3.4.Uit de voorschriften van artikel 17, eerste lid, en Bijlage VIII, Hoofdstuk I, Afdeling I, punt 1, van Verordening 142/2011, en artikel 4, eerste lid, van Verordening 1069/2009 volgt dat eiseres, vanaf het moment dat zij dierlijke bijproducten doet ontstaan, deze moet verzamelen en vervoeren in afgedekte recipiënten. Volgens eiseres is zij niet verplicht al tijdens het verzamelen de dierlijke bijproducten af te dekken, maar dat is een onjuiste lezing van de genoemde voorschriften. Uit punt 1 van Afdeling I, Hoofdstuk I, Bijlage VIII, van Verordening 142/2011 volgt duidelijk dat zowel het verzamelen als het vervoeren in afgedekte recipiënten moet gebeuren. Weliswaar kan niet worden verwacht dat op het moment van het deponeren van cat. 3 materiaal in een recipiënt de recipiënt is afgedekt, maar dat geldt niet gedurende het hele proces van het verzamelen van allerlei dierlijke bijproducten die bij het slachten ontstaan in recipiënten om deze uiteindelijk af te voeren of op te slaan. Dat zou ook niet passen in het doel van Verordening 142/2011. Uit overweging 1 en 3 in de preambule volgt immers dat in deze verordening voorschriften worden gesteld voor het hanteren van dierlijke bijproducten om verspreiding van risico’s voor de volksgezondheid en de diergezondheid te voorkomen en dat dit wordt gedaan met het oog op handhaving van een hoog niveau van bescherming van de volksgezondheid en diergezondheid in de Europese Unie. Dat geldt hier te meer nu sprake is van onafgedekt cat. 3 materiaal, dus dierlijke bijproducten die nog worden gebruikt in onder meer diervoerder. Overigens treft de stelling van eiseres, dat zij niet verplicht is bij het verzamelen de recipiënten af te dekken, ook geen doel omdat niet is gebleken dat nog sprake was van het stadium van verzamelen van de dierlijke bijproducten. Uit het rapport van bevindingen blijkt immers dat de recipiënten al gevuld waren met dierlijke bijproducten en zich in de bijproductenruimte bevonden en volgens eiseres in een silo zouden worden gedeponeerd.
4. Voor de rechtbank staat dus voldoende vast dat eiseres de genoemde voorschriften in Verordening 142/2011 heeft overtreden. Verweerder was dus bevoegd eiseres daarvoor een boete op te leggen. Eiseres heeft gewezen op afspraken die zij heeft gemaakt met de NVWA over het onafgedekt mogen blijven van cat. 3 recipiënten, maar niet in geschil is dat die afspraken nog niet golden ten tijde van de constateringen. Bovendien kan uit die later gemaakte afspraken niet worden afgeleid dat de NVWA in het algemeen akkoord gaat met onafgedekte recipiënten. Zoals verweerder heeft toegelicht is met eiseres afgesproken dat alleen onder specifieke voorwaarden het niet afdekken zou zijn toegestaan. Dit blijkt ook uit de door partijen overgelegde notulen van een overleg tussen eiseres en de NVWA op 12 februari 2019 en 19 maart 2019. Zo moest een roldeur worden geplaatst om ruimtes te scheiden, mochten de recipiënten niet in de doorloop staan en moesten de instructies voor gebruik van de laarzenborstel en het handen wassen worden nageleefd. Uit de notulen blijkt dat in maart 2019 nog niet aan al die voorwaarden was voldaan, laat staan al op 4 mei 2018 ten tijde van de bevindingen van de toezichthouder.
5. Voorts voert eiseres aan dat de boete onevenredig hoog is en in elk geval moet worden gematigd tot € 1.250,-. Er is immers inmiddels met de NVWA de afspraak gemaakt dat wat de toezichthouder heeft geconstateerd wel is toegestaan en de risico’s voor de volksgezondheid waren afwezig of gering aangezien er geen risico op kruiscontaminatie was. De ruimte met de recipiënten is namelijk schoon en afgescheiden van de rest van de slachterij, het personeel dat van en naar die ruimte loopt wast de handen en laarzen en verwisselt van bovenkleding, en de recipiënten zelf waren aan de buitenkant schoon en stonden niet in de loop, aldus eiseres.