Uitspraak
1.De procedure
- de dagvaarding van 14 januari 2022 van Dexia;
- de conclusie van antwoord van [gedaagde] ;
- de conclusie van repliek van Dexia;
- de conclusie van dupliek van [gedaagde] ;
- de rolbeslissing van 20 juli 2023;
- de akte uitlaten jurisprudentie van Dexia;
- de antwoordakte van [gedaagde] .
2.De feiten
3.De vordering en het verweer
1. [gedaagde] zal veroordelen tot betaling van een bedrag van € 1.430,39, te vermeerderen met de wettelijke rente,
3. [gedaagde] zal veroordelen in de proceskosten.
4.De beoordeling
verjaring4.7. Dexia stelt dat een eventuele vordering van [gedaagde] inmiddels is verjaard. Dit verweer wordt niet gevolgd. In de jurisprudentie zijn bestendige oordelen te vinden voor wat betreft de stellingen en verweren van partijen die zien op de verjaring. [2] Voor zover in deze zaak geen andere, afwijkende standpunten zijn ingenomen door één van de partijen, wordt op de aan (de gemachtigden van) partijen bekende overwegingen, ook in deze zaak geoordeeld dat er geen reden is om aan te nemen dat de verweren omtrent de verjaring doel treffen.
Bij de beoordeling of de stellingen voldoende concreet en onderbouwd zijn en of het verweer voldoende gemotiveerd is weegt mee dat beide partijen al zeer lange tijd – in elk geval sinds de opt-out door [gedaagde] in 2007 – weten dat over de totstandkoming van de overeenkomst en de afwikkeling daarvan een gerechtelijke procedure gevoerd zal (kunnen) worden, zodat van hen verlangd mag worden de voor hun procespositie relevante informatie en stukken te hebben verzameld en bewaard.
Deze adviseur heeft [gedaagde] op kantoor ontvangen en presenteerde zich als een deskundig adviseur op financieel gebied. De adviseur informeerde bij [gedaagde] naar zijn wensen. [gedaagde] gaf hierop aan graag extra te willen sparen om extra vermogen te vergaren.
De adviseur adviseerde - na een korte inventarisatie van het financiële profiel van [gedaagde] - om een Profit Effect overeenkomst af te sluiten. Daarmee zou hij spoedig een mooi bedrag bij elkaar sparen. Dat [gedaagde] met dit product op een veilige manier aanzienlijk vermogen ging opbouwen, liet de adviseur zien aan de hand van rekenvoorbeelden en de brochure Profit Effect. [gedaagde] heeft het advies van de adviseur opgevolgd en de aanvraag (die door de adviseur werd ingevuld) tijdens dit adviesgesprek ondertekend. Het contract werd later per post toegezonden.
Het betrof volgens [naam bedrijf] een veilige manier van vermogensopbouw. [gedaagde] is door de adviseur niet gewezen op de specifieke risico’s (verlies gehele inleg en overhouden restschuld) en de daadwerkelijke constructie van de effectenleaseovereenkomst. Zo heeft de adviseur er niet op gewezen dat [gedaagde] ging beleggen met geleend geld. Daarnaast heeft de adviseur [gedaagde] niet geïnformeerd over het risico dat bij tegenvallende koersresultaten, de inleg geheel verloren kon gaan en dat er bovendien een schuld kon ontstaan uit hoofde van de effectenleaseovereenkomst.
[gedaagde] had geen reden om te twijfelen aan het advies van de adviseur omdat hij ervan uitging, en er ook vanuit mocht gaan, dat de tussenpersoon deskundig was en hem een advies gaf dat in zijn belang was, zoals dat van een redelijk handelend adviseur mag worden verwacht. [gedaagde] heeft vertrouwd op het advies van de adviseur. Hij was zelf niet deskundig op financieel gebied. Het aangaan van de overeenkomst (de aankoop) werd geadviseerd in het kader van een pensioen -en spaardoelstelling. [gedaagde] wilde een vermogen opbouwen als aanvulling voor zijn pensioen en als aanvulling op zijn inkomen.
[nummer 2] - [naam bedrijf],
[gedaagde](…)
R’dam-Pernis”.,
Voor een onafhankelijk en persoonlijk advies” en: “
Ons advies is realistisch en helder. Wij halen door een doelgerichte planning meer uit uw financiële situatie. Zo kunt u veel geld besparen. U wilt immers ook nu leven. Bel vandaag nog voor een deskundig advies, zonder verplichtingen. U zult hier zeker geen spijt van krijgen. Wij helpen u uw financiële doelstelling te realiseren en geven doel en richting aan uw verdere financiële beslissingen.”.
HR 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:164). Een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten is niet aan de orde. Niet gebleken is dat er meer of andere werkzaamheden aan de orde zijn geweest dan die, welke genoemd zijn in het arrest van de Hoge Raad van 12 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:590.