ECLI:NL:RBROT:2024:5946
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van schadevergoeding in het kader van pensioenschade na afwijzing van loondoorbetalingsverplichting door UWV
In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 28 juni 2024, in de zaak tussen verzoekster en het UWV, wordt het verzoek van verzoekster om schadevergoeding beoordeeld. Verzoekster, die zich op 6 mei 2019 ziek meldde, had een WIA-uitkering aangevraagd en was het niet eens met het besluit van het UWV om geen loondoorbetalingsverplichting op te leggen aan haar werkgever. Het UWV had haar een schadevergoeding van € 481,15 toegekend, maar verzoekster stelde dat dit bedrag niet correct was en dat zij recht had op een hogere schadevergoeding van € 1.932,-. De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had vastgesteld dat verzoekster geen recht had op een hogere schadevergoeding, omdat de werkgever niet meer verplicht was om loon en emolumenten te betalen na de beëindiging van de dienstbetrekking. De rechtbank concludeerde dat het UWV de pensioenschade correct had berekend en dat het beroep van verzoekster ongegrond was. Verzoekster kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.