In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen een boete die haar is opgelegd voor een overtreding van de Wet dieren. De boete van € 5.000,- werd opgelegd door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voor de export van verwerkte dierlijke eiwitten (VDE) die afkomstig waren van herkauwers naar Bangladesh. Eiseres betwistte de overtreding en voerde aan dat de zendingen als voeder voor gezelschapsdieren konden worden aangemerkt, maar de rechtbank oordeelde dat de uitzondering op het exportverbod niet van toepassing was omdat het verwerkingsbedrijf niet erkend was voor de vervaardiging van voeder voor gezelschapsdieren. De rechtbank concludeerde dat de boete terecht was opgelegd, maar matigde het bedrag naar € 3.250,- vanwege overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank oordeelde dat er geen strijd was met de beginselen van ne bis in idem en una via, omdat het Openbaar Ministerie had bevestigd dat eiseres voor deze zendingen niet strafrechtelijk zou worden vervolgd. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige bewijsvoering en de toepassing van de juiste regelgeving bij de export van dierlijke eiwitten.