In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Rotterdam het beroep van eiser, een veehouder, tegen een boete van € 1.500,- die hem was opgelegd voor het laten vervoeren van een rund dat niet geschikt was voor transport. De boete was opgelegd door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, na een rapport van bevindingen van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) waarin werd gesteld dat het rund zwak en mager was en niet in staat om te worden vervoerd. Eiser betwistte deze bevindingen en voerde aan dat het rund in goede conditie was en dat de problemen pas na het transport waren ontstaan.
De rechtbank heeft de zaak op 9 februari 2023 behandeld en concludeert dat er onvoldoende bewijs is dat het rund al voor het transport niet geschikt was. De rechtbank oordeelt dat de toezichthouder niet voldoende heeft gemotiveerd dat het rund al in een ongeschikte toestand verkeerde voorafgaand aan het transport. Hierdoor bestaat er twijfel over de vaststelling van de overtreding door verweerder. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en herroept het primaire besluit, waardoor de boete vervalt. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser recht heeft op een schadevergoeding van € 1.000,- wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.
De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de NVWA de wettelijke termijnen heeft overschreden, maar dat dit geen gevolgen heeft voor de uitkomst van de zaak, aangezien de boete al is vervallen. Eiser krijgt ook een vergoeding voor zijn proceskosten, die in totaal op € 300,36 worden vastgesteld. De uitspraak is gedaan door rechter S.M. Dielemans-Goossens op 17 maart 2023.