In het rapport van bevindingen van 29 januari 2021 (ROT 21/6048) schrijft de toezichthouder over zijn bevindingen op 28 januari 2021 onder meer het volgende:
“
Tijdens mijn inspectie bevond ik mij omstreeks 16.40 uur in de panklaarafdeling van [slachterij] Ik bevond mij bij de eerste overhanger en zag de kuikens afkomstig uit stal 4 van pluimveehouder [eiseres] . Bij controle van de slachtlijst betreffende de koppelwisseltijden, bleek dat de kuikens die op dat moment werden geslacht, daadwerkelijk van dit koppel afkomstig waren. Ik zag veel karkassen met letsel, waarop ik besloot om een vangletselcontrole uit te voeren. Ik heb de letseltellingen uitgevoerd volgens de instructie van de NVWA; Bijlage 7 bij K-PLWLZ-WV01.
Ik zag omstreeks 16.40 uur, tijdens mijn eerste vangletselcontrole van 2 minuten bij bovengenoemd koppel, 18 karkassen met donkerrode tot paarse bloedingen van groter dan 3 cm aan de vleugels. Bij een bandsnelheid van 10.000 kuikens per uur zag ik 333 kuikenkarkassen voorbij komen, ervanuit gaande dat alle haken bezet waren. Hier was dus sprake van 5.41 % vangletsel. De bandsnelheid heb ik geverifieerd door op de teller van de bandsnelheid te kijken.
Ik zag omstreeks 17.55 uur, tijdens mijn tweede vangletselcontrole van 2 minuten bij bovengenoemd koppel, 10 karkassen met donkerrode tot paarse bloedingen van groter dan 3 cm aan de vleugels. Bij een bandsnelheid van 10.000 kuikens per uur zag ik 333 kuikenkarkassen voorbij komen, ervanuit gaande dat alle haken bezet waren. Hier was dus sprake van 3.00% vangletsel. De bandsnelheid heb ik geverifieerd door op de teller van de bandsnelheid te kijken.
In totaal heb ik van bovengenoemd koppel 2 tellingscontroles naar vangletsel uitgevoerd volgens de instructie van de NVWA; Bijlage 7 bij K-PL-WLZ-WV01.
Uit deze 2 tellingen kwam een gemiddelde score van 4.20% vangletsel. Hieruit bleek mij dat de interventiegrens van 2% die de NVWA hanteert, overschreden was.
Naar mijn deskundige mening als dierenarts is het welzijn van de kuikens ernstig geschaad tijdens het vangen van de dieren en plaatsen in de vervoerscontainers wat aanleiding heeft gegeven tot erge pijngewaarwording en stress bij de kuikens tijdens transport en in de tijd daarna tot aan het bedwelmen.
Uit navraag bij de transporteur bleek dat er tijdens transport niets is gebeurd wat letsels van deze aard heeft kunnen doen ontstaan.
Ook blijkt uit navraag bij de exploitant van het slachthuis en uit de bevindingen tijdens het reguliere toezicht dat dergelijke letsels niet op het slachthuis hebben kunnen ontstaan.
De letsels bestonden uit ernstige tot zeer ernstige donkerrode tot paarse bloedingen, groter dan 3 cm, voornamelijk aan de vleugels. Bloedingen van deze aard zijn in de laatste 12 uur voorafgaand aan het doden van de dieren ontstaan door het vangen van de dieren.
• Ik zag op de laadbon van de eerste auto vermeld staan dat de vertrektijd van de eerste auto vanaf de veehouderij 09.30 uur was.
• Tijd van mijn eerste inspectie was omstreeks 16.40 uur;
Volgens de laadbon was het laden van de kuikens om 08.30 uur begonnen. Het letsel is dan ongeveer tussen de 8 en 10 uur oud (zie bijlage laadbon).
Vanuit mijn professionele ervaring als dierenarts concludeer ik uit bovenstaande feiten dat hier sprake is van ernstig dierenletsel ten gevolge van onaanvaardbaar verwijtbaar handelen tijdens het vangen van de kuikens.
De houder van het pluimvee op de plaats van vertrek zorgde er niet voor dat de voorschriften met betrekking tot het behandelen van de dieren tijdens het vangen nageleefd werden, waardoor onnodige pijn en ernstig lijden bij de dieren is veroorzaakt.”
3. Op grond van de rapporten van bevindingen heeft verweerder vastgesteld dat eiseres het volgende beboetbare feit heeft gepleegd:
“De houder op de plaats van vertrek zorgde er niet voor dat de voorschriften met betrekking tot de behandeling van dieren nageleefd werden. Door het vangen is onnodig pijn en letsel veroorzaakt bij de dieren.”
Volgens verweerder heeft eiseres daarmee een overtreding begaan van artikel 2.5 en artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 4.8, van de Regeling houders van dieren, en gelezen in samenhang met artikel 3, aanhef en onder e, artikel 8, eerste lid, en Bijlage I, hoofdstuk III, paragraaf 1.8, onder d, van de Transportverordening.
Verweerder heeft eiseres daarvoor twee boetes opgelegd van € 4.500,-. Dit is een verhoging van het standaardboetebedrag omdat volgens verweerder sprake is van recidive.