ECLI:NL:RBROT:2023:12817

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 november 2023
Publicatiedatum
12 februari 2024
Zaaknummer
9922531 EL 22-61
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Effectenleasezaak met Dexia Nederland B.V. en eiser over onrechtmatig handelen en schadevergoeding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, heeft de kantonrechter op 30 november 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een eiser en Dexia Nederland B.V. De eiser, vertegenwoordigd door mr. G. van Dijk van Leaseproces, heeft Dexia aangeklaagd wegens onrechtmatig handelen met betrekking tot effectenleaseovereenkomsten die hij in 1997 en 1999 heeft afgesloten. De eiser vorderde onder andere schadevergoeding en een verklaring voor recht dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld. Dexia, vertegenwoordigd door USG Legal Professionals, voerde verweer en stelde tegenvorderingen in. De rechtbank oordeelde dat Dexia haar zorgplicht heeft geschonden en onrechtmatig heeft gehandeld door de eiser als cliënt te accepteren, terwijl de tussenpersoon geen vergunning had voor het geven van beleggingsadvies. De rechtbank verklaarde dat de eiser schade heeft geleden en dat Dexia gehouden is deze schade te vergoeden. De vorderingen van Dexia in reconventie werden afgewezen. De proceskosten werden toegewezen aan de eiser, die in het gelijk werd gesteld.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Zittingsplaats Rotterdam
Zaaknummer: 9922531 EL 22-61
vonnis van de kantonrechter van 30 november 2023
in de zaak van
[eiser] ,
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie en in het incident,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. G. van Dijk, Leaseproces,
tegen
de besloten vennootschap DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij in conventie en in het incident,
eisende partij in reconventie,
gemachtigde: USG Legal Professionals.
Partijen worden hierna [eiser] en Dexia genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 25 mei 2022;
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie;
  • de incidentele conclusie inzake vordering tot inzage ex artikel 843a Rv, tevens houdende de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie;
  • de conclusie van antwoord in het incident, tevens houdende de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie.
1.2.
Ten slotte is partijen meegedeeld dat vonnis wordt gewezen.

2.2. De feiten

2.1.
[eiser] heeft de volgende leaseovereenkomsten ondertekend waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij (de rechtsvoorgangster van) Dexia:
Nr.
Contractnr.
Datum
Naam overeenkomst
I.
[nummer 1]
25-11-1997
Maximaal Rendement Effect
II.
[nummer 2]
22-11-1999
Allround Sparen
2.2.
Dexia heeft met betrekking tot de overeenkomsten eindafrekeningen opgesteld met het volgende resultaat:
Nr.
Datum eindafrekening
Resultaat
Betaald
I.
06-02-2004
- € 1.871,11
Ja.
II.
02-12-2004
- € 2.887,45
Ja.
2.3.
Volgens opgave van Dexia heeft [eiser] verder op grond van de overeenkomsten – al dan niet bij wijze van vooruitbetaling – in totaal een bedrag van € 13.946,27 aan maandtermijnen aan Dexia betaald. Volgens de gewijzigde opgave heeft [eiser] € 2.808,35 aan dividenden ontvangen en € 1.964,78 aan fiscaal voordeel genoten. Op 18 januari 2012 heeft Dexia aan [eiser] een bedrag uitgekeerd van € 4.385,36, volgens Dexia tweederde deel van de restschuld inclusief reeds verschenen rente.
2.4.
De gemachtigde van [eiser] , Leaseproces, heeft bij brief van 13 januari 2006 de nietigheid, vernietiging, dan wel ontbinding van de overeenkomsten ingeroepen op grond van misbruik van omstandigheden, wanprestatie, dwaling, onrechtmatige daad en/of misleidende reclame. Tevens wordt het recht voorbehouden daartoe ook andere gronden nog aan te voeren.

3.De vordering en het verweer in conventie, in reconventie en in het incident

3.1.
[eiser] vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- in het incident:
 Dexia ex artikel 843a Rv zal veroordelen om [eiser] een afschrift te verstrekken van de aanvraagformulieren,
- in de hoofdzaak:
 voor recht zal verklaren dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser] en/of toerekenbaar is tekort geschoten,
 voor recht zal verklaren dat [eiser] schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatige handelen van Dexia en dat Dexia gehouden is om deze schade aan [eiser] te vergoeden,
 Dexia zal veroordelen tot voldoening aan [eiser] van al datgene dat [eiser] aan Dexia heeft betaald onder de overeenkomsten, vermeerderd met de wettelijke rente daarover,
 Dexia zal veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van [eiser] , met rente,
 Dexia zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten, met rente.
3.2.
Dexia voert verweer tegen de vorderingen. Het verweer mondt uit in een tegenvordering, waarbij Dexia vordert, dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad voor zover de wet zulks toelaat:
 voor recht zal verklaren dat Dexia met betrekking tot de tussen haar en [eiser] gesloten overeenkomsten van effectenlease met nummers [nummer 1] en [nummer 2] aan al haar verplichtingen heeft voldaan en derhalve niets meer aan [eiser] verschuldigd is,
 [eiser] zal veroordelen in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen en verweren van partijen zal voor zover nodig hierna nader worden ingegaan.
4. Beoordeling van de vorderingen in conventie, in reconventie en in het incident
algemeen4.1. Het gaat in deze zaak om een financieel product dat tussen 1990 en 2003 in Nederland ongeveer één miljoen keer is verkocht, namelijk een effectenleaseovereenkomst. Kenmerk van dit product is, dat de afnemer van het product met geleend geld belegt. Na het instorten van de aandelenmarkt zijn vele afnemers geconfronteerd met restschulden en andere verliezen. In de afgelopen 15 à 20 jaar zijn in Nederland hierover duizenden procedures gevoerd, waarbij Dexia vaak één van de procespartijen was. Door belangenbehartigers van afnemers en vertegenwoordigers van aanbieders van deze producten is, in het kader van de WCAM, een regeling getroffen, die bij beschikking van het Gerechtshof Amsterdam van 25 januari 2007 algemeen verbindend is verklaard. Enkele tienduizenden afnemers hebben deze regeling niet geaccepteerd en tijdig een opt-out-verklaring ingediend, onder wie [eiser] .
4.2.
De procedures hebben geleid tot veel jurisprudentie, waaronder verschillende richtinggevende arresten van de Hoge Raad. Deze jurisprudentie is bij de gemachtigden van partijen bekend. [1] Deze jurisprudentie wordt bij de beoordeling van de vorderingen als leidraad genomen. Door partijen zijn geen (althans onvoldoende) bijzondere omstandigheden gesteld die in deze zaak een afwijking daarvan rechtvaardigen.
4.3.
Toepassing van deze jurisprudentie leidt in het onderhavige geval tot de volgende conclusies:
er is sprake van huurkoop;
er is geen sprake van dwaling, misleidende reclame en/of misbruik van omstandigheden; evenmin is er sprake van (ver)nietig(baar)heid krachtens de Wck;
Dexia heeft haar bijzondere zorgplichten geschonden, in elk geval de waarschuwingsplicht, en daardoor onrechtmatig gehandeld;
[eiser] heeft schade geleden, bestaande uit betaalde termijnen en restschuld;
er is voldoende causaal verband aanwezig tussen de hiervoor bedoelde schade en de onrechtmatige daad van Dexia.
verjaring
4.4.
Dexia stelt dat een eventuele vordering van [eiser] inmiddels is verjaard. Dit verweer wordt niet gevolgd. In de jurisprudentie zijn bestendige oordelen te vinden voor wat betreft de stellingen en verweren van partijen die zien op de verjaring. [2] Voor zover in deze zaak geen andere, afwijkende standpunten zijn ingenomen door één van de partijen, wordt op de aan (de gemachtigden van) partijen bekende overwegingen, ook in deze zaak geoordeeld dat er geen reden is om aan te nemen dat de verweren omtrent de verjaring doel treffen.
tussenpersoon4.5. [eiser] heeft de overeenkomsten met Dexia afgesloten via de tussenpersoon Spaar Select. Tussen partijen is niet in geschil dat de tussenpersoon niet beschikte over de voor beleggingsadvieswerkzaamheden noodzakelijke vergunning. In de prejudiciële beslissing van 10 juni 2022 [3] heeft de Hoge Raad uitgelegd in welke gevallen Dexia heeft gecontracteerd in strijd met het verbod van artikel 41 NR 1999 (dan wel met het daarmee materieel overeenkomende artikel 25 NR 1995). Daarvan is volgens de Hoge Raad sprake als de afnemer een effectenleaseovereenkomst is aangegaan nadat de daarbij optredende tussenpersoon (zonder te beschikken over de daarvoor benodigde vergunning), tevens – naar Dexia wist of behoorde te weten – als financieel adviseur is opgetreden door advies te geven. Dexia stelt dat het gegeven beleggingsadvies naar het destijds geldende Europese recht niet vergunningplichtig was. In het vonnis van de rechtbank Overijssel van 22 juni 2021 (ECLI:NL:RBOVE:2021:2548), dat heeft geleid tot de hiervoor genoemde prejudiciële beslissing van de Hoge Raad van 10 juni 2022, heeft de rechtbank toegelicht, onder verwijzing naar een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 15 oktober 2019 (ECLI:NL:GHARL:2019:8462), dat en waarom geen sprake is van strijd met het toepasselijke Europese recht. Er is geen reden om thans anders te oordelen. De Hoge Raad heeft, zoals (de gemachtigden van) partijen bekend is, bepaald dat het moet gaan om een gepersonaliseerde aanbeveling, waarbij een aantal omstandigheden zijn genoemd, die bij de beoordeling daarvan van belang kunnen zijn. Ook indien niet wordt vastgesteld dat die omstandigheden zich voordoen, bestaat de mogelijkheid dat de tussenpersoon toch een gepersonaliseerde aanbeveling heeft gedaan als door de Hoge Raad bedoeld, namelijk een aanbeveling die is voorgesteld als geschikt voor de betrokken afnemer ook als dat onder omstandigheden als een ‘verkooppraatje’ kan worden gekarakteriseerd.
4.6.
De stelplicht en bewijslast dat de tussenpersoon [eiser] heeft geadviseerd en dat Dexia wetenschap had of behoorde te hebben van het feit dat de tussenpersoon [eiser] , anders dan in algemene zin, een persoonlijk en specifiek op dit product toegesneden advies heeft verstrekt, rusten op [eiser] als de partij die zich op de rechtsgevolgen van het onrechtmatig handelen van Dexia beroept. De door [eiser] gestelde feiten en omstandigheden dienen voldoende concreet te zijn en zo mogelijk voorzien van onderbouwing. Voor zover Dexia de gestelde feiten en omstandigheden betwist, dient die betwisting eveneens voldoende gemotiveerd te zijn.
Bij de beoordeling of de stellingen voldoende concreet en onderbouwd zijn en of het verweer voldoende gemotiveerd is weegt mee dat beide partijen al zeer lange tijd – in elk geval sinds de opt-out door [eiser] in 2007 – weten dat over de totstandkoming van de overeenkomsten en de afwikkeling daarvan een gerechtelijke procedure gevoerd zal (kunnen) worden, zodat van hen verlangd mag worden de voor hun procespositie relevante informatie en stukken te hebben verzameld en bewaard.
4.7.
[eiser] stelt over de feitelijke gang van zaken het volgende:
In 1997 heeft [eiser] naar aanleiding van een advertentie contact opgenomen met Spaar Select. Een adviseur van Spaar Select stelde voor om de financiële situatie van [eiser] te bespreken tijdens een financieel adviesgesprek. Er heeft vervolgens een adviesgesprek met de adviseur plaatsgevonden thuis bij [eiser] . De echtgenote van [eiser] was ook hierbij aanwezig. Tijdens het adviesgesprek heeft de adviseur geïnformeerd naar de financiële situatie en de financiële wensen van [eiser] . Daarbij kwamen de inkomenspositie, spaargeld en gezinssituatie ter sprake. Er is met de adviseur gesproken over de wens van [eiser] om vermogen op te bouwen voor de studie van zijn zoons. De adviseur gaf aan dat dit mogelijk was en adviseerde [eiser] om een Maximaal Rendement Effect overeenkomst van Bank Labouchere af te sluiten. De adviseur adviseerde [eiser] vervolgens om een gedeelte van zijn spaargeld, een bedrag van ongeveer NLG 14.000,-, in te leggen in de Maximaal Rendement Effect overeenkomst. De adviseur zette zijn advies kracht bij door middel van een map met geplastificeerde rekenvoorbeelden. Met de rekenvoorbeelden liet de adviseur zien dat [eiser] aanzienlijk vermogen zou opbouwen. De adviseur heeft de map met rekenvoorbeelden weer meegenomen, dus [eiser] kan de rekenvoorbeelden niet overleggen. Met de voorgespiegelde rendementen kon de doelstelling van [eiser] om vermogen op te bouwen voor de studie van zijn zoons gegarandeerd worden behaald. De adviseur heeft de rendementen zeer rooskleurig aan [eiser] voorgeschoteld. Er is geenszins rekening gehouden met minder hoge of zelfs negatieve rendementen, en over
tegenvallende resultaten is in het geheel niet gesproken. De adviseur verzekerde [eiser] en
zijn echtgenote dat er geen risico's aan de overeenkomst verbonden waren. De adviseur heeft
er niet op gewezen dat met de inleg de rentelasten voor een lening (de effectenleaseovereenkomst) werden betaald en dat bij tegenvallende koersontwikkelingen, de inleg geheel verloren kon gaan en er bovendien een schuld kon ontstaan uit hoofde van de
effectenleaseovereenkomst. Als [eiser] had geweten van deze risico's, had hij deze overeenkomst niet afgesloten. [eiser] vertrouwde volledig op de deskundigheid van de adviseur en heeft het advies opgevolgd. De adviseur heeft het aanvraagformulier ingevuld en tijdens het adviesgesprek door [eiser] laten ondertekenen. De adviseur heeft het aanvraagformulier meegenomen en naar Bank Labouchere toegezonden. De adviseur heeft de overeenkomst per post naar [eiser] toegezonden. [eiser] heeft de overeenkomst ondertekend en naar de adviseur geretourneerd. De adviseur heeft de overeenkomst naar Bank Labouchere toegezonden. [eiser] heeft een Maximaal Rendement Effect overeenkomst afgesloten met een vooruitbetaling van NLG 14.503,20.
In 1999 heeft een adviseur van Spaar Select, te weten [naam 1] (hierna: [naam 1] ), contact opgezocht met [eiser] . [naam 1] stelde
voor om een adviesgesprek in te plannen om de financiële situatie door te nemen van [eiser] . [eiser] heeft hiermee ingestemd en er heeft een adviesgesprek plaatsgevonden bij
[eiser] thuis. Tijdens het gesprek heeft [naam 1] zijn visitekaartje overhandigd. Tijdens het gesprek heeft [naam 1] geïnformeerd naar de financiële situatie en
financiële wensen van [eiser] . Zo werd wederom gesproken over het spaargeld van Van
Wijk. [eiser] had in de tussentijd weer een bedrag gespaard. [eiser] gaf aan dat hij nog steeds de wens had om vermogen op te bouwen van de studie van zijn vier zoons. [naam 1] gaf aan dat dit mogelijk was en adviseerde [eiser] om een Allround Sparen overeenkomst van Bank Labouchere af te sluiten. [naam 1] adviseerde vervolgens om weer een gedeelte van zijn spaargeld in te leggen in de Allround Sparen overeenkomst, namelijk een bedrag van NLG 12.000,-. [naam 1] verzekerde [eiser] dat hij op deze wijze aanzienlijk vermogen zou opbouwen en dat zijn doel zou worden behaald. [naam 1] heeft de rendementen zeer rooskleurig aan [eiser] voorgeschoteld. Er is geenszins rekening gehouden met minder hoge of zelfs negatieve rendementen, en over tegenvallende resultaten is in het geheel niet gesproken. [naam 1] heeft [eiser] niet geïnformeerd over de specifieke risico's. Zo heeft hij er niet op gewezen dat met de inleg de rentelasten voor een lening (de effectenleaseovereenkomst) werden betaald en dat bij tegenvallende koersontwikkelingen, de inleg geheel verloren kon gaan en er bovendien een schuld kon ontstaan uit hoofde van de effectenleaseovereenkomst. Als [eiser] had geweten van deze risico's, had hij deze overeenkomst niet afgesloten. [eiser] vertrouwde volledig op de deskundigheid van [naam 1] en heeft het advies opgevolgd. [naam 1] heeft het aanvraagformulier tijdens het gesprek laten ondertekenen door [eiser] . Vervolgens heeft [naam 1] het aanvraagformulier opgestuurd naar Bank Labouchere. De overeenkomst zelf is per post verstuurd naar [eiser] . [eiser] heeft een Allround Sparen overeenkomst afgesloten met een vooruitbetaling van NLG 12.000,-.
4.8.
[eiser] heeft, ter onderbouwing van zijn stellingen, voor zover van belang, gewezen op de volgende stukken die in het geding zijn gebracht:
- een kopie van het aanvraagformulier van 19 november 1997 op naam van [eiser] , betreffende het Maximaal Rendement Effect product met een vooruitbetaling van NLG 14.400,-, waarop handgeschreven de gegevens van [eiser] zijn ingevuld, onder vermelding van ‘ [naam 2] ’ bij ‘Adviseur’, voorzien van het adviseursnummer:
[nummer 3], waaronder handgeschreven vermeld staat:
Sp. Select (…)., ondertekend in Ouddorp,
- een kopie van de overeenkomst van 25 november 1997 met contractnummer [nummer 1] op naam van [eiser] , genaamd ‘Maximaal Rendement Effect’, voorzien van het adviseursnummer:
[nummer 3] Spaar Select B.V.,
- een kopie van het aanvraagformulier van 4 november 1999 op naam van [eiser] , betreffende het Allround Sparen product met een vooruitbetaling van NLG 12.000,-, waarop handgeschreven de gegevens van [eiser] zijn ingevuld, onder vermelding van ‘ [naam 1] ’ bij ‘Naam adviseur’, voorzien van het logo van Spaar Select en het adviseursnummer:
[nummer 3], ondertekend in Ouddorp,
- een kopie van de overeenkomst van 22 november 1999 met contractnummer [nummer 2] op naam van [eiser] , genaamd ‘Allround Sparen met vooruitbetaling’, voorzien van het adviseursnummer:
[nummer 3] Spaar Select B.V.,
- een kopie van een visitekaartje voorzien van het logo van Spaar Select, waarop vermeld staat:
[naam 1]. financieel adviseur.
4.9.
Met deze feitelijke uiteenzetting en stukken heeft [eiser] voldoende onderbouwd gesteld dat sprake is geweest van vergunningplichtige advisering. Dexia heeft de door [eiser] geschetste gang van zaken slechts in algemene termen betwist. Dexia had echter meer concreet moeten maken dat en waarom volgens haar destijds geen sprake is geweest van advisering. Zo had Dexia concreet moeten uiteenzetten op welke wijze de overeenkomsten in haar visie tot stand waren gekomen. Dexia heeft weliswaar erop gewezen dat zij op geen enkele wijze betrokken is geweest bij het contact tussen [eiser] en de adviseur van de tussenpersoon, maar dat kan Dexia niet baten. Voor zover Dexia daardoor in bewijsnood is, komt dat voor haar rekening en risico. Niet alleen had zij zoals hiervoor is overwogen eerder bewijs kunnen verzamelen maar daarbij komt dat Dexia destijds ervan heeft afgezien om eigen voorlichting te geven aan potentiële klanten en gebruik heeft gemaakt van deze tussenpersoon voor de afzet van haar producten. Dit terwijl het voor haar als aan toezicht onderworpen effecteninstelling verboden was om van die tussenpersoon cliënten aan te nemen aan wie adviezen waren verstrekt. Het had op haar weg gelegen om daarop controle uit te oefenen en ervoor te zorgen dat zij wel over concrete informatie beschikte over de totstandkoming van een contract en de daarbij betrokken (medewerker van de) tussenpersoon. [4] Daarom wordt uitgegaan van de juistheid van de door [eiser] geschetste gang van zaken nu Dexia deze onvoldoende heeft weersproken. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen.
wetenschap Dexia4.10. [eiser] stelt dat Dexia wist, althans behoorde te weten, dat de tussenpersoon Spaar Select een op de persoon van [eiser] toegesneden beleggingsadvies heeft gegeven. Dexia betwist dit. Hoewel in dit geval niet is gebleken dat Dexia concrete wetenschap heeft gehad van de advisering van de tussenpersoon aan [eiser] , had zij behoren te weten dat [eiser] door de tussenpersoon is geadviseerd. [5]
aansprakelijkheid Dexia4.11. Nu Dexia ondanks het voorgaande toch met [eiser] de overeenkomsten is aangegaan, heeft zij jegens [eiser] onrechtmatig gehandeld. Dit moet Dexia zwaar worden aangerekend. Weliswaar zijn aan [eiser] omstandigheden toerekenbaar die tot de schade hebben bijgedragen, maar vanwege de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten, eist de billijkheid in beginsel dat de vergoedingsplicht van Dexia geheel in stand blijft. [6] Weliswaar kunnen er situaties zijn waarin voldoende reden is om een deel van de schade op grond van artikel 6:101 BW voor rekening van de afnemer te doen komen, maar in dit geval zijn dergelijke feiten en omstandigheden niet aanwezig. De schade komt dan ook geheel voor rekening van Dexia.
vorderingen van [eiser]4.12. De door [eiser] gevorderde verklaringen voor recht zullen daarom worden toegewezen, in die zin dat voor recht wordt verklaard dat Dexia onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld door [eiser] als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [eiser] niet alleen als klant aanbracht maar [eiser] tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat. Daarnaast wordt voor recht verklaard dat [eiser] schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatige handelen van Dexia en dat Dexia gehouden is om deze schade aan [eiser] te vergoeden.
4.13.
De als gevolg hiervan door [eiser] geleden schade kunnen partijen inmiddels berekenen. De voor vergoeding in aanmerking komende schade bestaat uit de door de afnemer betaalde inleg (termijnbetalingen en eventuele aflossingen) en het niet vergoede gedeelte van de (fictieve) restschuld. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met te verrekenen genoten voordelen, waaronder dividenduitkeringen, fiscale voordelen en een eventueel in aanmerking te nemen batig saldo uit voorgaande overeenkomsten. Een en ander volgens het door Dexia overgelegde financiële overzicht waarvan de juistheid door [eiser] , behoudens het door Dexia vastgestelde fiscale voordeel, niet of onvoldoende gemotiveerd is betwist.
[eiser] heeft bij conclusie van repliek een aantal stukken overgelegd waaruit volgens hem blijkt dat Dexia van onjuiste belastingschijven is uitgegaan. Dexia heeft zich op het standpunt gesteld dat uit de aanslagen inkomstenbelasting niet blijkt wat het bruto jaarinkomen is geweest van [eiser] , zodat zij voor wat betreft de jaren 1998 en 2000 bij haar bij conclusie van antwoord vastgestelde belastingschijf blijft. Daarin wordt Dexia niet gevolgd. Uit de overgelegde stukken van de belastingdienst blijkt genoegzaam in welke tariefgroep [eiser] viel met zijn inkomen. Partijen kunnen aan de hand van deze stukken zelf berekenen wat het werkelijke door [eiser] behaalde fiscaal voordeel is.
In het geval reeds eerder een schadevergoeding door Dexia is betaald, geldt ten aanzien van de verrekening daarvan hetgeen is overwogen in de beslissing van de Rechtbank Amsterdam van 25 november 2021 (ECLI:NL:RBAMS:2021:7910). De wettelijke rente is verschuldigd over het door Dexia te restitueren bedrag volgens de uitgangspunten als geformuleerd in HR 1 mei 2015 (ECLI:NL: HR:2015:1198) en HR 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:164, r.o. 3.6.3). Een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten is niet aan de orde. Niet gebleken is dat er meer of andere werkzaamheden aan de orde zijn geweest dan die, welke genoemd zijn in het arrest van de Hoge Raad van 12 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:590.
4.14.
Gelet op het voorgaande behoeven de andere door [eiser] aangevoerde gronden geen nadere bespreking.
de incidentele vordering van [eiser]4.15. [eiser] vordert Dexia op te dragen om een afschrift te verstrekken van de aanvraagformulieren. Dexia heeft de aanvraagformulieren in het geding gebracht, zodat deze vordering geen nadere beoordeling behoeft en afgewezen zal worden. De proceskosten worden gecompenseerd.
vorderingen Dexia
4.16.
Gelet op de beoordeling in conventie worden de vorderingen van Dexia afgewezen.
proceskosten
4.17.
Omdat [eiser] inhoudelijk gelijk krijgt, is Dexia aan te merken als de in het ongelijk te stellen partij. Dexia zal worden veroordeeld in de proceskosten (inclusief nakosten) aan de zijde van [eiser] gevallen. De proceskosten in reconventie worden begroot op nihil. De proceskosten van [eiser] in conventie worden begroot op:
- dagvaarding € 125,03
- griffierecht € 86,00
- salaris gemachtigde € 528,00 (2 x tarief € 264,00)
- nakosten
€ 132,00
Totaal € 871,03.
4.18.
De gevorderde rente over de proces- en nakosten zal als na te melden worden toegewezen.

5.Beslissing

De kantonrechter
in het incident
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
compenseert de proceskosten,
in conventie
5.3.
verklaart voor recht dat Dexia onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld door [eiser] als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [eiser] niet alleen als klant aanbracht maar [eiser] tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat,
5.4.
verklaart voor recht dat [eiser] schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatige handelen van Dexia en dat Dexia gehouden is om deze schade aan [eiser] te vergoeden,
5.5.
veroordeelt Dexia om aan [eiser] te betalen de schade, vermeerderd met de wettelijke rente daarover zoals weergegeven in r.o. 4.13.,
5.6.
veroordeelt Dexia in de proceskosten van € 871,03, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Dexia niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Dexia ook de kosten van betekening betalen,
5.7.
veroordeelt Dexia in de wettelijke rente over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
5.8.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.10.
wijst de vorderingen af,
5.11.
veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, aan de zijde van [eiser] gevallen, tot op heden begroot op nihil.
Aldus gewezen door mr. W.A. Swildens, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 november 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.
typ: FM

Voetnoten

1.In het bijzonder gaat het om de arresten van de Hoge Raad van 28 maart 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC2837), 5 juni 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BH 2815), 29 april 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BP4003), 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR: 2017:164) en 12 april 2019 (ECLI:NL:HR:2019:590) en de arresten van het gerechtshof Amsterdam van 1 december 2009 (ECLI:NL: GHAMS:2009:BK4981) en 1 april 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:1135).
2.zie onder meer gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 3 november 2020 ECLI:NL:GHARL:2020:8992, gerechtshof Amsterdam, 25 januari 2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:1462 en gerechtshof Den Bosch 10 januari 2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:23.
3.Hoge Raad 10 juni 2022, ECLI :NL:HR:2022:862.
4.Vergelijk gerechtshof Arnhem Leeuwarden 16 mei 2023 ECLI:NL:GHARL:2023:4177.
5.Hoge Raad 9 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:882.
6.Hoge Raad 2 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2012 r.o. 5.6 en 5.7. Deze lijn is nadien bevestigd in de arresten van de Hoge Raad van 12 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1935, en van 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:862.