In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 29 maart 2024, wordt het beroep van eiseres tegen een bestuurlijke boete van € 12.500,- behandeld. De boete is opgelegd door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit wegens overtredingen van de Wet dieren en de Verordening (EG) nr. 852/2004 inzake levensmiddelenhygiëne. De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft vastgesteld dat eiseres de voorschriften niet heeft nageleefd, met name met betrekking tot de vorming van condens op oppervlakken en de bescherming van levensmiddelen tegen verontreiniging.
De rechtbank stelt vast dat de minister zijn besluit heeft gebaseerd op een rapport van bevindingen van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), waarin wordt beschreven dat tijdens een inspectie condensdruppels zijn aangetroffen op transportbanen waar vlees voor humane consumptie werd vervoerd. Eiseres heeft een analyserapport overgelegd waarin wordt betoogd dat de druppels geen condens maar achtergebleven spoelwater zijn. De rechtbank oordeelt echter dat dit rapport onvoldoende onderbouwd is en geen reden geeft om te twijfelen aan de bevindingen van de toezichthouders.
De rechtbank concludeert dat de minister bevoegd was om de boete op te leggen en dat de hoogte van de boete, inclusief de verhoging wegens recidive, niet onredelijk is. Eiseres heeft geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die tot matiging van de boete zouden moeten leiden. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en de opgelegde boete blijft in stand.