ECLI:NL:RBROT:2020:2810

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 april 2020
Publicatiedatum
1 april 2020
Zaaknummer
18/3246 18/3247 18/3248 18/3249 18/3250 18/3251 18/3252 18/3253
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over opgelegde boetes aan pluimveehouder wegens letsel bij het vangen van pluimvee

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 april 2020 uitspraak gedaan over de opgelegde boetes aan een pluimveehouder voor overtredingen van de Wet dieren. De zaak betreft acht boetes die zijn opgelegd vanwege letsel dat is ontstaan bij het vangen van kuikens. De rechtbank heeft vastgesteld dat één van de boetes ten onrechte was opgelegd, omdat het bijbehorende boeterapport niet betrouwbaar was door het gebruik van onjuiste foto’s. De overige zeven boetes zijn echter in stand gebleven, omdat de rechtbank voldoende bewijs vond dat het letsel bij de kuikens was ontstaan door de wijze van vangen, en niet door andere factoren zoals transport of slacht. De rechtbank heeft de argumenten van de eiseres, die stelde dat de voorschriften een inspanningsnorm bevatten en dat er geen causaal verband was aangetoond, verworpen. De rechtbank oordeelde dat de bewijslast bij de verweerder ligt en dat de rapporten van bevindingen voldoende onderbouwing bieden voor de opgelegde boetes. De rechtbank heeft de beroepen in zeven zaken ongegrond verklaard en het beroep in één zaak gegrond, waardoor de boete in die zaak vervalt. Tevens is de rechtbank van oordeel dat de hoogte van de boetes niet onredelijk is en dat de eiseres verantwoordelijk is voor het welzijn van de dieren tijdens het vangen. De rechtbank heeft ook de proceskosten van de eiseres in de gegrond verklaarde zaak toegewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummers: ROT 18/3246, ROT 18/3247, ROT 18/3248, ROT 18/3249, ROT 18/3250,
ROT 18/3251, ROT 18/3252 en ROT 18/3253

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 april 2020 in de zaken tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres,

gemachtigde: F.Th.M. Peters
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,

gemachtigde: mr. A.F. Kabiri

Procesverloop

Bij besluiten van 23 mei 2017, 26 mei 2017, 2 juni 2017, 23 juni 2017 en 21 juli 2017 (de primaire besluiten) heeft verweerder eiseres zeven maal een boete opgelegd vanwege overtredingen van de Wet dieren.
Bij besluiten van 9 mei 2018 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de bezwaren van eiseres tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 februari 2020. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, bijgestaan door [naam] , bestuurder van [naam] , de bestuurder van eiseres, en [naam] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [de senior toezichthoudend dierenarts] , senior toezichthoudend dierenarts bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA).
Ter zitting heeft de rechtbank het onderzoek in ROT 18/3253 geschorst, het vooronderzoek heropend en verweerder in de gelegenheid gesteld om te onderbouwen waarom de boete in die zaak is verhoogd. Bij brief van 27 februari 2020 heeft verweerder dit gedaan en eiseres heeft daarop gereageerd bij brief van 9 maart 2020. Bij brief van 13 maart 2020 heeft de rechtbank partijen bericht dat de door verweerder bij brief van 2 maart 2020 gegeven aanvullende (door de rechtbank niet gevraagde) informatie en de reactie daarop van eiseres niet in de beoordeling zal worden betrokken.
Vervolgens heeft de rechtbank met instemming van partijen het onderzoek in ROT 18/3253 gesloten. Het onderzoek in de andere procedures had de rechtbank al op de zitting van 26 februari 2020 gesloten.

Overwegingen

1. Verweerder heeft aan eiseres zeven boetes van € 1.500,- en een boete van € 3.000,- opgelegd voor het volgende beboetbare feit: “De houder op de plaats van vertrek zorgde er niet voor dat de voorschriften met betrekking tot de behandeling van dieren nageleefd werden. Door het vangen is onnodig pijn en letsel veroorzaakt bij de dieren.” Volgens verweerder heeft eiseres daarmee overtredingen begaan van artikel 2.5 en artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 4.8 van de Regeling houders van dieren en met artikel 3, aanhef en onder d, artikel 8, eerste lid, en bijlage I, hoofdstuk III, punt 1.8, aanhef en onder d, van de Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG (de Transportverordening). Het gaat er om dat verweerder eiser verwijt dat hij bij het vangen de dieren (kippen) onnodig pijn of lijden heeft berokkend.
2. Verweerder heeft zijn besluiten gebaseerd op acht rapporten van bevindingen die zijn opgemaakt door een toezichthouder van de NVWA. De bevindingen zijn gedaan bij slachterij [naam] en bij slachterij [naam] .
2.1.
In het rapport van bevindingen van 13 januari 2017 (131248/98754) schrijft de toezichthouder over zijn bevindingen op 13 januari 2017 onder meer het volgende:

Tijdens mijn inspectie bevond ik mij om 08.20 uur in de panklaarafdeling op keurbordes 1 van [de slachterij] Ik bevond mij op het keurbordes voor de PM-screening van de kuikens afkomstig uit hok 6 van mester “ [eiseres] “. Bij controle van de door het slachthuis op het keurbordes vermelde gegevens (zie wisseltijden op de foto’s 1 en 2 in de bijlage) betreffende de koppelwisseltijden, bleek dat de kuikens die op dat moment aan de betreffende slachtlijn werden geslacht, daadwerkelijk van dit koppel afkomstig waren. Ik zag veel dieren met letsel, waarop ik besloot om een vangletselcontrole uit te voeren. Ik heb geteld volgens de instructie van de NVWA; Bijlage 2 bij WLZVL - 030 NVWA: bijlage bij registratieformulier letseltelling pluimvee-slachthuis. Ik zag om 08.30 uur tijdens mijn eerste vangletselcontrole van 2 minuten van het koppel kuikens uit hok 6 van mester “ [eiseres] ” 13 karkassen met een open luxatie van het ellebooggewricht in combinatie met een bloeding rondom het geluxeerde ellebooggewricht over een lengte van minimaal 3 centimeter (eerste steekproef zie foto 1 in de bijlage). Bij een bandsnelheid van 7500 per uur zag ik dus 250 kuikens voorbij komen en is er dus sprake van 5,2 % vangletsel. Bloedingen van deze aard zijn in de laatste 6 uur voorafgaande aan het doden van de dieren ontstaan door het ruw vangen van de dieren op stal. Ik zag om 8.37 uur tijdens mijn tweede vangletselcontrole van 2 minuten van het koppel kuikens uit hok 6 van mester “ [eiseres] ” 14 karkassen met een open luxatie van het ellebooggewricht in combinatie met een bloeding rondom het geluxeerde ellebooggewricht over een lengte van minimaal 3 centimeter (tweede steekproef zie foto 2 in de bijlage). Bij een bandsnelheid van 7500 per uur zag ik dus 250 kuikens voorbij komen en is er dus sprake van 5,6 % vangletsel. Bloedingen van deze aard zijn in de laatste 6 uur voorafgaande aan het doden van de dieren ontstaan door het ruw vangen van de dieren op stal. In totaal heb ik van bovengenoemd koppel 2 tellingscontroles naar vangletsel uitgevoerd. Uit deze 2 tellingen kwam een gemiddelde score van 5,4 % vangletsels bestaande uit ernstige tot zeer ernstige bloedingen aan voornamelijk de vleugels, sommigen vergezeld met luxaties. Het personeel van de vangploeg voerde zijn werkzaamheden niet op zodanige wijze uit dat de dieren letsel en lijden bespaard bleef en dat hun veiligheid wasgegarandeerd, want ik stelde tijdens mijn inspectie op het pluimveeslachthuis bij de postmortem-keuring vast dat veel karkassen van deze koppel ernstig tot zeer ernstig letsel vertoonden, welke naar mijn deskundige mening als dierenarts ontstaan zijn tijdens het vangen van de dieren. De houder van het pluimvee op de plaats van vertrek zorgde er niet voor dat de voorschriften met betrekking tot het behandelen van de dieren nageleefd werden, omdat door het vangen onnodige pijn of onnodig lijden bij de dieren is veroorzaakt.
2.2.
In het rapport van bevindingen van 31 januari 2017 (131763/99190) schrijft de toezichthouder over zijn bevindingen op 31 januari 2017 onder meer het volgende:

Tijdens mijn inspectie bevond ik mij om 13.20 uur in de panklaarafdeling op keurbordes 1 van [de slachterij] Ik bevond mij op het keurbordes voor de PM-screening van de kuikens afkomstig uit hok 2 van mester “ [eiseres] ”. Bij controle van de door het slachthuis op het keurbordes vermelde gegevens (zie wisseltijden op de foto’s 1 en 4 in de bijlage) betreffende de koppelwisseltijden, bleek dat de kuikens die op dat moment aan de betreffende slachtlijn werden geslacht, daadwerkelijk van dit koppel afkomstig waren. Ik zag veel dieren met letsel, waarop ik besloot om een vangletselcontrole uit te voeren. Ik heb geteld volgens de instructie van de NVWA; Bijlage 2 bij WLZVL - 030 NVWA: bijlage bij registratieformulier letseltelling pluimvee-slachthuis Ik zag om 13.30 uur tijdens mijn eerste vangletselcontrole van 2 minuten van het koppel kuikens uit hok 2 van mester “ [eiseres] ” 9 karkassen met een open luxatie van het ellebooggewricht in combinatie met een bloeding rondom het geluxeerde ellebooggewricht over een lengte van minimaal 3 centimeter (eerste steekproef zie foto 1 in de bijlage). Bij een bandsnelheid van 7500 per uur zag ik dus 250 kuikens voorbij komen en is er dus sprake van 3,6 % vangletsel. Bloedingen van deze aard zijn in de laatste 6 uur voorafgaande aan het doden van de dieren ontstaan door het ruw vangen van de dieren op stal. Ik zag om 13.40 uur tijdens mijn tweede vangletselcontrole van 2 minuten van het koppel kuikens uit hok 2 van mester “ [eiseres] ” 10 karkassen met een open luxatie van het ellebooggewricht in combinatie met een bloeding rondom het geluxeerde ellebooggewricht over een lengte van minimaal 3 centimeter en 6 karkassen met een gesloten luxatie van het ellebooggewricht in combinatie met een bloeding rondom het geluxeerde ellebooggewricht over een lengte van minimaal 3 centimeter (tweede steekproef zie foto 2 in de bijlage). Ik zag tijdens de tweede steekproef 1 karkas met een uitgebreide onderhuidse bloeding over de gehele rechter borstspier. Bij een bandsnelheid van 7500 per uur zag ik dus 250 kuikens voorbij komen en is er dus sprake van 6,8 % vangletsel. Bloedingen van deze aard zijn in de laatste 6 uur voorafgaande aan het doden van de dieren ontstaan door het ruw vangen van de dieren op stal. In totaal heb ik van bovengenoemd koppel 2 tellingscontroles naar vangletsel uitgevoerd. Uit deze 2 tellingen kwam een gemiddelde score van 5,2 % vangletsels, aan voornamelijk de vleugels, maar ook aan de borst, bestaande uit ernstige tot zeer ernstige bloedingen, sommigen vergezeld met luxaties.Het personeel van de vangploeg voerde zijn werkzaamheden niet op zodanige wijze uit dat de dieren letsel en lijden bespaard bleef en dat hun veiligheid was gegarandeerd, want ik stelde tijdens mijn inspectie op het pluimveeslachthuis bij de postmortem-keuring vast dat veel karkassen van deze koppel ernstig tot zeer ernstig letsel vertoonden, welke naar mijn deskundige mening als dierenarts ontstaan zijn tijdens het vangen van de dieren. De houder van het pluimvee op de plaats van vertrek zorgde er niet voor dat de voorschriften met betrekking tot het behandelen van de dieren nageleefd werden, omdat door het vangen onnodige pijn of onnodig lijden bij de dieren is veroorzaakt.
2.3.
In het rapport van bevindingen van 3 maart 2017 (132987/100095) schrijft de toezichthouder over zijn bevindingen op 3 maart 2017 onder meer het volgende:

Tijdens mijn inspectie bevond ik mij om 12.15 uur in de panklaarafdeling op keurbordes 1 van [de slachterij] Ik bevond mij op het keurbordes voor de PM-screening van de kuikens afkomstig uit hok 2 van mester “ [eiseres] ”. Bij controle van de door het slachthuis op het keurbordes vermelde gegevens betreffende de koppelwisseltijden (zie wisseltijden op de foto’s 1 en 2 in de bijlage), bleek dat de kuikens die op dat moment aan de betreffende slachtlijn werden geslacht, daadwerkelijk van dit koppel afkomstig waren. Ik zag veel dieren met letsel, waarop ik besloot om een vangletselcontrole uit te voeren. Ik heb geteld volgens de instructie van de NVWA; Bijlage 2 bij WLZVL - 030 NVWA: bijlage bij registratieformulier letseltelling pluimvee-slachthuis. Ik zag om 12.20 uur tijdens mijn eerste vangletselcontrole van 2 minuten van het koppel kuikens uit hok 2 van mester “ [eiseres] ” 10 karkassen met een open luxatie van het ellebooggewricht in combinatie met een bloeding rondom het geluxeerde ellebooggewricht over een lengte van minimaal 3 centimeter en 1 karkas met een gesloten luxatie van het ellebooggewricht in combinatie met een bloeding rondom het geluxeerde ellebooggewricht over een lengte van minimaal 3 centimeter (eerste steekproef zie foto 1 in de bijlage). Bij een bandsnelheid van 7500 per uur zag ik dus 250 kuikens voorbij komen en is er dus sprake van 4,4 0/0 vangletsel. Bloedingen van deze aard zijn in de laatste 6 uur voorafgaande aan het doden van de dieren ontstaan door het ruw vangen van de dieren op stal. Ik zag om 12.25 uur tijdens mijn tweede vangletselcontrole van 2 minuten van het koppel kuikens uit hok 2 van mester “ [eiseres] ” 12 karkassen met een open luxatie van het ellebooggewricht in combinatie met een bloeding rondom het geluxeerde ellebooggewricht over een lengte van minimaal 3 centimeter en 3 karkassen met een gesloten luxatie van het ellebooggewricht in combinatie met een bloeding rondom het geluxeerde ellebooggewricht over een lengte van minimaal 3 centimeter (tweede steekproef zie foto 2 in de bijlage). Bij een bandsnelheid van 7500 per uur zag ik dus 250 kuikens voorbij komen en is er dus sprake van 6,0 % vangletsel. Bloedingen van deze aard zijn in de laatste 6 uur voorafgaande aan het doden van de dieren ontstaan door het ruw vangen vande dieren op stal. In totaal heb ik van bovengenoemd koppel 2 tellingscontroles naar vangletsel uitgevoerd. Uit deze 2 tellingen kwam een gemiddelde score van 5,2 %vangletsels aan voornamelijk de vleugels, bestaande uit ernstige tot zeer ernstigebloedingen, sommigen vergezeld met luxaties. Het personeel van de vangploeg voerde zijn werkzaamheden niet op zodanige wijze uit dat de dieren letsel en lijden bespaard bleef en dat hun veiligheid was gegarandeerd, want ik stelde tijdens mijn inspectie op het pluimveeslachthuis bij de postmortem-keuring vast dat veel karkassen van deze koppel ernstig tot zeer ernstig letsel vertoonden, welke naar mijn deskundige mening als dierenartsontstaan zijn tijdens het vangen van de dieren. De houder van het pluimvee op de plaats van vertrek zorgde er niet voor dat de voorschriften met betrekking tot het behandelen van de dieren nageleefd werden, omdat door het vangen onnodige pijn of onnodig lijden bij de dieren is veroorzaakt.
2.4.
In het rapport van bevindingen van 13 maart 2017 (133074/101774) schrijft de toezichthouder over zijn bevindingen op 13 maart 2017 onder meer het volgende:

Tijdens mijn inspectie bevond ik mij om 13.30 uur in de panklaar afdeling van “ [de slachterij] Ik bevond mij aan lijn 2 in de buurt van het keurbordes van de voorselectie voor de PM-screening van de kuikens afkomstig uit hok 1 van mester “ [eiseres] ”. Bij controle van de door het slachthuis op het keurbordes vermelde gegevens betreffende de koppelwisseltijden, bleek dat de kuikens die op dat moment aan de betreffende slachtlijn werden geslacht, daadwerkelijk van dit koppel afkomstig waren. Ik zag karkassen met letsel, waarop ik besloot om een vangletselcontrole uit te voeren. Ik heb geteld volgens de instructie van de NVWA; Bijlage 2 bij WLZVL - 030 NVWA: bijlage bij registratieformulier letseltelling pluimvee-slachthuis. Ik zag om 13:37 uur tijdens mijn eerste vangletselcontrolecontrole van 2 minuten van de kuikens uit hok 1 van mester “ [eiseres] ” 8 karkassen met open en gesloten verwondingen met onderhuidse uitgebreide bloeding (hematomen) op de vleugels, de onderbenen een en op de borstzijde. Bij een bandsnelheid van 7500 per uur zag ik dus 250 kuikens voorbij komen en is er dus sprake van 3,2% vangletsel. Bloedingen van deze aard zijn in de laatste 6 uur voorafgaande aan het doden van de dieren ontstaan door het ruw vangen van de dieren op stal. Ik zag om 13:40 uur tijdens mijn tweede vangletselcontrole van 2 minuten van het koppel kuikens uit hok 2 van mester “ [eiseres] ” 8 karkassen met open en gesloten verwondingen met onderhuidse uitgebreide bloeding op de vleugels, de onderbenen een en op de borstzijde. Bij een bandsnelheid van 7500 per uur zag ik dus 250 kuikens voorbij komen en is er dus sprake van 3,2% vangletsel. Bloedingen van deze aard zijn in de laatste 6 uur voorafgaande aan het doden van de dieren ontstaan door het ruw vangen vande dieren op stal. In totaal heb ik van bovengenoemd koppel 2 tellingscontroles naar vangletsel uitgevoerd. Uit deze 2 tellingen kwam een gemiddelde score van 3,2 %vangletsels bestaande uit ernstige bloedingen en open botbreuken.
Verdere Bevinding(en):
Datum en tijdstip van de bevinding: maandag 13-3-2017, omstreeks 14:00 uur. Tijdens mijn inspectie bevond ik mij om 14:00 uur in de panklaar afdeling van [de slachterij] . Ik bevond mij aan lijn 2 in de buurt van het keurbordes van de voorselectie voor de PM-screening van de kuikens afkomstig uit hok 2 van mester “ [eiseres] ”. Bij controle van de door het slachthuis op het keurbordes vermelde gegevens betreffende de koppelwisseltijden, bleek dat de kuikens die op dat moment aan de betreffende slachtlijn werden geslacht, daadwerkelijk van dit koppel afkomstig waren. Ik zag karkassen met letsel,waarop ik besloot om een vangletselcontrole uit te voeren. Ik heb geteld volgens de instructie van de NVWA; Bijlage 2 bij WLZVL - 030 NVWA: bijlage bij registratieformulier letseltelling pluimvee-slachthuis. Ik zag om 14:0 1 uur tijdens mijn eerste vangletselcontrole van 2 minuten van de kuikens uit hok 2 van mester “ [eiseres] ” 8 karkassen met open en gesloten verwondingen met onderhuidse uitgebreide bloeding (hematomen) op de vleugels en de borstzijde uitlopend vanuit de nek naar de borst toe. Bij een bandsnelheid van 7500 per uur zag ik dus 250 kuikens voorbij komen en is er dus sprake van 3,2 % vangletsel. Bloedingen van deze aard zijn in de laatste 6 uur voorafgaande aan het doden van de dieren ontstaan door het ruw vangen van de dieren op stal. Ik zag om 14:09 uur tijdens mijn tweede vangletselcontrole van 2 minuten van het koppel kuikens uit hok 2 van mester “ [eiseres] ” 8 karkassen met open en gesloten verwondingen met botbreuk of kneuzingen met onderhuidse uitgebreide bloeding op één of beide vleugels. Bij een bandsnelheid van 7500 per uur zag ik dus 250 kuikens voorbij komen en is er dus sprake van 3,2% vangletsel. Bloedingen van deze aard zijn in de laatste 6 uur voorafgaande aan het doden van de dieren ontstaan door het ruw vangen van de dieren op stal. In totaal heb ik van bovengenoemd koppel 2 tellingscontroles naar letsels uitgevoerd. Uit deze 2 tellingen kwam een gemiddelde score van 3,2 % vangletsels bestaande uit ernstige bloedingen en open botbreuken. De werkzaamheden op het bedrijf van oorsprong van deze dieren werden niet op zodanige wijze uitgevoerd dat de dieren letsel en lijden bespaard bleef en dat hun veiligheid was gegarandeerd, want ik stelde tijdens mijn inspectie op hetpluimveeslachthuis bij de postmortem-keuring vast dat veel karkassen van deze koppel ernstig tot zeer ernstig letsel vertoonden, welke naar mijn deskundige mening als dierenarts ontstaan zijn tijdens het vangen van de dieren. De houder van het pluimvee op de plaats van vertrek zorgde er niet voor dat de voorschriften met betrekking tot het behandelen van de dieren nageleefd werden, omdat door het vangen onnodige pijn of onnodig lijden bij de dieren is veroorzaakt.
2.5.
In het rapport van bevindingen van 23 maart 2017 (133521/100604) schrijft de toezichthouder over zijn bevindingen op 23 maart 2017 onder meer het volgende:

Tijdens mijn inspectie bevond ik mij om 12.25 uur in de panklaar afdeling op keurbordes 1 van [de slachterij] Ik bevond mij op het keurbordes voor de PM-screening van de kuikens afkomstig uit hok 1 van mester “ [eiseres] ”. Bij controle van de door het slachthuis op het keurbordes vermeldde gegevens (zie wisseltijden op de foto’s 1 en 4 in de bijlage) betreffende de koppelwisseltijden, bleek dat de kuikens die op dat moment aan de betreffende slachtlijn werden geslacht, daadwerkelijk van dit koppel afkomstig waren. Ik zag veel dieren met letsel, waarop ik besloot om een vangletselcontrole uit te voeren. Ik heb geteld volgens de instructie van de NVWA; Bijlage 2 bij WLZVL - 030 NVWA: bijlage bij registratieformulier letseltelling pluimvee slachthuis. Ik zag om 12.30 uur tijdens mijn eerste vangletselcontrolecontrole van 2 minuten van het koppel kuikens uit hok 1 van mester “ [eiseres] ” 16 karkassen met een open luxatie van het ellebooggewricht in combinatie met een bloeding rondom het geluxeerde ellebooggewricht over een lengte van minimaal 3 centimeter (eerste steekproef zie foto 1 in de bijlage ) en 1 karkas met een grote bloeding rondom het linker schoudergewricht, doorlopend tot in de borstspier over een lengte van meer dan 3 centimeter (eerste steekproef zie foto 2 in de bijlage). Bij een bandsnelheid van 7500 per uur zag ik dus 250 kuikens voorbij komen en is er dus sprake van 6,8 % vangletsel. Bloedingen van deze aard zijn in de laatste 6 uur voorafgaande aan het doden van de dieren ontstaan door het ruw vangen van de dieren op stal door een vangmachine. Ik zag om 12.35 uur tijdens mijn tweede vangletselcontrole van 2 minuten van het koppel kuikens uit hok 1 van mester “ [eiseres] ” 12 karkassen met een open luxatie van het ellebooggewricht in combinatie met een bloeding rondom het geluxeerde ellebooggewricht over een lengte van minimaal 3 centimeter en ik zag 2 karkassen met een gesloten luxatie van het ellebooggewricht in combinatie met een bloeding rondom het geluxeerde ellebooggewricht over een lengte van minimaal 3 centimeter (tweede steekproef zie foto 3 in de bijlage). Ook zag ik 1 karkas met een grote bloeding rondom het rechter schoudergewricht, doorlopend tot in de borstspier over een lengte van meer dan 3 centimeter (tweede steekproef zie foto 4 in de bijlage ). Bij een bandsnelheid van 7500 per uur zag ik dus 250 kuikens voorbij komen en is er dus sprake van 6,0 % vangletsel. Bloedingen van deze aard zijn in de laatste 6 uur voorafgaande aan het doden van de dieren ontstaan door het ruw vangen van de dieren op stal door een vangmachine. In totaal heb ik van bovengenoemd koppel 2 tellingscontroles naar vangletsel uitgevoerd. Uit deze 2 tellingen kwam een gemiddelde score van 6,4 % vangletsels bestaande uit ernstige tot zeer ernstige bloedingen, sommigen vergezeld met luxaties. De werkzaamheden op het bedrijf van herkomst werden niet op zodanige wijze uitgevoerd dat de dieren letsel en lijden bespaard bleef en dat hun veiligheid was gegarandeerd, want ik stelde tijdens mijn inspectie op het pluimveeslachthuis bij de postmortem-keuring vast dat veel karkassen van deze koppel ernstig tot zeer ernstig letsel vertoonden, welke naar mijn deskundige mening als dierenarts ontstaan zijn tijdens het vangen van de dieren door een vangmachine. De houder van het pluimvee op de plaats van vertrek zorgde er niet voor dat de voorschriften met betrekking tot het behandelen van de dieren nageleefd werden, omdat door het vangen onnodige pijn of onnodig lijden bij de dieren is veroorzaakt.
2.6.
In het rapport van bevindingen van 28 april 2017 (134706/101797) schrijft de toezichthouder over zijn bevindingen op 28 april 2017 onder meer het volgende:

Tijdens mijn inspectie bevond ik mij om 9.50 uur in de panklaarafdeling op keurbordes 1van [de slachterij] Ik bevond mij op het keurbordes voor de PM-screening van de kuikens afkomstig uit hok 3 van mester “ [eiseres] ”. Bij controle van de door het slachthuis op het keurbordes vermelde gegevens (zie wisseltijden op de foto’s 1 en 3 in de bijlage) betreffende de koppelwisseltijden, bleek dat de kuikens die op dat moment aan de betreffende slachtlijn werden geslacht, daadwerkelijk van dit koppel afkomstig waren. Ik zag veel dieren met letsel, waarop ik besloot om een vangletselcontrole uit te voeren. Ik heb geteld volgens de instructie van de NVWA; Bijlage 2 bij WLZVL - 030 NVWA: bijlage bij registratieformulier letseltelling pluimvee-slachthuis. Ik zag om 10,00 uur tijdens mijn eerste vangletselcontrole van 2 minuten van het koppel kuikens uit hok 3 van mester “ [eiseres] ” 13 karkassen met een open luxatie van het ellebooggewricht in combinatie met een bloeding rondom het geluxeerde ellebooggewricht over een lengte van minimaal 3 centimeter (eerste steekproef zie foto 1 in de bijlage) en 1 karkas met een grote bloeding rondom het schoudergewricht, doorlopend tot in de borstspier over een lengte vanmeer dan 3 centimeter (eerste steekproef zie foto 2 in de bijlage). Bij een bandsnelheid van 7500 per uur zag ik dus 250 kuikens voorbij komen en is er dus sprake van 5,6 % vangletsel. Bloedingen van deze aard zijn in de laatste 6 uur voorafgaande aan het doden van de dieren ontstaan door het ruw vangen van de dieren op stal door een vangmachine. Ik zag om 10.06 uur tijdens mijn tweede vangletselcontrole van 2 minuten van het koppel kuikens uit hok 3van mester “ [eiseres] ” 17 karkassen met een open luxatie van het ellebooggewricht in combinatie met een bloeding rondom het geluxeerde ellebooggewricht over een lengte van minimaal 3 centimeter (tweede steekproef zie foto 3 in de bijlage) en ik zag 2 karkassen met een gesloten luxatie van het ellebooggewricht in combinatie met een bloeding rondom het geluxeerde ellebooggewricht over een lengte van minimaal 3centimeter (tweede steekproef zie foto 4 in de bijlage). Bij een bandsnelheid van 7500 per uur zag ik dus 250 kuikens voorbij komen en is er dus sprake van 7,6 % vangletsel. Bloedingen van deze aard zijn in de laatste 6 uur voorafgaande aan het doden van de dieren ontstaan door het ruw vangen van de dieren op stal door een vangmachine. In totaal heb ik van bovengenoemd koppel 2 tellingscontroles naar vangletsel uitgevoerd. Uit deze 2 tellingen kwam een gemiddelde score van 6,6 % vangletsels aan voornamelijk de vleugels, bestaande uit ernstige tot zeer ernstige bloedingen, sommigen vergezeld met luxaties. Het personeel van de vangploeg voerde zijn werkzaamheden niet op zodanige wijze uit dat de dieren letsel en lijden bespaard bleef en dat hun veiligheid was gegarandeerd, want ik stelde tijdens mijn inspectie op het pluimveeslachthuis bij de postmortem-keuring vast dat veel karkassen van deze koppel ernstig tot zeer ernstig letsel vertoonden, welke naar mijn deskundige mening als dierenarts ontstaan zijn tijdens het vangen van de dieren. De houder van het pluimvee op de plaats van vertrek zorgde er niet voor dat de voorschriften met betrekking tot het behandelen van de dieren nageleefd werden, omdat door het vangen onnodige pijn of onnodig lijden bij de dieren is veroorzaakt.
2.7.
In het rapport van bevindingen van 4 mei 2017 (134702/101963) schrijft de toezichthouder over zijn bevindingen op 28 april 2017 onder meer het volgende:

Tijdens mijn inspectie bevond ik mij in de aanvoerhal en vervolgens in de panklaar-afdeling van bovengenoemd bedrijf voor de antemortem- en postmortem-keuring. Tijdens de AM-screening in de aanvoerhal zag ik omstreeks 17:30 uur in de containers ongelijk verdeelde lades met kuikens. Een 10-tal lades waren overvol geladen met kuikens waardoor de dieren op elkaar zaten. Er was in deze lades niet voldoende vloeroppervlak voor ieder individueel dier om te staan/zitten. Ik zag 2 kuikens met bebloede vleugels en 1 dood dier (zie foto bijlage), Daarnaast zag ik 12 zogenoemde ‘spreadlegs’, een positie waarbij 1 of beide poten in een hoek van bijna 180 graden gestrekt naast het lichaam wordt gehouden. Dit is een onnatuurlijke houding van het kuiken en wordt veroorzaakt door pijn ten gevolge van vergroeiing, ontsteking of letsel. Volgens de aanvoerplanning en na verificatie bij de chef panklaar van het betreffende pluimveeslachthuis, betroffen het vleeskuikens van koppels ‘ [eiseres] ’ uit de stallen 3 en 5. Bij dezelfde koppels geslachte dieren zag ik in de panklaar-afdeling tijdens de PM screenings bij 1250 karkassen 101 fracturen met forse donkerrode tot paarse bloedingen groter dan 3 cm van de vleugels en looppoten. Bloedingen van deze aard zijn in de laatste 12 uur voorafgaande aan het doden van de dieren ontstaan door het ruw vangen van de dieren op stal middels een vangmachine. In totaal heb ik van bovengenoemde koppels 2 tellingscontroles naar vangletsel uitgevoerd. Beide controles duurden 2 minuten. Tussen de controles zat ongeveer een half uur. De bandsnelheid tijdens de controle was 125 kuikens per minuut. Van koppel 18 heb ik tijdens de eerste controle 15 letsels geteld en tijdens de tweede controle 27. Uit deze 2 tellingen kwam een gemiddelde score van 8,4% letselschade naar voren. Van koppel 19 heb ik tijdens de eerste controle 19 letsels geteld en tijdens de tweede controle 21. Uit deze 2 tellingen kwam een gemiddelde score van 8,0% letselschade naar voren. De letsels bestonden uit ernstige tot zeer ernstige bloedingen en fracturen van de vleugels en looppoten. Deze ernstige fracturen en kneuzingen met bloedingen hebben ertoe geleid dat deze dieren vanaf het ontstaan van het letsel en vervolgens tijdens het vervoer tot aan de slacht, hevige pijn en stress hebben ervaren. Vanuit mijn professionele ervaring als dierenarts concludeer ik daarom uit bovenstaande feiten dat hier sprake is van ernstig dierenletsel. De houder van het pluimvee op de plaats van vertrek zorgde er niet voor dat de voorschriften met betrekking tot het behandelen van de dieren nageleefd werden, omdat door het vangen met de vangmachine onnodige pijn en ernstig lijden bij de dieren is veroorzaakt.
2.8.
In het rapport van bevindingen van 13-05-2017 (134877/102046) schrijft de toezichthouder over zijn bevindingen op 13 mei 2017 onder meer het volgende:

Tijdens mijn inspectie bevond ik mij om 11.55 uur in de panklaarafdeling op keurbordes 2 van [de slachterij] Ik bevond mij op het keurbordes voor de PM-screening van de kuikens afkomstig uit hok 3 van mester “ [eiseres] ”. Bij controle van de door het slachthuis op het keurbordes vermelde gegevens (zie wisseltijden op foto’s in de bijlage) betreffende de koppelwisseltijden, bleek dat de kuikens die op dat moment aan de betreffende slachtlijn werden geslacht, daadwerkelijk van dit koppel afkomstig waren. Ik zag veel dieren met letsel, waarop ik besloot om een vangletselcontrole uit te voeren. Ik heb geteld volgens de instructie van de NVWA; Bijlage 2 bij WLZVL - 030 NVWA: bijlage bij registratieformulier letseltelling pluimvee-slachthuis. Ik zag om 12.05 uur tijdens mijn eerste vangletselcontrole van 2 minuten van het koppel kuikens uit hok 3 van mester “ [eiseres] ” 7 karkassen met een vangletsel van de vleugel, bestaande uit een open of gesloten luxatie van het ellebooggewricht en/of een breuk van het bot in de bovenarm. De letsels waren vergezeld met een bloeding rondom het letsel over een lengte van minimaal 3 centimeter (eerste steekproef zie foto 1 in de bijlage) en ik zag 2 karkassen met een grote bloeding rondom het schoudergewricht, doorlopend tot in de borstspier over een lengte van meer dan 3 centimeter (eerste steekproef zie foto’s 1, 2 en 3 in de bijlage). Bij een bandsnelheid van 7500 per uur zag ik dus 250 kuikens voorbij komen en is er dus sprake van 3,6 % vangletsel. Bloedingen van deze aard zijn in de laatste 6 uur voorafgaande aan het doden van de dieren ontstaan door het ruw vangen van de dieren op stal door een vangmachine. Ik zag om 13.16 uur tijdens mijn tweede vangletselcontrole van 2 minuten van het koppel kuikens uit hok 3 van mester “ [eiseres] ” 10 karkassen met een vangletsel van de vleugel, bestaande uit een open of gesloten luxatie van het ellebooggewricht en/of een breuk van het bot in de bovenarm. De letsels waren vergezeld met een bloeding rondom het letsel over een lengte van minimaal 3 centimeter (tweede steekproef zie foto 4 in de bijlage). Bij een bandsnelheid van 7500 per uur zag ik dus 250 kuikens voorbij komen en is er dus sprake van 4,0 % vangletsel. Bloedingen van deze aard zijn in de laatste 6 uur voorafgaande aan het doden van de dieren ontstaan door het ruw vangen van de dieren op stal door een vangmachine (tweede steekproef zie foto 4 in debijlage). Uit deze twee tellingen kwam een gemiddelde score van 3,8 % vangletselsbestaande uit ernstige tot zeer ernstige bloedingen aan voornamelijk de vleugels, sommigen vergezeld met luxaties. Omdat ik de betrouwbaarheid van mijn uitspraak -wel of geenvangletselpercentage boven de norm van 2% - wilde maximaliseren heb ik een derde vangletseltelling uitgevoerd. Ik zag om 13.25 uur tijdens mijn derde vangletselcontrole van 2 minuten van het koppel kuikens uit hok 3 van mester “ [eiseres] ” 9 karkassen met een vangletsel van de vleugel, bestaande uit een open of gesloten luxatie van het ellebooggewricht en/of een breuk van het bot in de bovenarm. De letsels waren vergezeld met een bloeding rondom het letsel over een lengte van minimaal 3 centimeter (derde steekproef zie foto’s 5 en 6 in de bijlage) en ik zag 1 karkas met een bloeding in het linker onderbeen over een lengte van minimaal 3 centimeter (derde steekproef zie foto 5 in de bijlage). Bij een bandsnelheid van 7500 per uur zag ik dus 250 kuikens voorbij komen en is er dus sprake van 4,0 % vangletsel. Bloedingen van deze aard zijn in de laatste 6 uur voorafgaande aan het doden van de dieren ontstaan door het ruw vangen van de dieren op stal door een vangmachine. De uitkomst van de derde telling kwam overeen met de twee eerdere tellingen. Het personeel van de vangploeg voerde zijn werkzaamheden niet op zodanige wijze uit dat de dieren letsel en lijden bespaard bleef en dat hun veiligheid wasgegarandeerd, want ik stelde tijdens mijn inspectie op het pluimveeslachthuis bij de postmortem-keuring vast dat veel karkassen van deze koppel ernstig tot zeer ernstig letsel vertoonden, welke naar mijn deskundige mening als dierenarts ontstaan zijn tijdens het vangen van de dieren. De houder van het pluimvee op de plaats van vertrek zorgde er niet voor dat de voorschriften met betrekking tot het behandelen van de dieren nageleefd werden, omdat door het vangen onnodige pijn of onnodig lijden bij de dieren isveroorzaakt.
3. Eiseres voert aan dat de voorschriften in de Transportverordening die zij volgens verweerder zou hebben overtreden een inspanningsnorm bevatten en geen resultaatsnorm. Daarnaast stelt eiseres dat verweerder geen causaal verband aantoont tussen de wijze van vangen in de stal en de geconstateerde letsels aan het einde van het slachtproces. Dit vereist namelijk uitsluiting van het ontstaan van deze letsels in alle fases tussen het laden en de post mortem keuring en dat is niet mogelijk. Voorts heeft verweerder de waarborgen die het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) bij het opleggen van een punitieve sanctie stelt, niet in acht genomen. In reactie op het rapport 'Letsel en schade bij vleeskuikens als gevolg van vangen, transport en handelingen aan de slachtlijn' van Wageningen University & Research (WUR) van januari 2019 en het daarover door verweerder ingenomen standpunt voert eiseres aan dat waarschijnlijkheden en aannemelijkheden die uit het rapport volgen, niet tot een onomstotelijke vaststelling van de gestelde overtreding kunnen leiden, terwijl dit gelet op artikel 6 van het EVRM wel noodzakelijk is voor het opleggen van een punitieve sanctie. Daarnaast staat in het WUR-rapport dat verder onderzoek noodzakelijk is; een rechtens valide bewijs levert het rapport dus niet. Voorts neemt het rapport als uitgangspunt dat transport op zich geen of een kleine oorzaak vormt voor het ontstaan van letsel, maar veel rapporten van bevindingen geven geen blijk van uitsluiting van calamiteiten, althans beschrijven niet hoe de toezichthouder heeft vastgesteld dat van calamiteiten geen sprake was. Daarnaast wordt er bij eiseres machinaal gevangen en dat is veel diervriendelijker dan het handmatig vangen, aldus eiseres.
4.1.
De rechtbank overweegt dat op het bestuursorgaan de bewijslast rust dat een beboetbare overtreding is begaan, terwijl de belanghebbende gelet op de in artikel 6, tweede lid, van het EVRM neergelegde onschuldpresumptie het voordeel van de twijfel geniet indien niet buiten twijfel is dat de beboetbare overtreding is begaan. De onschuldpresumptie staat er evenwel niet aan in de weg dat een overtreding op basis van bewijsvermoedens wordt vastgesteld (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:HR:2013:63, ECLI:NL:CRVB:2016:1878 en ECLI:NL:CBB:2015:49). Daarnaast geldt de vaste jurisprudentie, zoals het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) heeft overwogen in onder meer de uitspraak van 10 april 2018 (ECLI:NL:CBB:2018:147), dat een bestuursorgaan in beginsel mag afgaan op de juistheid van de inhoud van een naar waarheid opgemaakt en ondertekend toezichtrapport en de daarin vermelde bevindingen, maar dat, indien die bevindingen gemotiveerd worden betwist, zal moeten worden onderzocht of er, gelet op die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd.
4.2.
Ten aanzien van het rapport van bevindingen van 28 april 2017 (134706/101797) in ROT18/3251 is ter zitting gebleken dat daar foto’s bij zijn gevoegd die niet van het betreffende gecontroleerde koppel zijn. Er is namelijk ter zitting vastgesteld dat de vier foto’s die bij het rapport van bevindingen van 23 maart 2017 (133521/100604) in ROT 18/3250 zijn gevoegd, dezelfde foto’s zijn als die bij het rapport van 28 april 2017 zijn gevoegd. Verweerder heeft dit ter zitting erkend; [de senior toezichthoudend dierenarts] zelf heeft de constatering gedaan, nadat de rechtbank hem daarnaar had gevraagd. Zoals hierna onder 5.3 wordt overwogen zijn de foto’s bij de rapporten in deze zaken illustratief en dienen zij niet ter onderbouwing van de overtredingen. Dit neemt niet weg dat de foto’s wel deel uit maken van het rapport van bevindingen. In dit geval wordt in het rapport van 28 april 2017 in de beschrijvingen van de constateringen door de toezichthouder ook expliciet verwezen naar de bijgevoegde foto’s en volgt uit de pagina’s met de foto’s ook dat het om de constateringen in het rapport van 28 april 2017 zou gaan (het nummer van het rapport en het nummer van het hok van het op 28 april 2017 gecontroleerde koppel wordt bij de foto’s vermeld). Nu echter vaststaat dat het niet de foto’s zijn van het koppel waarover de constateringen in het rapport van 28 april 2017 gaan, raakt dit de betrouwbaarheid en juistheid van het rapport van bevindingen in zijn geheel. Naar het oordeel van de rechtbank doet dit zodanig afbreuk aan de betrouwbaarheid van het rapport dat het niet kan dienen ter onderbouwing van de gestelde overtreding. Dit maakt dat de gestelde overtreding op 28 april 2017 in ROT 18/3251 niet kan worden vastgesteld. Het principe dat de rechtbank mag afgaan op de juistheid van een toezichtsrapport kan alleen maar stand houden als aan een relevante geconstateerde afbreuk aan dat principe deze consequentie wordt verbonden. Het gaat hier niet om een verschrijving of iets dergelijks, maar om een onderbouwing van een constatering (namelijk dat de gecontroleerde kuikens tot een bepaald koppel behoren) die een dragend onderdeel vormt van de verweten gedraging. Verweerder was in deze zaak dus niet bevoegd een boete op te leggen. De rechtbank zal dan ook in ROT 18/3251 het bestreden besluit vernietigen en het boetebesluit herroepen, wat betekent dat in die zaak de boete vervalt. In de andere zeven zaken ziet de rechtbank in beginsel geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid of betrouwbaarheid van de rapporten van bevindingen en de rechtbank zal hierna, onder 5.1 tot en met 5.7, de vaststelling van de overtreding en de opgelegde boete in die zeven zaken beoordelen.
5.1.
Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat het gehele rapport van bevindingen, dus niet alleen de bevindingen in het kader van de letseltelling maar ook de daaraan voorafgaande bevindingen bij de ante-mortem- of post-mortemkeuring, de grondslag vormen voor het vaststellen van de overtreding; de gegevens van de letseltelling zijn van belang voor de handhaving. De controles op vangletsel in de slachterij vinden plaats zoals beschreven in de “Toelichting op BIJLAGE (vang)letseltelling, hierna: Toelichting letseltelling. Als de toezichthoudend dierenarts bij de ante-mortem- en/of post-mortemkeuring aanwijzingen ziet voor een verhoogd percentage letsel door het vangen of laden, is er aanleiding voor het verrichten van een letseltelling bij de ontvederde dieren. Bij die letseltelling worden bloedingen op vleugel, poot of lichaam (alleen borstzijde) geteld die donkerrood van kleur zijn en die tevens drie centimeter of groter zijn. Er wordt maar één letsel per dier geteld.
Dit staat ook zo beschreven op het Registratieformulier letseltelling pluimveeslachthuis waarop de toezichthouder het aantal getelde letsels en berekende percentages noteert. In de Toelichting letseltelling is het beleid voor het tellen van vangletsel verder uitgewerkt en toegelicht. Daarin staat onder meer: “De grootte en kleur van de bloeding geeft informatie over de ouderdom van de bloeding. Een bloeding van één centimeter of kleiner, die helderrood van kleur is, is minder dan twee minuten oud. Dit betekent dat deze bloeding tijdens het slachtproces en nadat het dier bewusteloos of dood was is ontstaan. Dat noemen we “schade”, er is geen lijden. “Letsel” daarentegen ontstaat bij het dier vanaf vangen tot het dier bewusteloos is t.g.v. de bedwelming; er is sprake van lijden.” Ook uit deze Toelichting volgt dat alleen bloedingen worden geteld aan vleugel, poot of lichaam, vanaf drie centimeter en die tevens donkerrood zijn. In de toelichting zijn ook foto’s opgenomen die een illustratie geven van welke bloedingen wel of niet meegeteld worden bij de letseltelling.
5.2.
Ter zitting is door [de senior toezichthoudend dierenarts] nader toegelicht waarom verweerder ervan uitgaat dat het letsel dat bij de letseltelling geteld wordt geen letsel is dat bij het transport of bij de slacht kan zijn ontstaan. De toezichthoudend dierenarts heeft toegelicht dat letsel dat bij transport zou kunnen ontstaan voornamelijk andersoortig letsel betreft dan vangletsel en dat als zich bij het transport iets heeft voorgedaan een aanzienlijk groter deel van de kuikens (30-40 %) daardoor letsel heeft opgelopen dan de percentages die bij vangletseltellingen naar voren komen. Daarnaast gaat de toezichthouder na of zich bij het transport calamiteiten hebben voorgedaan die tot letsel zouden kunnen leiden door te bezien of de laad- of transportbon daarvan melding maakt en dit mondeling na te vragen bij de transporteur. In het algemeen kan dus, in het geval dat zich geen calamiteiten bij het transport hebben voorgedaan en een relatief kleiner deel van de kuikens letsel heeft, worden uitgesloten dat het door de toezichthouder vastgestelde letsel door het transport is ontstaan. Ook is op de zitting toegelicht dat het door de toezichthouder getelde letsel niet kan zijn ontstaan op het slachthuis. Toegelicht is dat het proces op de slachterij in het algemeen niet meer dan een uur duurt en dat de kuikens op de betreffende slachterij aan het begin van het slachtproces, voorafgaand aan het kantelen van de containers, onomkeerbaar worden bedwelmd. Ter zitting heeft verweerder een filmpje getoond waarop is te zien dat het uitladen geautomatiseerd plaatsvindt waarbij de kuikens in de containers worden bedwelmd en pas daarna gekanteld. De toezichthoudend dierenarts heeft verder op de zitting toegelicht dat bedwelmde kuikens een zeer lage hartslag hebben wat betekent dat eventuele in de slachterij ontstane bloedingen onderhuids nauwelijks uitbreiden en er dus alleen sprake zal zijn van kleine bloedingen als het letsel op het slachthuis is ontstaan. Bovendien heeft een bloeding van drie centimeter tijd nodig om zich tot dat formaat te ontwikkelen en daarvoor is volgens verweerder het proces op het slachthuis te kort. Daarnaast is ook het type letsel dat bij het slachtproces zou kunnen ontstaan anders dan het letsel dat over het algemeen bij het vangen kan ontstaan en is er een verschil in kleur. Letsel dat is ontstaan op de slachterij is vers en dus lichtrood van kleur. De toezichthoudende dierenartsen zijn er op getraind om eventueel vers letsel uit te sluiten. Schade die is ontstaan verderop in het slachtproces (dus na het kantelen) tijdens of na het aansnijden en leegbloeden, zal bovendien niet tot een grote bloeding leiden, omdat het bloed de weg van de minste weerstand kiest en zich dus niet onderhuids zal verspreiden maar via de snede het lichaam zal verlaten. Er is dan ook geen of nauwelijks hartslag meer om het bloed in het lichaam te verspreiden, aldus de toezichthoudend dierenarts op de zitting.
5.3.
Voorts overweegt de rechtbank dat de vaststelling van de kleur van het letsel weliswaar een subjectief element kent maar dat de toezichthoudend dierenartsen van de NVWA erop zijn getraind om dit te herkennen. De rechtbank vindt het voldoende aannemelijk, mede gelet op de ter zitting gegeven toelichting, dat er een aanzienlijk verschil zit tussen de kleur van een verse bloeding en die van een oudere bloeding waarvan het bloed al (deels) gestold is of onderhuids verkleurd en dat dit verschil door een deskundig dierenarts goed kan worden vastgesteld. De toezichthoudend dierenarts heeft ter zitting toegelicht dat een verse wond goed herkenbaar is en dat een bloeding na twee uur echt donkerrood van kleur is en eventueel gestold. Daarbij is ook toegelicht dat het proces op de slachterij over het algemeen niet meer dan een uur in beslag neemt. Op het ter zitting bekeken filmpje is door verweerder de situatie getoond zoals de toezichthouder bij een letseltelling de karkassen voorbij ziet komen aan de slachtlijn met een bandsnelheid van 7500 kuikens per uur. Dat was ook de bandsnelheid bij de controles hier aan de orde. De rechtbank heeft geen aanleiding om hieraan te twijfelen en leidt uit het getoonde filmpje af dat bij die snelheid het letsel aan de karkassen voldoende kan worden beoordeeld door een deskundig dierenarts. Daar komt bij dat vangletsel niet enkel op basis van de kleur van een bloeding wordt vastgesteld. De toezichthouder kijkt ook naar de grootte en het type letsel. Bovendien laat de kleur zich ook niet altijd goed vastleggen op foto’s, zoals ter zitting ook is vastgesteld; de afdrukkwaliteit van de foto’s kan bepalend zijn voor hoe donker het rood oogt. Ten aanzien van de foto’s die bij de rapporten van bevindingen worden gevoegd is bovendien ter zitting gebleken dat dit geen foto’s zijn van de kuikens die zijn geteld bij de letseltelling. De foto’s die bij de rapporten zitten worden door de toezichthouder genomen tussen de eerste en tweede vangletseltelling en dienen ter illustratie van hoe het er in het betreffende koppel in het algemeen uitzag. De foto’s die bij de rapporten zijn gevoegd onderbouwen dus niet de overtreding, maar naar het oordeel van de rechtbank is dat ook niet nodig indien de rapporten zelf (en de daarbij gevoegde stukken) voldoende duidelijkheid geven over hetgeen is geconstateerd, namelijk donkerrode bloedingen van drie centimeter of meer.
5.4.
Het voorgaande vindt ook deels een onderbouwing in het hiervoor genoemde rapport van WUR waarin staat dat de methode van verweerder, namelijk het scoren van grote bloedingen in de slachtlijn, een valide methode lijkt voor het vaststellen van vangletsel. Ook volgt uit dit rapport dat niet aannemelijk is dat het transport de oorzaak is voor het ontstaan van letsel. Voor zover uit dit rapport ook blijkt dat bepaald letsel eerst na het vangen is toegenomen, is gelet op het voorgaande niet aannemelijk dat verweerder dat soort letsel, waaronder vleugeldislocaties en verse (kleine) bloedingen, meetelt bij de vangletseltellingen.
5.5.
Gelet op de toelichting en onderbouwing van het beleid die in deze zaken is gegeven van de zijde van verweerder ziet de rechtbank geen aanleiding om de uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 22 januari 2020 (ECLI:NL:RBROT:2020:392) te volgen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder met de rapporten van bevindingen en daarbij behorende stukken, de bestreden besluiten, het verweerschrift en de gegeven toelichting ter zitting voldoende gemotiveerd dat bij kuikens van eiseres vangletsel is vastgesteld.
5.6.
Ten aanzien van de gestelde overtreden norm overweegt de rechtbank dat, anders dan eiseres stelt, deze een resultaatsverplichting inhoudt en geen inspanningsnorm. Op grond van artikel 8, eerste lid, van de Transportverordening moet eiseres, als houder van de dieren, ervoor zorgen dat bepaalde voorschriften worden nageleefd, waaronder het in bijlage I, hoofdstuk III, paragraaf 1.8, onder d, neergelegde voorschrift dat het verboden is dieren zodanig te behandelen dat het hun onnodige pijn of onnodig lijden berokkent. Indien vaststaat dat dieren van eiseres bij het vangen onnodig pijn of lijden is berokkend kan worden geconcludeerd dat eiseres de overtreding heeft begaan. Eerst voor de vervolgvraag of die overtreding mag worden beboet is relevant of de overtreding ook aan eiseres kan worden verweten, zoals volgt uit artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Gelet op al het voorgaande staat naar het oordeel van de rechtbank in voldoede mate vast dat eiseres de zeven overtredingen heeft begaan. Voorts heeft eiseres geen omstandigheden aangevoerd die maken dat de overtredingen haar niet kunnen worden verweten. Eiseres is als houder van de dieren verantwoordelijk voor het vangen van de dieren en voor het letsel dat bij het vangen wordt veroorzaakt. Dat de kuikens van eiseres machinaal worden gevangen, doet niet af aan het vangletsel dat door de toezichthouders bij de kuikens van eiseres is geconstateerd. Overigens is ook niet aannemelijk geworden dat de methode van machinaal vangen tot minder vangletsel leidt dan het handmatig vangen. Nu voldoende vaststaat dat eiseres de overtredingen heeft begaan en deze haar verweten kunnen worden is verweerder bevoegd om eiseres daarvoor boetes op te leggen.
5.7.
Ten aanzien van de hoogte van de opgelegde boetes overweegt de rechtbank dat de wetgever reeds een afweging heeft gemaakt welke boete bij een bepaalde overtreding evenredig moet worden geacht. Het in dit geval met de Transportverordening gediende doel - het waarborgen van dierenwelzijn - staat voorop. De hoogte van de boete die geldt bij een overtreding als hier aan de orde (€ 1.500,-) vindt de rechtbank als zodanig niet onredelijk. Voorts heeft eiseres geen feiten of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan de boetes moeten worden gematigd. Ook overigens is daarvan niet gebleken. In ROT 18/3253 heeft verweerder het standaardboetebedrag verhoogd tot € 3.000,- in verband met recidive. Daartegen heeft eiseres geen gronden gericht.
6. Uit wat is overwogen onder 5.1 tot en met 5.7 volgt dat de beroepen in zeven zaken (ROT 18/3246, ROT 18/3247, ROT 18/3248, ROT 18/3249, ROT 18/3250, ROT 18/3252 en ROT 18/3253) ongegrond zijn. Uit wat is overwogen onder 4.2 volgt dat het beroep ROT 18/3251 gegrond is, het bestreden besluit wordt vernietigd en het primaire besluit in die zaak wordt herroepen. De boete in ROT 18/3251 vervalt dus en de andere zeven boetes blijven in stand.
7. Omdat de rechtbank het beroep in ROT 18/3251 gegrond verklaart, bepaalde de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht in die zaak vergoedt.
8. Daarnaast ziet de rechtbank in de gegrondverklaring van het beroep ROT 18/3251 aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten in die procedure. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.100,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor de hoorzitting, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 525,- en wegingsfactor 1). Daarnaast stelt de rechtbank volgens opgave de reiskosten vast op € 36,80 ter hoogte van de kosten voor openbaar vervoer tweede klasse. Ten aanzien van de opgegeven verletkosten van € 90,- voor het bijwonen van de zitting (3 uren), overweegt de rechtbank dat in het Bpb voor verletkosten wordt uitgegaan van een bedrag tussen € 7,- en € 84,- per uur, afhankelijk van de omstandigheden. Eiseres heeft het opgegeven bedrag van € 90 niet onderbouwd, maar de rechtbank acht dit bedrag, mede gezien de reisafstand en de duur van de zitting niet onredelijk. De totale door verweerder te vergoeden proceskosten komen daarmee neer op € 2.226,80.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen ROT 18/3246, ROT 18/3247, ROT 18/3248, ROT 18/3249, ROT 18/3250, ROT 18/3252 en ROT 18/3253 ongegrond;
  • verklaart het beroep ROT 18/3251 gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit in ROT 18/3251;
  • herroept het primaire besluit in ROT 18/3251;
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres het in ROT 18/3251 betaalde griffierecht van € 338,- vergoedt;
  • veroordeelt verweerder in ROT 18/3251 in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.226,80.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.R. Houweling, rechter, in aanwezigheid van mr. A.L. van der Duijn Schouten, griffier. De uitspraak is gedaan op 3 april 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
de griffier is buiten staat
deze uitspraak te tekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.