ECLI:NL:RBROT:2021:6804
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuursrechtelijke procedure inzake boete opgelegd aan pluimveehouder wegens vangletsel
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 juli 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een maatschap als eiseres en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit als verweerder. De zaak betreft een boete van € 1.500,- die aan eiseres is opgelegd wegens een overtreding van de Wet dieren. De overtreding houdt in dat het personeel van de vangploeg de werkzaamheden niet op een zodanige wijze heeft uitgevoerd dat de dieren letsel en lijden werd bespaard. Eiseres heeft tegen het besluit van de Minister bezwaar gemaakt, maar dit is ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.
Tijdens de zitting op 5 maart 2021 heeft eiseres zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, bijgestaan door een deskundige. De Minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en een senior toezichthoudend dierenarts van de NVWA. De rechtbank heeft overwogen dat de bewijslast voor de overtreding bij de Minister ligt, maar dat de onschuldpresumptie niet in de weg staat aan het vaststellen van een overtreding op basis van bewijsvermoedens. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Minister voldoende bewijs heeft geleverd dat de overtreding heeft plaatsgevonden, onder andere door het rapport van bevindingen van de NVWA.
Eiseres heeft betoogd dat de steekproef niet representatief was en dat de bevindingen van de toezichthouder niet klopten. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de Minister voldoende heeft gemotiveerd dat de overtredingen zijn begaan en dat eiseres verantwoordelijk is voor de wijze waarop de dieren worden gevangen, ook al maakt zij gebruik van een gecertificeerd bedrijf. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.