Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 juli 2021 in de zaak tussen
[eiser] , te [plaats] , eiser,
de burgemeester van Vlaardingen, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
14 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:780, en van 22 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1117.
nu is gebleken dat u zich op 10 april 2020 in een voertuig bevond aan de weg met een grote hoeveelheid harddrugs in uw bezit”. Hierdoor heeft verweerder zich niet meer in vermoedens geuit maar heeft hij strafrechtelijke verdenkingen als vaststaande feiten gepresenteerd. Verweerder heeft deze verdere concretisering in bezwaar niet gecorrigeerd en slechts geattendeerd op de algemene term ‘voldoende aannemelijk’. Ook stelt eiser dat verweerder in bezwaar niet op de onschuldpresumptie is ingegaan, waardoor verweerder in strijd met het motiveringsbeginsel heeft gehandeld.
22 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1117, en de uitspraak van de HR van 12 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3122.