Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Slotsom
4.Beslissing
12 december 2017.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 december 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een verdachte die op 26 oktober 2013 taxivervoer heeft verricht zonder de vereiste vergunning, waarvoor hij eerder een last onder dwangsom had verbeurd. Het Hof had het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging, omdat de verdachte reeds een dwangsom had verbeurd voor dezelfde gedraging, wat volgens het Hof in strijd zou zijn met het ne bis in idem-beginsel zoals vastgelegd in artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht.
De Hoge Raad oordeelde echter dat het oordeel van het Hof onjuist was. De Hoge Raad stelde vast dat de omstandigheden van de zaak niet voldoen aan de criteria voor de toepassing van artikel 68 Sr, omdat er geen sprake was van meerdere onherroepelijke beslissingen van de strafrechter. De Hoge Raad benadrukte dat de omstandigheid dat een gedraging die aanleiding geeft tot het verbeuren van een dwangsom ook kan leiden tot strafvervolging, niet automatisch betekent dat er sprake is van een uitzonderlijke situatie die de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie rechtvaardigt.
De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof en wees de zaak terug naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch voor herbehandeling. Dit arrest benadrukt de noodzaak om de beginselen van een goede procesorde in acht te nemen, maar ook dat de strafrechter de verbeurde dwangsom kan betrekken bij de strafoplegging, indien relevant.