ECLI:NL:RBROT:2023:12386
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde vaststelling en verzoek om immateriële schadevergoeding
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 15 november 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de vaststelling van de WOZ-waarde van een onroerende zaak in Ridderkerk. Eiser, vertegenwoordigd door een gemachtigde, heeft bezwaar gemaakt tegen de WOZ-beschikking van 25 februari 2021, waarin de waarde van de onroerende zaak op € 219.000,- is vastgesteld. Eiser betwistte deze waarde en stelde dat de werkelijke waarde € 205.000,- zou moeten zijn. De rechtbank heeft de zaak op 19 september 2023 behandeld en geconcludeerd dat verweerder, de heffingsambtenaar van de gemeente Ridderkerk, voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat verweerder adequaat rekening heeft gehouden met de voorzieningen en het onderhoudsniveau van de onroerende zaak, en dat de gekozen vergelijkingsobjecten representatief waren voor de waardebepaling.
Daarnaast heeft eiser verzocht om een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank constateerde dat de redelijke termijn was overschreden, maar oordeelde dat eiser bij voorbaat had afgezien van een schadevergoeding, omdat deze zou toekomen aan een vastgoedbedrijf. Hierdoor concludeerde de rechtbank dat er geen aanleiding was om de schadevergoeding toe te kennen. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om immateriële schadevergoeding afgewezen.