ECLI:NL:RBROT:2024:12339

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 december 2024
Publicatiedatum
10 december 2024
Zaaknummer
ROT 23/6652 en ROT 23/6653
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van misbruik van recht bij aanvragen voor STAP-budget

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 11 december 2024, worden de beroepen van eiser tegen het niet tijdig beslissen op zijn bezwaren tegen het afwijzen van dwangsommen behandeld. Eiser had tientallen aanvragen voor een STAP-budget ingediend, maar de rechtbank oordeelt dat er sprake is van misbruik van recht. De rechtbank stelt vast dat de gemachtigde van eiser, A.G.P. Heijstek, een patroon vertoont van het indienen van procedures met als doel geld te verdienen, zonder dat het daadwerkelijk om de inhoud van de besluitvorming gaat. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken waarin is geoordeeld dat de gemachtigde misbruik heeft gemaakt van de bevoegdheid om een rechtsmiddel in te dienen. De rechtbank concludeert dat er geen aanknopingspunten zijn voor het tegendeel en verklaart de beroepen niet-ontvankelijk. Dit betekent dat de rechtbank niet toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van de beroepen. De uitspraak benadrukt het belang van het voorkomen van misbruik van recht in bestuursprocedures, vooral in het kader van de STAP-regeling, die bedoeld is om werkenden en werkzoekenden te ondersteunen in hun scholing en ontwikkeling.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: ROT 23/6652 en ROT 23/6653

uitspraak van de meervoudige kamer van 11 december 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser,

(gemachtigde: A.G.P. Heijstek),
en
de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze UWV STAP,verweerder, (gemachtigden: mr. R. Spanjer en mr. E. Huls).

Procesverloop

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiser tegen het niet tijdig beslissen op zijn bezwaren tegen het afwijzen van dwangsommen vanwege het niet tijdig nemen van besluiten.
1.2.
Met de besluiten van 17 mei 2023 (23/6652) en 30 mei 2023 (23/6653) heeft verweerder eisers verzoeken om een dwangsom vanwege het niet tijdig beslissen afgewezen. Eiser is hiertegen in bezwaar gegaan.
1.3.
Eiser heeft bij de rechtbank beroepen tegen het niet tijdig beslissen op zijn bezwaren ingesteld.
1.4.
Verweerder heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft de beroepen op 14 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigden van partijen.

Beoordeling door de rechtbank

2.1.
De Subsidieregeling STAP-budget (STAP-regeling) voorziet in de mogelijkheid voor werkenden en werkzoekenden, die een band hebben met de Nederlandse arbeidsmarkt, één keer per jaar een budget van € 1.000,– aan te vragen voor scholing en ontwikkeling om hun positie op de arbeidsmarkt te verbeteren. Deze subsidie kan worden gebruikt voor een training, cursus of opleiding bij een opleider die in een scholingsregister is vermeld. De aanvraag om subsidie vindt plaats via een elektronisch formulier. [1]
2.2.
Eiser heeft op 3 maart 2023 (24/6652) op grond van de STAP-regeling 130 aanvragen bij verweerder ingediend. Op 23 maart 2023 (23/6653) heeft eiser nog eens 25 van deze aanvragen bij verweerder ingediend.
2.3.
Eiser heeft verweerder in gebreke gesteld vanwege het uitblijven van beslissingen op zijn aanvragen.
2.4.
Met de besluiten van 17 mei (23/6652) en 30 mei 2023 (23/6653) heeft verweerder beslist geen bestuurlijke dwangsommen aan eiser toe te kennen.
2.5.
Eiser heeft op 22 juni (23/6652) en 7 juli 2023 (23/6653) bezwaar ingediend tegen voornoemde besluiten. Op 10 augustus (23/6652) en 24 augustus 2023 (23/6653) heeft eiser verweerder in gebreke gesteld vanwege het uitblijven van de beslissingen op de bezwaren.
Misbruik van recht
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser niet-ontvankelijk is in zijn beroepen vanwege misbruik van recht. De rechtbank beoordeelt dan ook eerst of er sprake is van misbruik van recht.
4.1.
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) [2] kan op grond van artikel 3:13 in samenhang met artikel 3:15 van het Burgerlijk Wetboek (BW) de bevoegdheid om bij de bestuursrechter beroep in te stellen niet worden ingeroepen voor zover deze bevoegdheid wordt misbruikt. Deze artikelen verzetten zich tegen inhoudelijke behandeling van een bij de bestuursrechter ingesteld beroep dat misbruik van recht behelst en bieden een wettelijke grondslag voor niet-ontvankelijkverklaring van een zodanig beroep. Daartoe zijn zwaarwichtige gronden vereist, die onder meer aanwezig zijn als rechten of bevoegdheden zodanig evident zijn aangewend zonder redelijk doel of voor een ander doel dan waartoe zij zijn gegeven, dat het aanwenden van die rechten of bevoegdheden blijk geeft van kwade trouw.
4.2.
De rechtbank heeft onder meer met de uitspraken van 19 juni 2024 [3] en 8 november 2024 [4] geoordeeld dat de gemachtigde van eiser misbruik heeft gemaakt van de bevoegdheid een rechtsmiddel in te dienen. In die uitspraken heeft de rechtbank onder meer overwogen dat eisers gemachtigde veel procedures voert enkel gericht op het verkrijgen van een dwangsom en dat in veel zaken van deze gemachtigde sprake lijkt van een patroon dat erop is gericht om geld te verdienen met het voeren van procedures, zonder dat het eisers gemachtigde per se te doen is om de inhoud van de besluitvorming.
4.3.
De rechtbank komt vandaag ook in andere zaken die over de STAP-regeling gaan tot het oordeel dat de gemachtigde van eiser misbruik van recht maakt. [5]
4.4.
Per zaak moet worden beoordeeld of misbruik van recht is gemaakt. Eerdere procedures en de handelwijze van betrokkenen mogen worden betrokken bij het oordeel of in een specifieke zaak misbruik van recht is gemaakt. Indien de rechter eenmaal heeft geoordeeld dat een betrokkene misbruik maakt van recht kan in volgende procedures van die betrokkene worden aangenomen dat wederom sprake is van misbruik, tenzij er aanknopingspunten zijn voor het tegendeel. [6]
5. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser desgevraagd geen inzicht gegeven in wat voor werk eiser doet en welke opleiding eiser zou willen volgen om zijn positie op de arbeidsmarkt te verbeteren met een budget op grond van de STAP-regeling. Ook verder blijkt uit niets dat eiser zich voor een of meerdere opleidingen waarvoor hij STAP-budget heeft aangevraagd bij een opleider heeft aangemeld of dat hij deze opleiding(en) heeft gevolgd en betaald. De gemachtigde van eiser heeft hiermee niet aannemelijk kunnen maken dat zijn handelwijze er niet op gericht is geld te verdienen met het voeren van procedures zonder dat het hem en eiser te doen is om de inhoud van de besluitvorming. De rechtbank acht daarbij ook van belang dat alle 155 aanvragen van eiser inhoudelijk vrijwel gelijkluidend en alle verregaand incompleet waren en eisers gemachtigde doelbewust het werkproces van verweerder frustreert door de aanvragen van eiser naar antwoordnummers te sturen die daarvoor niet aangewezen zijn.
De handelwijze van de gemachtigde moet aan eiser worden toegerekend, aangezien gemachtigde de betrokken handelingen namens eiser heeft verricht en eiser hem daartoe heeft gemachtigd.
6. Gelet op het voorgaande zijn er naar het oordeel van de rechtbank geen aanknopingspunten voor het tegendeel dat er sprake is van misbruik van recht. Ook in andere uitspraken van vandaag is de rechtbank tot dit oordeel gekomen. [7]

Conclusie en gevolgen

7. De beroepen zijn niet-ontvankelijk. De rechtbank komt daarom niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de beroepen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N. Boonstra, voorzitter, en mr. D. Haan en
mr. S.E.C. Debets, leden, in aanwezigheid van mr. M. Damen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 december 2024.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikelen 3, 7 en 8 van de STAP-regeling.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 27 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:4256.
6.Vergelijk bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling van 16 december 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3830 en de Centrale Raad van Beroep van 12 april 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:880.
7.ROT 23/6654, 23/6656, 24/7464 en 24/7989.