ECLI:NL:CBB:2022:145
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake boete levensmiddelenhygiëne in pluimveeslachterij
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 29 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over een boete die was opgelegd aan een pluimveeslachterij. De appellante, een B.V. gevestigd in [plaats], had hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 23 december 2020, waarin de rechtbank de boete van € 2.500,- handhaafde. De boete was opgelegd omdat de appellante niet had voldaan aan de hygiënevoorschriften, specifiek met betrekking tot condensvorming op oppervlakken in de inpakafdeling van de slachterij. De inspectie van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) had op 14 maart 2018 geconstateerd dat er op meerdere plekken condens aanwezig was, wat in strijd was met artikel 6.2 van de Wet Dieren en de bijbehorende EU-regelgeving. De rechtbank had de boete verlaagd tot € 2.375,- vanwege overschrijding van de redelijke termijn, maar het College oordeelde dat de minister terecht had vastgesteld dat de appellante de hygiënevoorschriften had overtreden. Het College bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt dat de aanwezigheid van condens op verschillende oppervlakken in de inpakafdeling niet alleen een schending van de hygiënevoorschriften inhoudt, maar ook dat de minister niet verplicht is om de specifieke oorzaken van de condensvorming te onderzoeken.