ECLI:NL:RBROT:2023:5913

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 juli 2023
Publicatiedatum
10 juli 2023
Zaaknummer
ROT 22/1883
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een boete voor vangletsel bij kuikens onder de Wet dieren

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 6 juli 2023, wordt het beroep van eiseres tegen een boete van € 1.500,- voor overtredingen van de Wet dieren beoordeeld. Eiseres, een pluimveehouder, had een boete ontvangen van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, na een inspectie door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) op 29 januari 2021. De inspecteur constateerde tijdens de controle dat er bij de kuikens ernstige letsels waren, wat leidde tot de conclusie dat de interventiegrens van 2% was overschreden. Eiseres betwistte de bevindingen van de toezichthouder en stelde dat het letsel ook op het slachthuis had kunnen ontstaan.

De rechtbank oordeelt dat de minister terecht de boete heeft opgelegd. De rechtbank stelt vast dat de toezichthouder deskundig was en dat het rapport van bevindingen voldoende onderbouwing biedt voor de vaststelling van de overtredingen. De rechtbank wijst erop dat de bewijslast bij de minister ligt, maar dat de bevindingen van de NVWA niet lichtvaardig terzijde kunnen worden geschoven. Eiseres heeft geen overtuigende argumenten aangedragen die de juistheid van het rapport in twijfel trekken.

De rechtbank concludeert dat de opgelegde boete van € 1.500,- evenredig is, gezien de ernst van de overtredingen en het welzijn van de kuikens. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van dierenwelzijn en de verantwoordelijkheid van houders van dieren om de wetgeving na te leven.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/1883

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 juli 2023 in de zaak tussen

[eiseres], te [plaats], eiseres,

(gemachtigde: mr. F.Th.M. Peters),
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,

(gemachtigde: mr. A.F. Kabiri).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de boete van € 1.500,- voor een overtreding van de Wet dieren. Met het besluit van 29 april 2021 heeft verweerder eiseres de boete opgelegd.
1.1.
Met het bestreden besluit van 9 maart 2022 op het bezwaar van eiseres heeft verweerder de boete gehandhaafd.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 30 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2. Verweerder heeft zijn besluit gebaseerd op het rapport van bevindingen dat op 18 februari 2021 is opgemaakt door een toezichthouder van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). De toezichthouder schrijft in het rapport onder meer het volgende.

Datum en tijdstip van de bevinding: 29-01-2021, omstreeks 11:37 uur.
Ik zag tijdens mijn inspectie op het pluimveeslachthuis bij de postmortem keuring dat er veel karkassen van koppels kuikens ernstig tot zeer ernstig (vleugel)letsel vertoonden. Ik heb daarom besloten letseltellingen uit te voeren.
Tijdens mijn inspectie bevond ik mij in de afdeling panklaar na de eerste overhanger van lijn 2, voor het uitvoeren van vangletselcontroles van koppels 4 en 5 afkomstig van pluimveehouderij [eiseres] uit [plaats] (registratienummer:[nummer]). Het betrof hier de koppels kuikens uit stallen 2 en 4. De identiteit van deze koppels heb ik geverifieerd door de actuele slachtinformatie te vergelijken met de aanvoerplanning en de VKI's van deze slachtdag. Daarnaast heb ik dit nagevraagd bij de exploitant en deze bevestigde mij dat deze koppels afkomstig waren van [eiseres]
Tijdens de letseltellingen, uitgevoerd volgens de werkinstructie bijlage 7 van de KPL-WLZ-WV01 van de NVWA, zag ik dat er veel bloedingen aanwezig waren op de karkassen. Deze waren voornamelijk donkerrood tot paarsrood van kleur. De door mij getelde bloedingen waren groter dan 3 cm. Ik stelde vast dat de meeste bloedingen ter hoogte van de vleugels en borststreek zaten.
Ik heb van stal 2 en van stal 4 ieder twee tellingen uitgevoerd. Beide controles duurden twee minuten. De bandsnelheid tijdens de controles was 7.500 kuikens per uur. Dit heb ik geverifieerd door op de teller van het bedrijf te kijken. In totaal heb ik per controle van twee minuten 250 kuikens gecontroleerd ervan uitgaande dat alle haken bezet waren.
- Koppel 4, stal 2: tellingen respectievelijk omstreeks 11:44 uur en 11:55 uur.
Tijdens de eerste controle heb ik 13 letsels geteld, tijdens de tweede controle 12. Uit deze tellingen kwamen scores van respectievelijk 5,2% en 4,8% wat een gemiddelde score geeft van 5,0%. Hieruit bleek mij dat de interventiegrens van 2% die de NVWA hanteert, overschreden was.
- Koppel 5, stal 4: tellingen respectievelijk omstreeks 12:00 uur en 12:10 uur.
Tijdens de eerste controle heb ik 12 letsels geteld, tijdens de tweede controle 8. Uit deze tellingen kwamen scores van respectievelijk 4,8% en 3,2% wat een gemiddelde score geeft van 4,0%. Hieruit bleek mij dat de interventiegrens van 2% die de NVWA hanteert, overschreden was.
Uit navraag bij de transporteur bleek dat er tijdens transport niets is gebeurd wat letsels van deze aard heeft kunnen doen ontstaan. Ook blijkt uit navraag bij de exploitant van het slachthuis en uit de bevindingen tijdens het reguliere toezicht dat dergelijke letsels niet op het slachthuis hebben kunnen ontstaan.
Naar mijn deskundige mening als dierenarts is het welzijn van de kuikens ernstig geschaad tijdens het vangen van de dieren en plaatsen in de vervoerscontainers wat aanleiding heeft gegeven tot erge pijngewaarwording en stress bij de kuikens tijdens transport en in de tijd daarna tot aan het bedwelmen.
De letsels bestonden uit grote (>3 cm) donkerrode tot paarsrode bloedingen ter hoogte van de vleugels en de borststreek. Bloedingen van deze aard zijn in de laatste 12 uur voorafgaand aan het doden van de dieren ontstaan door het vangen van de dieren.
Uit de weegbon (zie bijlage) van het bedrijf blijkt dat de vrachtwagen op 29 januari 2021 om 02:37 uur leeg gewogen is. Vervolgens is de vrachtwagen geladen en is opnieuw gewogen om 07:02 uur. Hieruit herleid ik dat de vertrektijd van de pluimveehouder omstreeks 07:02 uur heeft plaatsgevonden. De tijd van de eerste inspectie was 11:44 uur. Het letsel is dan ongeveer 4,5 uur oud.
Vanuit mijn professionele ervaring als dierenarts concludeer ik uit bovenstaande feiten dat hier sprake was van ernstig dierenletsel ten gevolge van onaanvaardbaar verwijtbaar handelen tijdens het vangen van de kuikens. De kuikens zijn handmatig gevangen door vangploeg den Ouden. Deze gegevens zijn geverifieerd door de exploitant van het slachthuis bij de pluimveehouder.
3. Op grond van het rapport van bevindingen heeft verweerder vastgesteld dat eiser twee beboetbare feiten heeft gepleegd.
3.1.
Beboetbaar feit 1: De houder op de plaats van vertrek zorgde er niet voor dat de voorschriften met betrekking tot de behandeling van dieren nageleefd werden. Door het vangen is onnodig pijn en letsel veroorzaakt bij de dieren uit stal 2.
3.2.
Beboetbaar feit 2: De houder op de plaats van vertrek zorgde er niet voor dat de voorschriften met betrekking tot de behandeling van dieren nageleefd werden. Door het vangen is onnodig pijn en letsel veroorzaakt bij de dieren uit stal 4.
3.3.
Volgens verweerder heeft eiseres met deze feiten een overtreding begaan van artikel 2.5 en artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 4.8, van de Regeling houders van dieren, en gelezen in samenhang met artikel 3, aanhef en onder e, en artikel 8, eerste lid, en Bijlage I, hoofdstuk III, paragraaf 1.8, onder d, van de Transportverordening [1] .
3.4.
Verweerder heeft eiseres daarvoor een boete opgelegd van € 1.500,-, waarbij verweerder rekening heeft gehouden met de omstandigheid dat beide feiten zodanig samenhangen dat voor de overtredingen tezamen slechts eenmaal een boete wordt opgelegd. Dit is het standaardboetebedrag dat daarvoor geldt op grond van de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt of verweerder terecht heeft vastgesteld dat eiseres het beboetbare feit heeft gepleegd en of verweerder daarvoor terecht een boete heeft gegeven. De rechtbank doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
5. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft.
6. Eiseres voert aan dat in het rapport van bevindingen wordt gesproken over donkerrood tot paarsrood terwijl de kleur donkerrood niet voorkomt in het door verweerder gehanteerde kleurenschema om de ouderdom van bloedingen te bepalen. Volgens dat schema gaan bloedingen na twee minuten over in een donkerrood-paarse kleur, dus zal de kleur donkerrood dicht bij die twee minuten liggen. Daarbij wijst eiseres ook op een verklaring van Dierenartsenpraktijk Kippendokter [2] . Het geconstateerde letsel kan dus ook zijn ontstaan op het slachthuis. Verder voert eiseres aan dat het gaat om twee koppels die tegelijkertijd op dezelfde locatie gevangen zijn; er is dus sprake van een samenhangend feitencomplex waarvoor slechts één boete mag worden opgelegd.
6.1.
In een geval als het onderhavige, waarin een boete is opgelegd, rust de bewijslast dat sprake is van een overtreding, gelet op het vermoeden van onschuld, op het bestuursorgaan dat de boete heeft opgelegd. Volgens vaste jurisprudentie van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) [3] mag een bestuursorgaan in beginsel uitgaan van het rapport van bevindingen, indien de controle is verricht en het rapport is opgemaakt door een hiertoe bevoegde toezichthouder en het rapport zelf geen grond biedt om aan de juistheid van de bevindingen te twijfelen. Een toezichthouder wordt geacht te beschikken over de benodigde expertise om het wettelijk geregelde toezicht te houden. Aan de bevindingen van een toezichthouder van de NVWA kan daarom niet lichtvaardig voorbij worden gegaan. Indien de bevindingen worden betwist, zal moeten worden onderzocht of er, gelet op de aard en inhoud van die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd.
6.2.
De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van het rapport van bevindingen. In het rapport is duidelijk beschreven wat de toezichthouder aan letsel heeft gezien: het soort letsel en de kleur en grootte van de geconstateerde bloedingen is beschreven. Ook vermeldt het rapport dat er volgens de werkinstructie K-PL-WLZ-WV01 bijlage 7 is geteld waarin staat dat alleen bloedingen worden geteld die minimaal drie centimeter groot en donkerrood tot paars van kleur zijn. Het CBb heeft meermaals geoordeeld dat er geen aanknopingspunten zijn voor het oordeel dat deze methode van het vaststellen van vangletsel aan de slachtlijn niet deugdelijk is. [4] In genoemde werkinstructie is een tabel opgenomen waarin de kleur van een bloeduitstorting is gerelateerd aan de geschatte ouderdom van bloedingen. Bij de kleur “rood” staat een geschatte ouderdom van 2 minuten en bij de kleur “donker rood-paars” staat een geschatte ouderdom van 12 uur. Het gaat hierbij om een glijdende schaal van verkleuring en het CBb heeft meermaals geoordeeld [5] dat gebruik van deze schaal de vaststelling van het tijdsverloop sinds het letsel werd veroorzaakt, op zichzelf niet onbruikbaar maakt. Daaruit kan namelijk wel worden afgeleid dat, als een bloeding donkerrood of paars is, deze niet recent is veroorzaakt. Het tijdstip waarop de kleur van een bloeding van rood zal overgaan naar donkerrood of paars is afhankelijk van de aard, ernst en plaats van het letsel, maar het CBb acht het voldoende aannemelijk dat een in het slachthuis geconstateerde bloeding van drie centimeter die niet helderrood maar donkerrood of paars is, duidt op letsel dat reeds tijdens het vangen is ontstaan. De rechtbank acht het ook voldoende aannemelijk dat het verschil in kleur tussen een verse bloeding en die van een oudere bloeding en de grootte ervan door een deskundig dierenarts goed kan worden vastgesteld.
6.3.
Weliswaar kan ook bij het transport of op het slachthuis bij de kuikens letsel (of schade) ontstaan, maar voor de rechtbank staat voldoende vast dat de bloedingen die daarbij ontstaan, niet door de toezichthouder worden geteld. In het rapport van bevindingen staat dat de toezichthouder donkerrode tot paarsrode bloedingen heeft geteld en gelet op het voorgaande is voldoende aannemelijk dat die bloedingen niet recent, op het slachthuis, zijn veroorzaakt. De rechtbank ziet, evenals het CBb [6] , in de door eiseres overgelegde verklaring van Dierenartsenpraktijk Kippendokter en de twee andere stukken die zij in beroep heeft overgelegd (AVMA Guidelines [7] en Animal Welfare Evaluation [8] ) geen reden voor een ander oordeel. De situatie beschreven in de overgelegde verklaring van de dierenartsenpraktijk is niet vergelijkbaar met die in het slachtproces. En uit de twee andere stukken volgt dat het uitslaan van de vleugels door gasverdoving met name optreedt bij vergassing met argon en in mindere mate bij vergassing met carbondioxide, wat in Nederland wordt toegepast. Voor zover er bij de CO₂-verdoving wel letsel ontstaat, heeft verweerder bovendien voldoende toegelicht dat dit niet door de toezichthouder wordt meegeteld, omdat deze letsels onvoldoende tijd hebben om zich te ontwikkelen tot een meer dan drie centimeter grote, donkerrode bloeding, aangezien kort daarna de aanvoerende vaten met het dodermes worden doorgesneden.
6.4.
De rechtbank concludeert dat verweerder terecht heeft vastgesteld dat bij kuikens van eiseres sprake was van vangletsel. Op grond van artikel 8.7 van de Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 8.6 van de Wet dieren en artikel 4.8 van de Regeling houders van dieren, was verweerder bevoegd eiseres voor deze overtreding een boete op te leggen.
6.5.
Ten aanzien van de hoogte van de boetes overweegt de rechtbank dat de wetgever al een afweging heeft gemaakt welke boete bij deze overtreding past. Uit de Bijlage bij de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 2.2 van het Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren, volgt dat voor deze overtreding in beginsel een boete van € 1.500,- wordt opgelegd. De rechtbank acht dit bedrag niet onredelijk. Het met de Transportverordening gediende doel - het waarborgen van dierenwelzijn - staat voorop. Zoals het CBb heeft overwogen in onder meer ECLI:NL:CBB:2023:54, vormt voor bij wettelijk voorschrift vastgestelde boetebedragen de bepaling van artikel 5:46, derde lid, van de Awb het kader waarin de evenredigheidstoets wordt voltrokken en wordt binnen dat kader beoordeeld of de voorgeschreven boete in het concrete geval evenredig is aan met name de aard en ernst van de geconstateerde overtreding, de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten en, zo nodig, de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan. In dat kader acht de rechtbank van belang (evenals het CBb in laatstgenoemde uitspraak) dat op grond van de Transportverordening aan geen enkel kuiken door het vangen letsel mag worden toegebracht. In dit geval is een vangletselpercentages van 4% vastgesteld; dat is niet gering en bovendien een aanzienlijke overschrijding van de handhavingsnorm van 2% die verweerder hanteert. Bij het (laten) vangen door eiseres is een groot aantal kuikens letsel, pijn en lijden berokkend. Terecht merkt verweerder dit aan als een ernstige overtreding. Anders dan eiseres stelt, heeft verweerder wel degelijk rekening gehouden met de samenhang tussen beboetbaar feit 1 en beboetbaar feit 2 en is volstaan met het opleggen van één boete voor beide feiten. Verder heeft eiseres geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die grond zijn voor matiging van de boete. Gelet op de aard en ernst van de overtreding acht de rechtbank de opgelegde boete van € 1.500,- evenredig.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is dus ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Veling, rechter, in aanwezigheid van mr. A.L. van der Duijn Schouten, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 juli 2023.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een hogerberoepschrift sturen naar het College van Beroep voor het bedrijfsleven waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kunnen zij de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kunnen zij de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG
2.Van drs. ing. S. Tj. Westendorp (onderschreven door prof. dr. E. Gruys) van 10 november 2021
3.Onder meer herhaal in ECLI:NL:CBB:2022:168
6.Zie ECLI:NL:CBB:2022:169 (r.o. 6.5)
7.AVMA Guidelines fort he Euthanasia of Animals: 2013 Edition
8.Animal Welfare Evaluation of Gas stunning (Controlled Atmosphere Stunning) of Chickens and other Poultry, januari 2013