In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een slachthuis (eiseres) en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (verweerder). De zaak betreft een boete van € 2.500,- die aan eiseres is opgelegd vanwege een overtreding van de Wet dieren, specifiek gerelateerd aan condensvorming aan het plafond van het slachthuis. De boete werd opgelegd na een inspectie door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) op 16 maart 2020, waarbij werd vastgesteld dat er condens aanwezig was die op productietafels viel, wat een risico voor de voedselveiligheid met zich meebracht.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de boete en stelde dat de constatering van condens niet voldoende was om een overtreding vast te stellen. De rechtbank oordeelde echter dat de NVWA terecht had vastgesteld dat eiseres de hygiënevoorschriften had overtreden. De rechtbank benadrukte dat de aanwezigheid van condens, vooral in een omgeving waar levensmiddelen worden verwerkt, een gevaar voor de volksgezondheid kan vormen. Eiseres had eerder waarschuwingen ontvangen voor soortgelijke overtredingen, wat de rechtbank als een verzwarende omstandigheid beschouwde.
De rechtbank verwierp ook het beroep van eiseres op de redelijke termijn, aangezien de termijn nog niet was overschreden op het moment van de uitspraak. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de opgelegde boete, waarbij zij de proportionaliteit van de boete in het licht van de volksgezondheidsrisico's bevestigde. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om in hoger beroep te gaan.