ECLI:NL:RBROT:2021:9022
Rechtbank Rotterdam
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid bestuursrechter bij verzoek om schadevergoeding door veelprocedeerder
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 september 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om schadevergoeding van een veelprocedeerder. De verzoeker had eerder een verzoek om schadevergoeding van € 3 miljoen ingediend, welke door het CAK was afgewezen. De verzoeker heeft vervolgens beroep ingesteld bij de bestuursrechter van de rechtbank Den Haag, die de zaak op 18 augustus 2020 doorstuurde naar de Rechtbank Rotterdam. De rechtbank heeft het verzoek van de verzoeker om de zaak terug te sturen naar Den Haag afgewezen, wat leidde tot een wrakingsverzoek van de verzoeker, dat door de wrakingskamer als niet-ontvankelijk werd verklaard.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker in zijn procesvoering ondoorzichtig is en dat zijn ingediende stukken vaak onleesbaar zijn en geen relevant verband vertonen met de besluitvorming van het CAK. De rechtbank heeft toepassing gegeven aan artikel 8:39, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waardoor een deel van de stukken niet aan het CAK is verzonden, maar ter inzage is gelegd bij de griffie. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verzoeker niet heeft voldaan aan de voorwaarden van artikel 8:88, eerste lid, van de Awb, waardoor de bestuursrechter niet bevoegd is om kennis te nemen van het verzoek om schadevergoeding.
De rechtbank heeft verder opgemerkt dat de verzoeker zich kan wenden tot de burgerlijke rechter, ondanks de onbevoegdheid van de bestuursrechter. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en heeft het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.