Op grond van het onderzoek ter terechtzitting en de inhoud van de wettige bewijsmiddelen stelt het hof de navolgende feiten en omstandigheden vast.
De verdachte is zich in 2013 gaan verdiepen in de Islam, onder meer via internet. Tevens sprak zij met anderen in haar omgeving in Gouda. De verdachte leerde de begrippen Jihadisme, Kalifaat en Islamitische staat kennen en nam kennis van de strijd in Syrië en van het feit dat in die periode regelmatig personen uit Nederland naar Syrië uitreisden. De verdachte is de jihadistische ideologie gaan aanhangen en – zo blijkt uit de in die periode verstuurde berichten via Twitter - actief gaan uitdragen. De verdachte is, gelet op haar uitlatingen tegenover de wijkagent, een voorstander geworden van de gewapende strijd in Syrië en zag het als een plicht voor iedere moslim om te strijden voor een kalifaat, een Islamitische staat. Eind augustus 2013 leerde de verdachte via Facebook [medeverdachte] kennen, die ook bezig was met het geloof. Zij kenden beiden mensen die naar Syrië waren vertrokken en besloten dat ook te doen.
De verdachte is, zoals vermeld, op 29 september 2013 samen met [medeverdachte] via Turkije uitgereisd naar Syrië.
In Turkije gingen zij van Antalya naar Antakya waar zij door een smokkelaar werden opgehaald die hen in Syrië naar Kafr Hamra bracht, een dorp in de provincie Aleppo. Eenmaal daar aangekomen, heeft [medeverdachte] zich aangesloten bij Jabhat al-Nusra.
In november 2013 zijn de verdachte en [medeverdachte] naar islamitisch recht getrouwd. Vanaf dat moment voerden zij daar gezamenlijk een huishouden. Diezelfde maand heeft de verdachte via een chatbericht aan haar in Nederland achtergebleven nicht en vriendinnen onder meer bericht dat hijrah (het verlaten van familie en land ten behoeve van de jihad) verplicht is, dat zij dat heeft gedaan, dat zij nu in Syrië is en gelukkig getrouwd met een broeder, dat zij en haar man nu leven onder de sharia, dat er jihad qital (gewapende strijd) is, dat de broeders strijden op het slagveld en dat de jihad er zal zijn tot het einde der tijden. In dit bericht zegt de verdachte dat zij haar vriendinnen hetzelfde gunt als zichzelf, te weten het paradijs, en maant zij hen dat ze niet alleen moeten lezen maar ook moeten praktiseren en gehoorzamen.
In december 2013 zijn de verdachte en [medeverdachte] verhuisd naar Taftanaz, een stad in de provincie Idlib, waar zij tot april 2014 hebben verbleven. Vanwege een conflict tussen [medeverdachte] en Jabhat al-Nusra verhuisden de verdachte en [medeverdachte] in april 2014 naar Al Bab, waar IS de feitelijke macht had. Zij kregen daar van IS een huis toegewezen. Op 26 mei 2014 is [medeverdachte] lid geworden van IS. Uit een registratieformulier van IS volgt dat hij zich toen als strijder heeft aangemeld en dat hij eerder had meegedaan aan de jihad bij Jabhat al-Nusra. [medeverdachte] was in dienst bij de Shorta (de politie) van IS en ontving een salaris van 100 dollar per maand. De verdachte en [medeverdachte] hadden een vuurwapen in huis, dat op verscheidene plaatsen (niet in een kluis) in huis lag en eigendom was van [medeverdachte], die het gebruikte voor zijn werk voor IS.
Volgens opgave van de verdachte verhuisde het gezin in 2016 naar Aktarin vanwege de onrust en vele bombardementen in Al Bab. Vervolgens zijn ze naar Manbij gegaan en in juni 2016 werd [medeverdachte] door IS overgeplaatst naar Tabqa, gelegen in de provincie Raqqa. Op 22 juni 2016 werd [naam zoon], de oudste zoon van de verdachte en [medeverdachte], geboren. Ook in Tabqa zat [medeverdachte] bij de Shorta.
Op 16 juli 2016 ontving de verdachte een WhatsApp bericht van Oum Ayoub Asariah met de inhoud: “Zuster, je bent geweer bij ons vergeten.”
In de winter van 2016 ging [medeverdachte] in dienst bij de Hisba, de religieuze politie van IS.
Op 30 november 2016 heeft de verdachte via een spraakbericht aan haar zus onder meer bericht dat ze ervoor heeft gekozen de Jihad bij te staan, dat ze niet ongelukkig is omdat ze weet waarom ze is gekomen, dat het verplicht is, dat ze al zo vaak tegen haar zus heeft gezegd om hiernaartoe (het hof begrijpt: naar Syrië) te komen, dat de verdachte en haar man bereid waren om geld en een smokkelweg te regelen, maar dat haar zus haar telkens heeft genegeerd en dat het in het nadeel van haar zus is als ze daar (het hof begrijpt: in Nederland) blijft. Diezelfde dag heeft de verdachte via een spraakbericht aan haar tante onder meer bericht dat ‘je voelt we helpen de ummah (de moslimgemeenschap)’ en dat zij hoopt dat haar familie zal komen.
Op 14 januari 2017 heeft de verdachte in een groepsapp aan haar familie onder meer bericht dat zij en haar man onderdeel zijn van Dawla Islamia (het hof begrijpt: IS) en dat ze zich nog nooit zo gelukkig heeft gevoeld.
In maart 2017 vestigde het gezin zich in Raqqa. In Raqqa zette [medeverdachte] zijn werkzaamheden bij de Hisba voort.
Medio 2017 verslechterde de situatie in Raqqa voor IS. De stad werd omsingeld door de Syrische Democratische Strijdkrachten (SDF) en op 25 april 2017 ging de SDF Tabqa binnen. Op 10 mei 2017 meldde de SDF de volledige herovering van Tabqa en de Tabqa dam op IS. De verdachte en [medeverdachte] hebben op 29 augustus 2017 Raqqa verlaten en zich overgegeven aan Koerdische troepen van de SDF, waarop zij door deze zijn gevangengenomen.