ECLI:NL:RBROT:2024:12346

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 december 2024
Publicatiedatum
10 december 2024
Zaaknummer
ROT 24/7989
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van misbruik van recht bij aanvragen voor STAP-budget

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 december 2024 uitspraak gedaan over de aanvragen van eiser voor het STAP-budget. Eiser, vertegenwoordigd door gemachtigde A.G.P. Heijstek, heeft tientallen aanvragen ingediend, maar de rechtbank oordeelt dat er sprake is van misbruik van recht. De rechtbank stelt vast dat de handelwijze van eiser en zijn gemachtigde erop gericht is om geld te verdienen met het voeren van procedures, zonder dat er een oprechte interesse is in de inhoud van de besluitvorming. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken waarin is geoordeeld dat de gemachtigde van eiser misbruik heeft gemaakt van de bevoegdheid om beroep in te stellen. De rechtbank concludeert dat er geen aanknopingspunten zijn voor het tegendeel en verklaart het beroep van eiser ongegrond. De rechtbank heeft het beroep tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar niet-ontvankelijk verklaard en het bezwaar tegen het besluit van 17 januari 2024 ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/7989

uitspraak van de meervoudige kamer van 11 december 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit Antwerpen, eiser,

(gemachtigde: A.G.P. Heijstek),
en
de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze UWV STAP,verweerder, (gemachtigden: mr. R. Spanjer en mr. E. Huls).

Procesverloop

1.1.
Met het besluit van 19 september 2023 heeft verweerder eisers verzoek om een dwangsom vanwege het niet tijdig beslissen afgewezen. Eiser is hiertegen in bezwaar gegaan.
1.2.
Op 17 januari 2024 heeft verweerder een beslissing op bezwaar genomen en deze niet-aangetekend verzonden naar eiser.
1.3.
Eiser heeft op 14 februari 2024 bij de rechtbank beroep tegen het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar ingesteld.
1.4.
Na verwijzing heeft de rechtbank Amsterdam bij uitspraak van 12 april 2024 het beroep niet-tijdig beslissen met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet-ontvankelijk verklaard, omdat verweerder al op het bezwaar heeft beslist.
1.5.
Bij uitspraak van diezelfde rechtbank van 25 juli 2024 is het daartegen ingestelde verzet gegrond verklaard. Volgens de verzetrechter is het niet buiten redelijke twijfel dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat het besluit op bezwaar op of rond 17 januari 2024 is verzonden. De zaak is terugverwezen naar deze rechtbank.
1.6.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.7.
De rechtbank heeft de beroepen op 14 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigden van partijen.

Beoordeling door de rechtbank

2.1.
De Subsidieregeling STAP-budget (STAP-regeling) voorziet in de mogelijkheid voor werkenden en werkzoekenden, die een band hebben met de Nederlandse arbeidsmarkt, één keer per jaar een budget van € 1.000,– aan te vragen voor scholing en ontwikkeling om hun positie op de arbeidsmarkt te verbeteren. Deze subsidie kan worden gebruikt voor een training, cursus of opleiding bij een opleider die in een scholingsregister is vermeld. De aanvraag om subsidie vindt plaats via een elektronisch formulier. [1]
2.2.
Eiser heeft op 11 maart 2023 op grond van de STAP-regeling 130 aanvragen bij verweerder ingediend. Op 23 maart 2023 heeft eiser nog eens 25 van deze aanvragen bij verweerder ingediend.
2.3.
Eiser heeft verweerder in gebreke gesteld vanwege het uitblijven van beslissingen op zijn aanvragen.
2.4.
Met het besluit van 19 september 2023 heeft verweerder beslist geen bestuurlijke dwangsommen aan eiser toe te kennen.
2.5.
Eiser heeft op 23 oktober 2023 bezwaar ingediend tegen voornoemd besluit. Op 14 december 2023 heeft eiser verweerder in gebreke gesteld vanwege het uitblijven van de beslissing op bezwaar.
Beroep tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar
3.1.
De rechtbank stelt vast dat verweerder op 17 januari 2024 op het bezwaar van eiser heeft beslist. Omdat verweerder heeft beslist en het besluit inmiddels bekend is gemaakt aan eiser door toezending van de processtukken op 20 maart 2024, heeft eiser geen procesbelang bij het beroep tegen het niet-tijdig beslissen. De rechtbank zal daarom het beroep, voor zover het ziet op het niet-tijdig beslissen, niet-ontvankelijk verklaren.
3.2.
Uit artikel 6:20, derde lid, van de Awb volgt dat het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit mede betrekking heeft op het (alsnog) genomen besluit, tenzij dit geheel aan het beroep tegemoet komt. Nu het bezwaar niet-ontvankelijk is verklaard op grond van misbruik van recht, zal de rechtbank het beroep van eiser tegen de beslissing op bezwaar beoordelen.
Misbruik van recht
4. Verweerder verklaart eiser bij beslissing op bezwaar niet-ontvankelijk in zijn bezwaar vanwege misbruik van recht door de handelwijze van eisers gemachtigde en daarmee door eiser zelf. De rechtbank beoordeelt of er sprake is van misbruik van recht.
5.1.
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) [2] kan op grond van artikel 3:13 in samenhang met artikel 3:15 van het Burgerlijk Wetboek (BW) de bevoegdheid om bij de bestuursrechter beroep in te stellen niet worden ingeroepen voor zover deze bevoegdheid wordt misbruikt. Deze artikelen verzetten zich tegen inhoudelijke behandeling van een bij de bestuursrechter ingesteld beroep dat misbruik van recht behelst en bieden een wettelijke grondslag voor niet-ontvankelijkverklaring van een zodanig beroep. Daartoe zijn zwaarwichtige gronden vereist, die onder meer aanwezig zijn als rechten of bevoegdheden zodanig evident zijn aangewend zonder redelijk doel of voor een ander doel dan waartoe zij zijn gegeven, dat het aanwenden van die rechten of bevoegdheden blijk geeft van kwade trouw.
5.2.
De rechtbank heeft onder meer met de uitspraken van 19 juni 2024 [3] en 8 november 2024 [4] geoordeeld dat de gemachtigde van eiser misbruik heeft gemaakt van de bevoegdheid een rechtsmiddel in te dienen. In die uitspraken heeft de rechtbank onder meer overwogen dat eisers gemachtigde veel procedures voert enkel gericht op het verkrijgen van een dwangsom en dat in veel zaken van deze gemachtigde sprake lijkt van een patroon dat erop is gericht om geld te verdienen met het voeren van procedures, zonder dat het eisers gemachtigde per se te doen is om de inhoud van de besluitvorming.
5.3.
De rechtbank komt vandaag ook in andere zaken die over de STAP-regeling gaan tot het oordeel dat de gemachtigde van eiser misbruik van recht maakt. [5]
5.4.
Per zaak moet worden beoordeeld of misbruik van recht is gemaakt. Eerdere procedures en de handelwijze van betrokkenen mogen worden betrokken bij het oordeel of in een specifieke zaak misbruik van recht is gemaakt. Indien de rechter eenmaal heeft geoordeeld dat een betrokkene misbruik maakt van recht kan in volgende procedures van die betrokkene worden aangenomen dat wederom sprake is van misbruik, tenzij er aanknopingspunten zijn voor het tegendeel. [6]
6. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser desgevraagd geen inzicht gegeven in wat voor werk eiser doet en welke opleiding eiser zou willen volgen om zijn positie op de arbeidsmarkt te verbeteren met een budget op grond van de STAP-regeling. Ook verder blijkt uit niets dat eiser zich voor een of meerdere opleidingen waarvoor hij STAP-budget heeft aangevraagd bij een opleider heeft aangemeld of dat hij deze opleiding(en) heeft gevolgd en betaald. De gemachtigde van eiser heeft hiermee niet aannemelijk kunnen maken dat zijn handelwijze er niet op gericht is geld te verdienen met het voeren van procedures zonder dat het hem en eiser te doen is om de inhoud van de besluitvorming. De rechtbank acht daarbij ook van belang dat alle 155 aanvragen van eiser inhoudelijk vrijwel gelijkluidend en alle verregaand incompleet waren en eisers gemachtigde doelbewust het werkproces van verweerder frustreert door de aanvragen van eiser naar antwoordnummers te sturen die daarvoor niet aangewezen zijn.
De handelwijze van de gemachtigde moet aan eiser worden toegerekend, aangezien gemachtigde de betrokken handelingen namens eiser heeft verricht en eiser hem daartoe heeft gemachtigd.
7. Gelet op het voorgaande zijn er naar het oordeel van de rechtbank geen aanknopingspunten voor het tegendeel dat er sprake is van misbruik van recht. Ook in andere uitspraken van vandaag is de rechtbank tot dit oordeel gekomen. [7]

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep voor zover gericht tegen het besluit van 17 januari 2024 is ongegrond. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat sprake is van misbruik van recht en heeft het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk verklaard.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep voor zover het gericht is tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep voor zover het gericht is tegen het besluit van 17 januari 2024 ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N. Boonstra, voorzitter, en mr. D. Haan en
mr. S.E.C. Debets, leden, in aanwezigheid van mr. M. Damen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 december 2024.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikelen 3, 7 en 8 van de STAP-regeling.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 27 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:4256.
6.Vergelijk bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling van 16 december 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3830 en de Centrale Raad van Beroep van 12 april 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:880.
7.ROT 23/6652, 23/6653, 23/6654, 23/6656 en 24/7464.