In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 augustus 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een pluimveehouder (eiseres) en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (verweerder). De zaak betreft een boete van € 1.500,- die aan eiseres was opgelegd vanwege een overtreding van de Wet dieren. De overtreding was vastgesteld op basis van een rapport van bevindingen van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), waarin werd gerapporteerd dat er bij de vangst van kuikens letsel was geconstateerd. Eiseres heeft tegen het besluit van verweerder bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.
Tijdens de zitting op 19 juli 2021 heeft eiseres betoogd dat het letsel aan de kuikens niet door haar vangploeg was veroorzaakt, maar mogelijk tijdens het slachthuis of door andere omstandigheden. Eiseres voerde aan dat zij haar bedrijfsvoering had ingericht om te voldoen aan de wettelijke eisen en dat de overtreding haar niet kon worden verweten. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de NVWA voldoende bewijs had geleverd dat het letsel was ontstaan tijdens de vangst en dat eiseres verantwoordelijk was voor de handelingen van de door haar ingeschakelde vangploeg.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de boete terecht was opgelegd en dat er geen aanleiding was voor matiging. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en benadrukt dat de wetgeving omtrent dierenwelzijn voorop staat. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.