4.2.2.Over de feiten
De rechtbank acht de volgende feiten en omstandigheden bewezen.
Op 24 september 2013 is de verdachte samen met de inmiddels veroordeelde uitreizigster [naam02] naar Syrië uitgereisd. De verdachte heeft verklaard dat zij in de maanden voor haar vertrek uit Nederland lid was van een Facebook-groep die ging over emigratie naar een land waar moslims hun religie beter kunnen praktiseren. In die groep is de verdachte in contact gekomen met [naam03] , die afkomstig was uit België en op dat moment in Syrië woonde. De verdachte wist dat er oorlog was in Syrië.
Volgens haar oudere zus [naam01] heeft de verdachte in de maanden voorafgaand aan haar vertrek het over vertrekken naar een islamitisch land en deelname aan de Jihad. Ook heeft zij verkondigd te willen strijden voor de jihad en te willen sterven in de strijd, waarbij haar zus dacht dat zij zichzelf zou opblazen in Syrië. De rechtbank ziet geen reden om de betrouwbaarheid van die verklaring, die in lijn is met de feitelijke gebeurtenissen rond het vertrek van de verdachte, in twijfel te trekken. De vader van de verdachte heeft [naam01] verteld dat hij op 27 september 2013 is gebeld door een hem onbekende man die hem om toestemming vroeg voor het huwelijk met zijn dochter, en hem vertelde dat hij uit België kwam, een Mujahadin was, en dat hij aan het strijden was in Syrië. De verdachte heeft ter zitting bevestigd dat [naam03] telefonisch contact heeft opgenomen met haar vader om toestemming te vragen voor hun huwelijk.
Een week na haar aankomst in Syrië is de verdachte met [naam03] getrouwd. Zij woonden eerst in Idlib en daarna in Raqqa.
Op 29 juni 2014 werd in Syrië het kalifaat uitgeroepen. De verdachte heeft verklaard dat zij schoten hoorde, dat haar man haar vertelde dat het kalifaat was uitgeroepen en dat voortaan de islamitische wetgeving van toepassing was. De verdachte en haar man zijn in Raqqa blijven wonen en haar man bleef er ook werken. Haar man was dagelijks van huis en de verdachte wist dat hij in het bezit was van een vuurwapen. De verdachte maakte daaruit op dat hij bij IS zat. Haar man heeft later ook tegen haar gezegd dat hij bij IS zat.
Op [datum01] 2014 is de verdachte bevallen van haar eerste kind.
Op 21 augustus 2015 is [naam03] om het leven gekomen bij een drone-aanval in Raqqa.
Dit overlijden en zijn rol bij IS worden bevestigd door een formulier in de administratie van IS ‘ter documentatie van gevangenen en martelaren’ van 26 juni 2016, waarin staat dat [naam03] 10 maanden daarvoor is gesneuveld. Ook in een registratieverzoek aan IS van
22 september 2016 meldt de verdachte dat haar echtgenoot [naam03] hoorde bij het ‘kantoor voor oorlogsbuiten’ en dat hij een jaar en een maand daarvoor met een drone is gedood.
De verdachte heeft na het overlijden van haar eerste man met een andere vrouw in een huis gewoond totdat zij werd overgeplaatst naar een
madafa, een vrouwenhuis.
Begin april 2016 is de verdachte getrouwd met [naam04] .
Uit een aanvraag in de IS-administratie blijkt dat de verdachte op 26 juni 2016 is gescheiden van [naam04] na een huwelijk van twee en een halve maand, en dat zij een verzoek tot terugplaatsing heeft aangevraagd bij het IS-centrum voor gevangenen en martelaren onder de registratie van haar overleden echtgenoot [naam03] .
Op 22 september 2016 heeft de verdachte opnieuw zo’n verzoek gedaan tegelijk met een aanvraag tot scheiding van [naam05] , met wie zij in de tussentijd gehuwd was. De verdachte wordt daarin aangeduid met haar westerse naam, waarbij in één document de verbinding wordt gelegd tussen de naam [naam06] of de naam van haar vader, [naam07] , en de kunya [naam08] . In de documenten worden verdachtes leeftijd genoemd, haar geboortedatum en de naam en leeftijd van haar dochter. De verdachte gebruikte de kunya’s [naam09] en [naam08] .
Eind 2016 is de verdachte getrouwd met [naam10] (kunya [naam11] ), een Nederlandse IS-strijder, die waarschijnlijk is omgekomen op 16 december 2016 bij een door hem uitgevoerde zelfmoordaanslag in Syrië. De verdachte heeft verklaard dat zij wist dat [naam10] een IS-strijder was.
In IS administratie is een aanvraag tot het mogen uitvoeren van een zelfmoordaanslag aangetroffen. Die aanvraag luidt als volgt:
Ik ben zuster [naam12] , negenentwintig jaar oud en heb een dochtertje. Mijn echtgenoot heet [naam11] en hoort bij het kalifaatleger, Anas Bin al-Nadher bataljon. Ik wil een zelfmoordaanslag uitvoeren en verzoek u om uw goedkeuring aan dit verzoek te geven. Moge Allah u belonen.
De rechtbank is van oordeel dat de identificerende kenmerken die het bericht bevat - de kunya [naam13] , verwijzend naar de naam van de dochter van de verdachte, het achtervoegsel [achtervoegsel01] , verwijzend naar de Marokkaanse origine van de verdachte, de verblijfplaats Raqqa, de status van migrant, de leeftijd van 29 jaar oud, het hebben van een dochtertje (met de naam [naam14] ), de echtgenoot [naam11] , verwijzend naar [naam10] en het bataljon Anas Bin al-Nadher - erop wijzen dat dit verzoek door de verdachte is gedaan.
In IS-administratie zijn documenten aangetroffen waaruit kan worden geconcludeerd dat de verdachte vanwege het overlijden van [naam10] geld heeft ontvangen van IS. In die documenten wordt de westerse naam [naam10] gekoppeld aan de kunya van de verdachte. Ook staat op één document dat [naam10] heeft behoord bij de afdeling Anas Bin al Nazer.
De verdachte heeft na het overlijden van [naam10] op verschillende plaatsen in Syrië in vrouwenhuizen verbleven.
Begin 2018 is de verdachte getrouwd met een Tunesische man genaamd “ [naam15] ”. Uit de IS-administratie blijkt dat de uitkeringen aan de verdachte medio 2018 werden stopgezet, waarschijnlijk omdat de verdachte opnieuw gehuwd was. De verklaring van de verdachte dat haar laatste man geen IS-strijder was en niet meer voor IS werkte, is niet controleerbaar en ook onaannemelijk omdat deze man, als niet Syriër, zich kennelijk medio 2018 nog steeds in door IS bestuurd gebied bevond.
Anders dan door de verdediging is betoogd worden de documenten uit de IS-administratie betrouwbaar geacht. Het betreft een reeks verschillende documenten van diverse aard, waarvan het zonder nadere onderbouwing – die ontbreekt - onaannemelijk is dat die systematisch ten nadele van de verdachte zouden zijn vervalst. Zoals hiervoor overwogen, worden in de documenten (registratielijsten met betrekking tot huwelijken en scheidingen, financieringslijsten en het “zelfmoordaanslagdocument”) diverse persoonskenmerken van de verdachte genoemd die leiden tot de conclusie dat deze documenten op de verdachte zien.
In de WhatsApp-groep
[naam whatsapp-groep01] (marktplaats van het kalifaat)is op 26 december 2018 een bericht geplaatst onder telefoonnummer + [telefoonnummer01] .
Dit bericht luidt:
“Wallaahi akhawaat het is de sunnah van Allaah subhanahu wa ta'ala om Zijn dienaren te beproeven om te kijken wie waarachtig is en wie de leugenaar is dus doe jou best om niet tot de leugenaars te behoren ya akhwaat wij dienen elke dag onze intentie te zuiveren zodat als we sterven we krijgen waar we in de eerste instantie zijn gekomen en dat is de shahada fi sabili Allaah. Geef niet al die jaren op van beproevingen die je al achter de rug hebt en je mannen die hun bloed hebben opgeoffert voor deze khilafa voor niks”
Deze tekst is naar het oordeel van de rechtbank te kwalificeren als jihadistisch getinte
content/propaganda.
Tevens worden onder voornoemd telefoonnummer twee handgranaten te koop aangeboden en wordt verwezen naar de prijs die voor een handgranaat moet worden betaald bij IS.
Ook worden foto’s gedeeld van vuurwapens die te koop worden aangeboden met de vraagprijs erbij. Tevens worden een MP5, een Glock, zijnde vuurwapens en een zgn. “Hizam” aangeboden. Volgens de Midden-Oosten deskundige zou met dit laatste een bomgordel worden bedoeld. In de whatsappgroep maakt de gebruiker van het genoemde telefoonnummer gebruik van de kunya’s [naam16] en [naam17] .
Uit het dossier blijkt dat verdachte van het hiervoor genoemde nummer gebruik heeft gemaakt. De kunya’s die bij dit nummer worden genoemd worden door de verdachte gebruikt.
De verdachte heeft ontkend dat zij de berichten en foto’s onder dit nummer heeft geplaatst, met uitzondering van het bericht op 26 december 2018. Haar stelling dat anderen met het telefoonnummer + [telefoonnummer01] berichten in de Whatsapp-groep hebben geplaatst en dat wellicht anderen hebben ingelogd en haar kunya’s hebben gebruikt, heeft zij niet nader onderbouwd. Gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden die duidelijk in de richting van de verdachte als gebruiker van dit nummer wijzen acht de rechtbank deze stelling onaannemelijk.
De verdachte heeft tot de val van het kalifaat gewoond in het gebied dat onder controle was van IS. Vanaf 27 januari 2019 verbleef zij samen met haar kinderen in detentiekamp Al Hol in Syrië. Daar heeft zij op [datum02] 2019 haar tweede kind gekregen. Na een ontsnappingspoging heeft de verdachte vastgezeten in een gevangenis en daarna, in juli 2020, is zij in kamp Al-Roj terecht gekomen. In november 2022 is zij naar Nederland gebracht.
Op grond van de hierboven beschreven feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte, in de periode vanaf haar uitreis tot haar aankomst in kamp Al-Hol, lid is geweest van IS en gedragingen heeft ondersteund die bijdragen aan de verwezenlijking van het doel van die organisatie en daardoor heeft deelgenomen aan de terroristische organisatie IS.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt bovendien uit de bewijsmiddelen dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en haar echtgenoten die in de kern bestond uit een gezamenlijke uitvoering, zodat ten aanzien van dit feit het ten laste gelegde medeplegen bewezen kan worden.
Uit het dossier volgt niet dat de verdachte toen zij in de kampen verbleef, nog enige deelnemingshandeling heeft verricht. De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van de ten laste gelegde deelname voor zover dit ziet op de periode na 27 januari 2019.