en derde lid
2. Het in kolom II van de bijlage genoemde bedrag van de bestuurlijke boete wordt opgelegd aan de natuurlijke persoon of rechtspersoon welke op de dag waarop de overtreding is begaan meer dan 50 werknemers telde.
3. In afwijking van het eerste en tweede lid kan de in kolom III opgenomen omzetgerelateerde boete worden opgelegd aan de natuurlijke persoon of rechtspersoon met een omzet van ten minste tien miljoen euro in het boekjaar voorafgaande aan de overtreding.
Bijlage
Algemeen
A-1 Warenwet
I II III
A-1.1 artikel 18, onderdeel a € 795,- € 1.590,- X
A-1.8 artikel 21b, eerste lid € 795,- € 1.590,- X