ECLI:NL:RBROT:2021:6293

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 juni 2021
Publicatiedatum
2 juli 2021
Zaaknummer
10/960143-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf wegens voorbereiding van terroristische aanslag en deelneming aan terroristische organisatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 juni 2021 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van de voorbereiding van een terroristisch misdrijf en deelneming aan de terroristische organisatie IS. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met een medeverdachte voorbereidingen had getroffen voor een aanslag in Nederland, waarbij zij zich het radicale gedachtegoed van IS eigen hadden gemaakt. De verdachte had zich laten informeren over het maken van explosieven en had actief gezocht naar zwaar vuurwerk. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat de officier van justitie niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard, en oordeelde dat er geen sprake was van uitlokking door de AIVD. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en het risico op recidive, en legde naast de gevangenisstraf ook een maatregel ex artikel 38z Sr op, om gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende voorwaarden te kunnen toepassen na de gevangenisstraf. De rechtbank benadrukte dat de verdachte en zijn medeverdachte hun plannen niet konden uitvoeren dankzij tijdig ingrijpen van de autoriteiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/960143-19
Datum uitspraak: 29 juni 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres: [adres verdachte] , [postcode verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Vught (TA),
raadsman mr. S. Weening, advocaat te Maastricht.
Ter bevordering van de leesbaarheid van het vonnis is als bijlage I een lijst van gebruikte afkortingen opgenomen.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 19, 20 en 21 mei en 29 juni 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de vordering nadere omschrijving tenlastelegging, waarbij de oorspronkelijke opgave van de feiten als bedoeld in artikel 261, derde lid, Sv op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van 30 november 2020 is gewijzigd. Ter terechtzitting van 23 februari 2021 is de tekst van de nader omschreven tenlastelegging nogmaals gewijzigd.
De tekst van de nader omschreven en gewijzigde tenlastelegging is als bijlage II aan dit vonnis gehecht.
De verdachte wordt - kort samengevat - het volgende verweten:
  • het medeplegen van voorbereiding van een terroristisch misdrijf (feit 1 primair);
  • het medeplegen van het volgen en ondergaan van een training met het oog op het plegen van een terroristisch misdrijf (feit 1 subsidiair);
  • het medeplegen van deelneming aan een organisatie met terroristisch oogmerk, te weten IS dan wel een organisatie bestaande uit in ieder geval de verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte] (feit 2).

3..Aanleiding onderzoek

Op 9 oktober 2019 werd een ambtsbericht door de AIVD verstrekt. In dit ambtsbericht werd onder andere melding gemaakt dat de verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte] de intentie hebben om een jihadistisch gemotiveerde aanslag te plegen. Voor de beoogde aanslag, die hoogstwaarschijnlijk tegen Nederland is gericht, willen zij gebruik maken van explosieven. Direct na ontvangst van dit ambtsbericht werd een opsporingsonderzoek, genaamd 26Marina, gestart.
In het kader van het onderzoek zijn verschillende opsporingsmiddelen ingezet, waaronder telefoon- en computertaps en OVC. Tevens werd vanaf 10 oktober 2019 een politie-infiltratie traject in gang gezet, waarbij contact is gezocht en onderhouden met de verdachte [naam verdachte] . Voorafgaand aan de aanhouding van beide verdachten op 25 november 2019, heeft [naam verdachte] een viertal fysieke ontmoetingen gehad met politie-infiltrant(en) op 17 oktober 2019, 28 oktober 2019, 7 november 2019 en 15 november 2019

4..Preliminair verweer

Voor zover de verdediging zich heeft aangesloten bij het preliminaire verweer dat in de zaak tegen de medeverdachte [naam medeverdachte] is gedaan strekkende tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie, wordt dat verweer verworpen op de volgende gronden.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de rechter-commissaris op 28 november 2019 de aanhouding en de inverzekeringstelling van de verdachte rechtmatig heeft geacht. Voor een herbeoordeling van de rechtmatigheid van de aanhouding en de daaropvolgende inverzekeringstelling geeft het dossier geen aanleiding. Hieruit blijkt niet dat bij het OM/de politie ten tijde van de aanhouding informatie bekend was die aan een aanhouding in de weg zou kunnen staan. Hetgeen de verdediging in de zaak van de medeverdachte daarover heeft aangevoerd is onvoldoende om tot een andere conclusie te komen.
De politie heeft processen-verbaal opgemaakt waarin een uitwerking van OVC-gesprekken is opgenomen. Hiermee is in beginsel voldaan aan de verbaliseerplicht. Voor de stelling dat de politie de OVC gesprekken doelbewust onjuist zou hebben uitgewerkt, is geen begin van aannemelijkheid aanwezig. Ook de stelling dat de OVC-gesprekken dusdanig gebrekkig zijn uitgewerkt dat de belangen van de verdachte grovelijk zijn veronachtzaamd, volgt de rechtbank niet. Ter zitting zijn enkele geluidsbestanden beluisterd, waarbij de rechtbank heeft geconstateerd dat het bijzonder lastig is om te verstaan wat de verdachten precies hebben gezegd en ook dat niet alle aanwezigen in de zittingszaal hetzelfde verstaan. De rechtbank kan niet vaststellen dat de discrepanties tussen de processen-verbaal en hetgeen de rechtbank ter zitting heeft gehoord, gebaseerd zijn op een (al dan niet bewust) onjuiste verbalisering. Dat een enkel woord wellicht niet is gehoord door een verbalisant en wel door de rechtbank of andersom, maakt niet dat sprake is van een gebrekkige uitwerking van de gesprekken of van bewuste misleiding.
Het verzoek tot schorsing dan wel heropening van het onderzoek ter terechtzitting om de verdediging in de gelegenheid te stellen alle OVC-gesprekken (nogmaals) te beluisteren en (te laten) bestuderen wordt afgewezen, nu de rechtbank dit niet noodzakelijk acht. Mede gelet op de relatief beperkte verschillen tussen wat is geverbaliseerd en wat de rechtbank op de geluidsopnames meent te hebben verstaan, is er onvoldoende aanleiding om te concluderen dat andere gesprekken zodanig onjuist zijn weergegeven dat hierdoor ontlastende informatie niet in het dossier terecht is gekomen.
Dit alles leidt tot de gevolgtrekking dat geen sprake is van een schending van het recht op een eerlijk proces, zoals bedoeld in artikel 6 EVRM. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van de verdachte.

5..Eis officier van justitie

De officieren van justitie mrs. C.D. Kardol en S.C.M. Wildemors hebben gevorderd:
 bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde;
 veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaar met aftrek van voorarrest met oplegging van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel, als bedoeld in artikel 38z Sr.

6..Geldigheid dagvaarding feit 1 subsidiair en feit 2

Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de dagvaarding ten aanzien van feit 1 subsidiair (het medeplegen van training voor terrorisme) en feit 2 (het medeplegen van deelneming aan de terroristische organisatie IS) nietig is, omdat niet uit de tenlastelegging blijkt welke concrete (terroristische) misdrijven het betreft. Hierdoor is het voor verdachte niet duidelijk waartegen hij zich dient te verweren. De tenlastelegging moet, op straffe van nietigheid, het feit omschrijven waarop zij betrekking heeft. Dit betekent dat het ten laste gelegde zodanig feitelijk moet zijn aangeduid dat de verdachte in staat is te begrijpen wat hem wordt verweten, teneinde zich daarop te kunnen verdedigen (NJ 1929 p. 565).
Beoordeling
Ingevolge artikel 261, eerste lid, Sv behelst de dagvaarding een opgave van het feit dat ten laste wordt gelegd met vermelding omstreeks welke tijd en waar ter plaatse het begaan zou zijn. Het tweede lid voegt daaraan toe dat de dagvaarding tevens de vermelding behelst van de omstandigheden waaronder het feit zou zijn begaan.
Het tenlastegelegde moet voor de verdachte voldoende duidelijk zijn om te kunnen begrijpen wat hem wordt verweten, zodat hij zich hiertegen kan verdedigen.
Gelet op de inhoud van het dossier, kan over de manier waarop de tenlastelegging moet worden begrepen naar het oordeel van de rechtbank geen enkele twijfel bestaan.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair blijkt uit het dossier dat de verdachte op zoek was naar informatie over hoe hij explosieven kon maken c.q. bemachtigen en welke personen, websites, kanalen en video’s hij daartoe heeft geraadpleegd.
Ten aanzien van feit 2 geldt dat Islamitische Staat (IS) - voorheen Islamic State of Iraq and Shaam (ISIS) en Islamic State of Iraq and Levant (ISIL) genoemd - internationaal wordt aangemerkt als een (verboden) terroristische organisatie. Ook was in ieder geval ná het uitroepen van het kalifaat door IS op 29 juni 2014 algemeen bekend dat IS zich schuldig maakt aan het plegen van terroristische misdrijven zoals omschreven in de onderdelen A tot en met E.
Bovendien heeft de verdediging er ter terechtzitting blijk van gegeven goed te hebben begrepen wat het tenlastegelegde inhoudt en waartegen zij zich moest verdedigen.
Ook voor het overige voldoet de tenlastelegging aan de vereisten van artikel 261 Sv.
Conclusie
Het verweer van de verdediging wordt verworpen. De dagvaarding is geldig.

7..Ontvankelijkheid officier van justitie

Standpunt verdediging
De verdediging heeft, verkort en zakelijk weergegeven, betoogd dat de officier van justitie nietontvankelijk moet worden verklaard in het recht tot strafvervolging. Het verweer valt uiteen in twee onderdelen, te weten:
uitlokking van de verdachte [naam verdachte] door agenten van de AIVD
misbruik van bevoegdheden / détournement de pouvoir door de AIVD
Ad I) uitlokking van de verdachte [naam verdachte] door agenten van de AIVD
De verdediging stelt zich op het standpunt dat [naam persoon 1] , [naam persoon 2] , [naam persoon 3] en [naam persoon 4] door de AIVD ingezette agenten zijn die [naam verdachte] tot het begaan van de ten laste gelegde feiten hebben uitgelokt. Deze uitlokking zou hebben plaatsgevonden vanaf medio 2018, ruim een jaar vóór het opsporingsonderzoek in deze zaak. In dit verband heeft de verdediging het volgende naar voren gebracht.
[naam persoon 1] nam via de berichtenservice Telegram contact op met [naam verdachte] . [naam verdachte] en [naam persoon 1] spraken samen over het geloof. Ook bespraken zij filmpjes die via Telegram kanalen werden gedeeld. Er kwam ook materiaal voorbij waarin uiteen werd gezet hoe men een explosief kan maken. [naam verdachte] begreep niet hoe het maken van een explosief in zijn werk ging. Hij vroeg aan [naam persoon 1] of hij dit wel snapte. [naam persoon 1] bood toen aan om [naam verdachte] in contact te brengen met iemand die hem kon leren om een explosief te maken. [naam verdachte] heeft daarmee ingestemd.
Vervolgens heeft [naam verdachte] op initiatief van [naam persoon 1] een ontmoeting gehad met iemand die zich [naam persoon 2] noemde. Deze man was boos dat [naam verdachte] via de telefoon over het leren maken van een explosief had gesproken. [naam persoon 1] liet [naam verdachte] weten dat de [bijnaam 1 persoon 3] ( [naam persoon 3] ) contact met hem zou opnemen. Deze [naam persoon 3] zei tegen [naam verdachte] dat hij tijdens zijn vakantie in Koerdistan zou leren om een explosief te maken. [naam verdachte] moest in Irak een lokaal telefoonnummer regelen en dat aan [naam persoon 3] doorgeven. Daarop zou hij dan worden gecontacteerd.
In Koerdistan heeft [naam verdachte] gesproken met [naam persoon 4] . Deze man gaf aan dat [naam verdachte] toch weer in Nederland zou leren hoe hij een explosief moest maken. [naam verdachte] kreeg een telefoon mee waarmee hij dagelijks contact met [naam persoon 4] moest onderhouden. Daarnaast kreeg hij nog een andere telefoon waarop hij in Nederland benaderd zou worden.
Terug in Nederland werd [naam verdachte] op de tweede telefoon gebeld door iemand die gebrekkig Engels sprak. Deze persoon gaf aan dat in een kluisje in het ziekenhuis in Leiden een telefoon voor hem klaar lag. Op de telefoon die [naam verdachte] uit het kluisje haalde, is hij uiteindelijk gebeld door de politie-infiltrant.
Aan deze gestelde uitlokking heeft de verdediging onderzoekswensen verbonden.
Tevens stelt de verdediging zich - onder uitvoerige verwijzing naar jurisprudentie van het EHRM - op het standpunt dat het door het EHRM uiteengezette toetsingskader (de subjectieve en objectieve criteria) met betrekking tot het verbod op ‘incitement’ tevens van toepassing is op het handelen door de AIVD.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld niet te kunnen ontkennen of bevestigen dat de personen waar [naam verdachte] over verklaart, te weten [naam persoon 1] , [naam persoon 2] , [naam persoon 3] en/of [naam persoon 4] werkzaam zijn voor de AIVD, omdat dit het opsporingsteam en de zaaksofficieren niet bekend is. Ook als genoemde personen AIVD-agenten zouden zijn, dan nog is geen sprake van enige onregelmatigheid in en gedurende de contacten met deze personen.
Beoordeling
De rechtbank stelt vast dat uit informatie in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat:
 De LOvJ ten overstaan van de rechter-commissaris heeft verklaard dat in deze zaak in het AOT een vooraankondiging is gedaan, inhoudende dat de AIVD bezig was met een onderzoek dat mogelijk zou kunnen leiden tot een ambtsbericht. [1]
 In een eerste ambtsbericht van de AIVD, gedateerd 9 oktober 2019, wordt vermeld dat [naam verdachte] en (de medeverdachte) [naam medeverdachte] de intentie hebben een jihadistisch gemotiveerde aanslag te plegen. Tevens wordt vermeld dat [naam verdachte] verwacht op het nummer [gsm-nummer] gebeld te worden door iemand die hem en [naam medeverdachte] een training kan geven in het leren maken van explosieven. [2]
 Een dag later, op 10 oktober 2019, werd door een politie-infiltrant contact opgenomen met voormeld telefoonnummer dat behoorde bij de telefoon die [naam verdachte] naar eigen zeggen in een kluis in een ziekenhuis in Leiden had opgehaald.
Het is mogelijk dat (één of meer van) de door de verdediging genoemde personen met wie [naam verdachte] naar eigen zeggen contact heeft gehad vóór 9 oktober 2019, werkzaam was/waren voor de AIVD. Bij gebrek aan nadere transparantie zal de rechtbank er bij de verdere beoordeling in deze zaak van uitgaan dat de persoon of personen die met [naam verdachte] contact heeft/hebben gehad onder de namen [naam persoon 1] , [naam persoon 2] , [naam persoon 3] en [naam persoon 4] gerelateerd zijn aan de AIVD.
-
AIVD-agenten
De AIVD heeft algemene bevoegdheden en bijzondere bevoegdheden. Onder de bijzondere bevoegdheden valt o.a. de inzet van natuurlijke personen, al dan niet onder dekmantel, die is geregeld in artikel 41 lid 1 Wiv luidende:
“De diensten zijn bevoegd tot de inzet van natuurlijke personen, al dan niet onder dekmantel van een aangenomen identiteit of hoedanigheid, die onder verantwoordelijkheid en onder instructie van een dienst zijn belast met het gericht gegevens verzamelen omtrent personen en organisaties die voor de taakuitvoering van de dienst van belang kunnen zijn. De bij of krachtens de wet geldende voorschriften betreffende de verstrekking van gegevens, die gelden voor een natuurlijke persoon als bedoeld in de eerste volzin zijn niet van toepassing op de verstrekking van zodanige gegevens door deze persoon aan de dienst.”
Voor zover de uitoefening van deze bevoegdheid ook inhoudt dat men zich begeeft in de gesloten delen van sociale media en waarbij de daarmee belaste medewerker van de dienst zich bedient van een nepprofiel of een alias, dan is mede sprake van toepassing van artikel 41 en zal aan de aldaar gestelde eisen dienen te worden voldaan. [3]
Artikel 41 Wiv geeft een regeling voor de inzet van agenten door de diensten. Agenten dienen te worden onderscheiden van informanten. Een agent is een natuurlijke persoon die doelbewust door een dienst wordt ingezet om gericht gegevens te verzamelen die voor de taakuitvoering van een dienst van belang kunnen zijn; daarnaast kan - in uitzonderingsgevallen - de agent tevens worden belast met het bevorderen of nemen van maatregelen in verband met door de dienst te behartigen belangen. Het gaat er primair om jegens een bepaalde persoon of in een bepaalde organisatie die in het kader van een onderzoek van een dienst de aandacht heeft, een zogeheten informatiepositie te verwerven en - eenmaal verworven - die ook te behouden. Een agent kan een medewerker van de dienst zijn of een derde. Een informant daarentegen is een persoon die door de positie waarin hij verkeert dan wel de hoedanigheid die hij heeft over gegevens beschikt of kan beschikken die voor een goede taakuitvoering van de dienst van belang kunnen zijn. [4]
Om een bepaalde informatiepositie te verwerven en vervolgens te behouden, zal de agent vaak bepaalde activiteiten moeten verrichten om bijvoorbeeld het vertrouwen van de betreffende persoon of organisatie te winnen. Dat betekent dat hij zich zodanig zal moeten gedragen dat ten aanzien van zijn betrouwbaarheid en geloofwaardigheid geen twijfel ontstaat. De agent moet daarvoor een uitdrukkelijke instructie krijgen en hij dient zich daar ook aan te houden; bij de uitvoering daarvan mag hij door zijn optreden een persoon in ieder geval niet brengen tot een ander handelen betreffende het beramen of plegen van strafbare feiten, dan waarop diens opzet reeds tevoren was gericht (artikel 41 lid 5 Wiv; het zogeheten Tallon-criterium [5] of - zoals door de verdediging is bepleit - het verbod op ‘incitement’). Schending van dit verbod levert volgens de Hoge Raad en het EHRM strijd met het recht van de verdachte op een eerlijk proces en daarmee een schending van artikel 6 EVRM op. [6]
- Verklaring van de verdachte / informatie in het dossier
Ter beoordeling van het gevoerde verweer en de gedane onderzoekswensen is de rechtbank nagegaan wat de verdachte heeft verklaard over de gestelde uitlokking en in hoeverre deze verklaring steun vindt in het dossier. Op de vraag of hij zelf vindt dat hij is uitgelokt, heeft de verdachte in zijn politieverhoor op 2 september 2020 geantwoord:
“Vind ik dat ik uitgelokt bent? Vind ik dat ik uitgelokt ben. Ik vind dat wanneer mij is aangeboden
dat zij iemand hebben die mij kunnen helpen, kijk als dat er niet was geweest... .dat ik die vraag
kreeg voorgeschoteld.., kijk er was wel een interesse bij mij. Maar die interesse, die vlam, die was
bij mij wel aan, maar daar hebben zij nog weer olie op gegooid. Dus ik ga niet zeggen dat 100% de schuld bij de AIVD ligt of wie dan ook bij mij infiltreerde dan. Maar er is wel een zeker gedeelte... zij hebben tegen mij gezegd: ‘wij kennen wel iemand, of ik ken wel iemand, die jou kan helpen daarbij.” En dat was een hele domme fout van mij dat ik heb gezegd dat ik ermee bij in ben gaan stemmen. Maar als dat er niet was geweest. Ik heb nooit zelf... ik ben nooit actief op zoek geweest naar iemand moet mij leren explosieven te maken, ik moet explosieveren leren. Ik moet weten hoe het werkt. Tot die dag, dat hij heeft gezegd, wij kunnen je helpen. Het was gewoon alleen praten over de video’s die je voorbij zag komen. Het ging over van alles.” [7]
Uit de verklaring van de verdachte volgt niet dat hij door toedoen van anderen gebracht is tot andere daden, dan die waarop zijn opzet al was gericht. Hij wilde zelf al leren hoe je explosieven moest maken. Illustratief voor de mogelijke invloed van anderen is dat de verdachte ook heeft opgemerkt dat hij telkens weer aan een volgend contact moest uitleggen wat hij wilde. Er werd hem blijkbaar niets nieuws aangeboden. Uit zijn verder weinig gedetailleerde verklaring blijkt niet dat hij door de door hem genoemde personen op meer is gebracht dan hij zelf al wilde.
De verklaring van de verdachte dat hij door de door hem genoemde personen zou zijn uitgelokt, vindt geen steun in het dossier. Op zijn Samsung A7 zijn de namen [naam persoon 1] , [bijnaam 2 persoon 3] en [fout gespelde naam persoon 3] (de rechtbank begrijpt: [naam persoon 3] ) aangetroffen. Ook zijn, boven de plafondplaten in de woning van de medeverdachte [naam medeverdachte] , twee briefjes aangetroffen; een briefje met het telefoonnummer en e-mailadres van ene [naam persoon 1] en een briefje over [naam persoon 4] . Door de politie zijn vier mobiele telefoons van de verdachte in beslaggenomen en onderzocht, maar uit dit onderzoek is niet gebleken van chatberichten, e-mailberichten, WhatsApp berichten en/of sms-berichten waaruit zou kunnen worden afgeleid dat de verdachte door (één van) hen is uitgelokt. Het verweer dat hij door de AIVD is uitgelokt wordt dus niet ondersteund door enige concrete informatie in het dossier. Hetzelfde geldt voor de niet nader onderbouwde stelling van de verdediging dat [naam persoon 1] mogelijk invloed heeft uitgeoefend op de geloofsopvatting van de verdachte waardoor hij een gewelddadige geloofsopvatting is gaan aanhangen.
Uit een memo van de FBI blijkt dat de verdachte
halverwege juli 2018gesprekken heeft gevoerd over een pro-ISIS-groep in het Balkan gebied die interesse had in het kopen van wapens en dat hij hoopte uiteindelijk € 10.000 te sturen voor de aanschaf van wapens. Ook vermeldt dit memo dat de verdachte eind juli 2018 over zichzelf zegt dat hij was verbonden aan een groep van pro-ISIS broeders in Nederland die hij persoonlijk had ontmoet en die subjecten waren in een recent gepubliceerde - bij ISIS aangesloten Amaq - video waar de groep bayat [8] gaf. [9] Naar het oordeel van de rechtbank levert dit memo een duidelijke contraindicatie op voor de stelling dat de verdachte vanaf medio 2018 door de AIVD is uitgelokt.
-
Beslissing op onderzoekswensen
Uit het voorgaande volgt dat de verklaring van de verdachte over uitlokking niet wordt ondersteund door informatie in het dossier, zoals bijvoorbeeld op zijn gegevensdragers. Bovendien is niet concreet gemaakt wat de AIVD-agent(en) aan de verdachte heeft/hebben medegedeeld en hoe hij (daardoor) is uitgelokt, terwijl een dergelijke concrete onderbouwing wel van de verdediging mag worden verwacht. Om die reden worden de onderzoekswensen als onvoldoende gemotiveerd afgewezen.
-
Toetsing van door de AIVD vergaard materiaal
Het is aannemelijk dat de AIVD onderzoek heeft gedaan naar de verdachte. Dit kan worden afgeleid uit het feit dat in het ambtsbericht van 9 oktober 2019 staat dat hij verwacht te worden gebeld op een telefoonnummer, waarvan in het ambtsbericht niet staat dat dit door hem wordt gebruikt.
De taken en bevoegdheden van de AIVD zijn neergelegd in de Wiv. [10] Met de vervanging van de Wiv 2002 door de Wiv 2017 heeft de wetgever onder meer beoogd een goede balans te waarborgen tussen de nieuwe (gemoderniseerde) en bestaande bevoegdheden van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (i.c. AIVD en MIVD) aan de ene kant en de grondrechtelijke waarborgen bij de uitoefening daarvan aan de andere kant. De Wiv 2017 heeft de waarborgen en het toezicht op de diensten daarom ook aanzienlijk versterkt. [11] In lijn met de Europese jurisprudentie is het stelsel van rechtsbescherming in de Wiv 2017 aanmerkelijk verbeterd met toezicht tijdens en achteraf door de onafhankelijke Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (hierna: CTIVD), en de mogelijkheid een klacht in te dienen bij de CTIVD die in dat geval een bindend oordeel geeft. [12] In algemene zin heeft de wetgever opgemerkt dat de diensten hun wettelijke taken uitsluitend binnen een zekere mate van geheimhouding effectief kunnen uitvoeren, waarbij een drietal criteria een rol spelen. Bronnen, werkwijzen (modus operandi) en actueel kennisniveau dienen geheim te kunnen worden gehouden. [13]
In 2006 is de Hoge Raad in de zaak Eik [14] ingegaan op de mate van controle door de strafrechter op (thans) AIVD onderzoek en de toetsing van de bruikbaarheid in het strafproces van door de AIVD vergaard materiaal. In 2015 heeft de Hoge Raad [15] onder verwijzing naar het voornoemde Eik-arrest onder meer overwogen:
“Een onderzoek door een inlichtingen- en veiligheidsdienst vindt plaats buiten de verantwoordelijkheid van de politie en het openbaar ministerie. De wetgever heeft de toetsing van de rechtmatigheid van het handelen van de AIVD toebedeeld aan de CTIVD. Dat daarmee de rechtmatigheidstoets aan de strafrechter onttrokken is en art. 359a Sv niet van toepassing is, neemt niet weg dat in een strafprocedure waarin van een inlichtingen- en veiligheidsdienst afkomstig materiaal voor het bewijs wordt gebruikt, moet zijn voldaan aan de eisen van een eerlijk proces. De strafrechter moet toetsen of dat het geval is. Onder omstandigheden mogen de resultaten van het door een inlichtingen- en veiligheidsdienst ingesteld onderzoek niet tot het bewijs worden gebezigd, bijvoorbeeld indien het optreden van de betrokken dienst een schending van de aan een verdachte toekomende fundamentele rechten heeft opgeleverd die van dien aard is dat daardoor geen sprake meer is van fair trial als bedoeld in art. 6 EVRM.”
Het hof Den Haag had voorafgaand aan de uitspraak van de Hoge Raad in zaak Eik overwogen:
“(…) dat voor een toets op de rechtmatigheid van de verkrijging van de door de AIVD aan justitie verstrekte informatie slechts in zeer beperkte mate sprake kan zijn. Deze zal namelijk beperkt dienen te blijven tot de gevallen waarin sterke aanwijzingen bestaan dat sprake is van informatie die verkregen is met (grove) schending van fundamentele rechten. In zoverre dient naar ‘s hofs oordeel ook in de relatie tussen (thans) AIVD en justitie een vertrouwensbeginsel te gelden zoals dat geldt in het uitleveringsrecht en bij de verdragsrechtelijke rechtshulp in strafzaken, erop neerkomend dat de justitiële autoriteiten mogen uitgaan van in ieder geval de rechtmatige verkrijging van de door de BVD/AIVD verstrekte informatie.
Het hof wijst er daarbij op dat het Europese hof voor de rechten van de mens zich op het standpunt heeft gesteld dat juist bij (verdenking van) terroristische misdrijven het belang van afscherming van vertrouwelijke bronnen grenzen stelt aan de informatieverstrekking aan verdachte en rechter (vgl. EHRM 16 oktober 2001, O'Hara vs Verenigd Koninkrijk, § 35).” [16]
Anders dan de verdediging meent, volgt uit de hiervoor omschreven wetgeving en jurisprudentie dat het werk van de AIVD een openbare toetsing niet verdraagt, tenzij er sterke aanwijzingen zijn dat de AIVD bij haar werkzaamheden op zodanige wijze heeft geopereerd dat sprake is van (grove) schending van fundamentele rechten. Dergelijke sterke aanwijzingen zijn door de verdediging niet concreet gemaakt en daarvan is de rechtbank overigens ook niet gebleken.
Dat door de AIVD een telefoon in een kluisje in een ziekenhuis te Leiden zou zijn neergelegd en dat tegen de verdachte is gezegd dat hij die telefoon moest ophalen, maakt niet dat er sprake is van uitlokking of een andere grove schending van verdachtes fundamentele rechten. Nog daargelaten dat hiermee in lijn met de taakuitvoering van de AIVD een informatiepositie wordt verworven en/of behouden, is het AIVD medewerkers niet verboden om een persoon aan te sporen tot bepaalde handelingen, mits de verdachte daarmee niet werd aangezet tot het begaan van strafbare feiten waarop zijn opzet niet reeds was gericht. Van dat laatste is niet gebleken.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat uitlokking door de AIVD (al dan niet in de personen van [naam persoon 1] , [naam persoon 2] , [naam persoon 3] en/of [naam persoon 4] ) voorafgaand aan de opsporingsfase niet aannemelijk is geworden.
Ad II) misbruik van bevoegdheden / détournement de pouvoir door de AIVD
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de inlichtingendienst haar bevoegdheden heeft ingezet voor een strafvorderlijk doeleinde, waarbij belangrijke strafvorderlijke waarborgen voor de verdachte opzij werden gezet. De AIVD-agenten hebben tegen de verdachte gezegd dat hij een - door de AIVD daar neergelegde - telefoon moest ophalen uit een kluisje in een ziekenhuis te Leiden en dat hij daarop door een ‘te vertrouwen broeder’ zou worden gebeld. Vervolgens werd de verdachte op die telefoon gebeld door de politieinfiltrant. Hierdoor kon binnen het opsporingsonderzoek één groot succesvol infiltratietraject worden opgezet, waarbij het de verdediging onmogelijk is gemaakt om te onderbouwen dat in strijd met het Tallon-criterium is gehandeld. Immers, de mogelijkheid bestaat dat de verdachte voorafgaand aan het opsporingsonderzoek al door de AIVD is gebracht tot een feit waarop zijn opzet niet was gericht, maar door gebrek aan transparantie van het AIVD-onderzoek kan de verdediging dat niet onderbouwen.
In de visie van de verdediging heeft de AIVD onrechtmatig gehandeld doordat zij misbruik heeft gemaakt van haar bevoegdheden hetgeen met niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie dient te worden gesanctioneerd.
Beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat geen rechtsregel zich ertegen verzet dat - zoals in de onderhavige zaak - zowel de inlichtingen- en veiligheidsdienst als het openbaar ministerie elk voor zich en daardoor mogelijk parallel onderzoek doet naar bepaalde personen of groeperingen, indien daartoe vanuit de vervulling van hun taak aanleiding bestaat. Indien de AIVD op informatie stuit die tevens van belang kan zijn voor de opsporing en vervolging van strafbare feiten dan wordt het openbaar ministerie daarvan, in de persoon van de LOvJ - uit eigen beweging of desgevraagd - door middel van een ambtsbericht op de hoogte gesteld. De LOvJ - die de schakel is tussen de AIVD en de opsporingsdiensten - beoordeelt of er een gerede kans bestaat dat de informatie uit het ambtsbericht gebruikt kan worden en heeft daarbij inzage in relevante gegevens die voor de beoordeling van de juistheid van de in het ambtsbericht vervatte gegevens noodzakelijk zijn. Na toetsing geleidt de LOvJ de informatie door naar de betrokken met vervolging belaste autoriteit. [17]
Het met het oog op het buiten toepassing laten van strafvorderlijke waarborgen doelbewust niet aanwenden van opsporingsbevoegdheden teneinde gebruik te kunnen maken van door een inlichtingen- en veiligheidsdienst vergaarde informatie, evenals het door een inlichtingen- en veiligheidsdienst aanwenden van zijn bevoegdheden voor strafvorderlijke doeleinden, is in strijd met de wet. [18]
Op 9 oktober 2019 heeft de AIVD onderstaand ambtsbericht verstrekt:
“(…) [naam verdachte] verwacht op het nummer [gsm-nummer] gebeld te worden door iemand die hem en [naam medeverdachte] een training kan geven in het leren maken van explosieven”. [19]
Naar aanleiding van dit ambtsbericht is op 9 oktober 2019 het opsporingsonderzoek in de onderhavige zaak gestart. [20]
Op 10 oktober 2019 werd door een politie-infiltrant contact opgenomen met genoemd telefoonnummer en via Telegram werd vervolgens een afspraak gemaakt om de verdachte volgende week te ontmoeten. Daarna vonden op 17 oktober 2019, 28 oktober 2019, 7 november 2019 en op 15 november 2019 ontmoetingen plaats tussen een politie-infiltrant en de verdachte.
Door genoemd ambtsbericht uit te brengen, heeft de AIVD informatie gedeeld op basis waarvan een politie-infiltrant contact kon opnemen met de verdachte, zonder dat de infiltrant het vertrouwen van de verdachte hoefde te winnen. Dat informatie-uitwisseling tussen de AIVD en het openbaar ministerie op zichzelf reeds onrechtmatig is (of kan blijken te zijn), omdat zulke gegevensverstrekking reeds op zichzelf beschouwd onverenigbaar is met het wettelijk stelsel van gescheiden taken en bevoegdheden, vindt - zoals hiervoor uiteengezet - geen steun in het recht. Daarnaast is het evident dat een door de AIVD uitgevoerde undercoveroperatie - waarbij het voor de effectiviteit daarvan noodzakelijk is dat een dergelijke operatie heimelijk kan plaatsvinden - niet in het politiedossier wordt vastgelegd. Het ontbreken aan verslaglegging van AIVD-interacties levert op zichzelf dus geen schending van het recht op een eerlijk proces op.
Evenmin heeft de rechtbank in het dossier aanwijzingen gevonden dat tussen de AIVD (inlichtingenonderzoek) en het openbaar ministerie (opsporingsonderzoek) sprake was van één infiltratietraject. Integendeel, de afstemming tussen het inlichtingenonderzoek enerzijds en het opsporingsonderzoek anderzijds vindt plaats binnen het AOT waaraan de zaaksofficier van justitie en de teamleider van het opsporingsonderzoek
nietdeelnemen, omdat alles wat binnen het AOT wordt besproken staatsgeheime informatie betreft. [21]
Weliswaar zijn, ook nadat het opsporingsonderzoek in gang was gezet, nog drie ambtsberichten door de AIVD uitgebracht, maar gelet op de aard en de ernst van de feiten waarop de onderhavige verdenking ziet (terroristische misdrijven), bestond voor de AIVD vanuit haar taakstelling van de nationale veiligheid alle aanleiding om haar inlichtingenonderzoek naar de verdachte voort te zetten, gelet op de dreiging (voor de nationale veiligheid) die van hem uitging. Bovendien is gesteld noch gebleken dat de AIVD na aanvang van het opsporingsonderzoek nog op enigerlei wijze concrete bemoeienis met de verdachte heeft gehad of zich heeft bemoeid met het politiële infiltratietraject gedurende het opsporingsonderzoek.
Ten slotte is door de verdediging nog verwezen naar het zogenoemde Mr. Big arrest [22] , maar dat arrest ziet op het optreden van opsporingsambtenaren die onder de verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie vallen en is dus niet van toepassing op het optreden van de AIVD.
Conclusies
Het verweer van de verdediging wordt in al zijn onderdelen verworpen.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.

8..Waardering van het bewijs

8.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft - overeenkomstig de door hem aan de rechtbank overgelegde pleitnota - bepleit dat de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken. Daartoe heeft de raadsman ten aanzien van feit 1 primair - kort gezegd - aangevoerd dat de onder A, H en K genoemde handelingen op zichzelf nog niet verricht hoeven te zijn met het oogmerk een terroristische aanslag voor te bereiden. De onderdelen B, I en J, kunnen niet worden bewezen, omdat uit de gesprekken met de politie-infiltrant enkel blijkt dat de verdachte de bedoeling had om te leren hoe hij explosieven kon maken (zoals ook is tenlastegelegd in de onderdelen D, F, en G) en dat zijn uitlatingen tegenover de politie-infiltranten die ergens anders op zouden kunnen duiden, niet waar zijn geweest. Onderdeel C kan evenmin worden bewezen, aangezien uit het dossier niet blijkt dat de verdachte iemand heeft benaderd of heeft overgehaald om een aanslag te plegen. Ten aanzien van onderdeel E, het zoeken naar Cobra 6 vuurwerk op internet, geldt dat de verdachte het vuurwerk met winst wilde doorverkopen en dat een deel voor eigen gebruik tijdens oud en nieuw was bestemd.
Bovendien is kennis en informatie over het vervaardigen van explosieven geen kennis die rechtstreeks wordt gebruikt bij het plegen van een aanslag en valt zo beschouwd niet onder de reikwijdte van artikel 96 lid 2 Sr. Het explosief is immers het voorwerp dat is bestemd tot het begaan van het misdrijf (artikel 96 lid 2 aanhef en sub 3 Sr), niet de kennis over het maken ervan. Wie kennis verwerft om explosieven te maken is (uitsluitend) strafbaar op grond van artikel 134a Sr.
Kortom: het wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte (samen met [naam medeverdachte] ) het oogmerk had om een terrorisitsche aanslag voor te bereiden (artikel 96 lid 2 Sr), ontbreekt.
Evenmin kan wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte samen met [naam medeverdachte] een terroristische organisatie vormde (feit 2). Zij zijn slechts vrienden, die elkaar in het dagelijks leven helpen, en vormen geen duurzaam gestructureerd samenwerkingsverband.
8.2.
Chronologie feiten en omstandigheden
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt.
1 juli 2019 – 24 september 2019
[naam medeverdachte] organiseerde bijeenkomsten in zijn woning waarbij hij [naam verdachte] en anderen onderwees in het jihadistisch gedachtegoed. Blijkens de uitwerking van een OVC is op 24 september 2019 een preek van Abu Bakr al-Baghdadi, de leider van IS, te horen waarbij [naam medeverdachte] op een gegeven moment tegen [naam verdachte] zegt: “hoor je het?” [doelend op wat Abu Bakr al-Baghdadi zegt]: “De tijd is aangebroken om te strijden”.
10 oktober 2019
Op 10 oktober 2019 nam een politie-infiltrant contact op met het telefoonnummer waarop [naam verdachte] volgens het ambtsbericht verwachtte te worden gebeld door iemand die hem en [naam medeverdachte] een training kon geven in het leren maken van explosieven. Via Telegram werd vervolgens een afspraak gemaakt voor een ontmoeting op 17 oktober 2019.
15 oktober 2019
Uit de uitwerking van een OVC in de woning van [naam medeverdachte] bleek dat er een bijeenkomst met een aantal personen was waarbij een Nederlandse zuster werd genoemd die is opgepakt in Uithoorn. Deze vrouw wordt ervan verdacht beheerder te zijn van de pro IS-groep Greenb1rds op Telegram, die het gedachtegoed van IS uitdraagt. [naam medeverdachte] reageerde hierop met:
“de Islamitische Staat zal voortbestaan, Allahoe Akbar en glorie aan Allah, zijn profeet en aan zijn gelovigen.”
17 oktober 2019 – eerste ontmoeting
[naam medeverdachte] haalde [naam verdachte] thuis met zijn auto op en bracht hem naar de eerste ontmoeting met de politie-infiltrant bij het Centraal Station van Rotterdam. Tijdens het gesprek met de politie-infiltrant vertelde [naam verdachte] dat hij hulp nodig had om te leren om ‘cupcakes’ te maken. Hij wilde ‘cupcakes’ voor op de grond en voor op het lichaam. Hij had al diverse mensen om hulp gevraagd en was hiervoor ook naar Irak geweest. Ook vertelde [naam verdachte] dat zij in code moesten communiceren; één punt (‘.’) betekende wel kunnen helpen en twee punten (‘..’) betekende niet kunnen helpen.
Op de politie-infiltrant kwam het woord ‘cupcakes’ over als versluierd taalgebruik voor explosieven aangezien hij over deze ontmoeting heeft verklaard:
“I told [naam verdachte] we were fine and again asked him what he wanted from me. [naam verdachte] told
me he wanted to learn how to make cupcakes. He said one for the ground and one for the
body. He was very cool and calculated at this point. I was surprised in the manner he
asked me. Their was almost a subtle excitement in his voice. An air of confidence now
oozed from him. He reiterated this to me again and asked me if I knew what this meant.
After asking me about a cupcake I took this as a code word for something illegal. When
he then said one for the ground and one for the body I took this together with the word
cupcakes as his way of telling me that he wanted an explosive device.” [23]
Direct na de ontmoeting werd [naam verdachte] gebeld door [naam medeverdachte] . Zij spraken af op de plek waar [naam verdachte] uitstapte en zij reden samen terug naar Zoetermeer.
28 oktober 2019 – tweede ontmoeting
Wederom haalde [naam medeverdachte] [naam verdachte] thuis met zijn auto op en bracht hem naar de ontmoeting met twee politie-infiltranten in Den Haag. Blijkens de uitwerking van de OVC in de auto van [naam medeverdachte] spraken zij over de dood van voormalig IS-leider Abu Bakr al-Baghdadi. Tijdens de ontmoeting met de politie-infiltranten zei [naam verdachte] dat hij wilde leren hoe hij explosieven kon maken. Ook vroeg hij om zes bomvesten en een explosief voor op de grond om schade toe te brengen aan een auto en inzittenden; drie vesten waren voor in Nederland en de andere voor een plek vlakbij de grens met Turkije. Op de vraag van één van de politie-infiltranten waar het waarschijnlijk zal zijn, antwoordde [naam verdachte] dat het vlakbij is; niet buiten deze stad.
De politie-infiltrant(en) gaf(gaven) uitleg over het maken van explosieven en vertelden dat elektrostatische energie gevaarlijk is wanneer met explosieven wordt gewerkt. Daarom benadrukte(n) de politie-infiltrant(en) dat [naam verdachte] schoenen met rubberen zolen moest aanschaffen.
Na afloop van de ontmoeting stapte [naam verdachte] weer in de auto bij [naam medeverdachte] en samen reden zij terug naar Zoetermeer, terwijl in de auto jihadistische nasheeds werden afgespeeld. Vervolgens leken zij in de woning van [naam medeverdachte] de ontmoeting in Den Haag te bespreken, waarbij [naam medeverdachte] zei dat hij er niet van houdt om onder druk een keuze te moeten maken. Blijkens de uitgewerkte OVC in zijn woning verliep het gesprek even later als volgt:
“ [naam medeverdachte] : Wat heb je afgesproken met hem? Nog niks vastgelegd toch?
[naam verdachte] : Zo gezegd, gewoon verdergaan. Ik zei: "Wat gaan we nu doen?" Hij zegt: “Ik ga overleggen met degenen die er bij betrokken zijn en dan hoor je wat 't plan kan zijn”. Dan kunnen we onze schoenen halen, toch? Snap je?
[naam medeverdachte] : He?
[naam verdachte] : En eventueel de schoenen die hij wil halen.
[naam medeverdachte] : Ja, maar schoenen halen is gelijk bevestiging.
[naam verdachte] : Klopt maar ze hebben bij het eerste overleg
[naam medeverdachte] : Jazeker
[naam verdachte] : dat ze erbij betrokken zijn. [ntv].”
31 oktober 2019
Blijkens de OVC luisterde [naam medeverdachte] in zijn auto naar een audioboodschap uitgegeven door alFurqan media, het officiële IS mediakanaal voor officiële berichten. In deze boodschap werd de dood van Abu Bakr al-Baghdadi bevestigd. Daarnaast werden alle moslims ter wereld in deze boodschap opgeroepen om de eed van trouw af te leggen aan de nieuwe amir. Ook werd een waarschuwing gegeven aan Amerika om niet te verheugd te zijn om de dood van Abu Bakr al-Baghdadi, omdat IS aan de poorten van Europa en centraal Afrika staat.
7 november 2019 – derde ontmoeting
Tijdens de derde ontmoeting met de politie-infiltrant op Rotterdam Centraal Station, vertelde [naam verdachte] als degene die het (hem) gaat leren geen moslim is, dit achterdocht geeft wanneer je iets tegen de kuffar (rechtbank: ongelovigen) wilt ondernemen. Het grootste probleem is volgens [naam verdachte] dat degene die hem dit gaat leren, precies weet wat hij ( [naam verdachte] ) gaat doen.
Ook vertelde [naam verdachte] dat het belangrijkste is om te weten hoe IED’s te maken, die je op de grond legt en op afstand vanaf een andere plaats kan laten afgaan. [naam verdachte] vroeg in dit verband naar het aanrichten van schade. [naam verdachte] refereerde tijdens dit gesprek ook aan zeven broeders zoals hij. Deze broeders waren minder dan een jaar geleden allemaal aangehouden nadat zij, in een huis dat door de inlichtingendienst was geregeld en dat vol met camera’s hing, les hadden gekregen in het gebruik van wapens en explosieven. Ook vertelde [naam verdachte] dat de enige die van zijn plan weet, degene is die hem in de auto rijdt:
“Ik geef het hele bericht aan hem door. Dat is het, en hij is de enige die mij met de auto brengt. Dus zo zit het. Hij is de enige die weet dat wij afspreken. (…) Op een dag kwam hij naar mij toe... we waren aan het praten en praten zoals iedere dag…en hij zei toen: “hoe kunnen wij leren dit te maken?” En dat is wat hij tegen me zei: “Probeer het te leren. Als je kunt, laten we dan kijken of onze contacten ons met hen in contact kunnen brengen”. En dat was alles.”
Een perfect moment zou volgens [naam verdachte] in december zijn, want dat betekent een heel grote feestdag als het nieuwjaar is:
“Het is snel... het wordt snel december”
“Dat betekent, ...een heel grote feestdag broeder”
“Een grote feestdag als eeeh... het Nieuwjaar is”
“En dat zou een perfect moment zijn om te gaan spelen en... je weet wel? (stilte) Ik zou ook enkele speeltjes kunnen meenemen van waar ik vandaan kom, maar als je een lange termijn effect wilt hebben.”
“…Je weet toch wat ik bedoel met speeltjes?”
“…Ik kan ze één keer gebruiken, hoe dan ook; ik word opgepakt of ik word Shaheed (martelaar) en dat is het. Maar het andere ding, het heeft een lange termijn effect. Je kunt het bijvoorbeeld iedere maand één keer doen. Dan zul je net als kanker zijn in hun... .harten, snap ie broeder?”
Ook spreekt [naam verdachte] over een eventueel alternatief:
“… If you can.. If you can fix this and figure out what is the fastest... I will not say simplest way... But the simplest of the hardest way which is the fastest, the best to do and quick to do.. Effective., of course effective brother”
“Because if it’s not, we can also get the big big fireworks. They are also very effective brother...”
12 november 2019
[naam verdachte] sprak met [naam medeverdachte] in diens woning over Cobra 6 vuurwerk, waarbij [naam medeverdachte] opmerkte dat Cobra 6 zo krachtig is als een handgranaat. [naam medeverdachte] zei tegen [naam verdachte] dat hij eigenlijk zekerheid moet hebben:
“Dus kijk ook met dinges opslaan. We moeten niet vandaag dingen hebben, dat als... en ze bijvoorbeeld vallen het huis binnen en ze zien alles... (…)
Waar wil je dingen leggen? Waar wil je de auto leggen? Anders gaan handelen, een paar dingen anders gaan doen. Ik denk even van als ze binnenkomen en [,..]heterdaad. .. dingen in huis vinden, broer, dat’s gebeurd. En dat moet je dus [ntv]. Klopt, hun fouten waren anders.
(…) Dan ga je risico nemen, alleen voor jezelf, dat is de gok, snap je? Ik wil je niet demotiveren, broeder. Absoluut niet! Begrijp je? Kijk, hoe dan ook, als je in de zaak van Allah [ntv] maar het gaat erom dat dingen een beetje moet gebruiken, niet zomaar in onzichtbare dingen terechtkomen waar we geen zicht hebben. Je gaat ook niet een straat oversteken of een weg oversteken, zo van er komt toch niets. [...] Een beetje safe spelen.”
Daarop zei [naam verdachte] dat hij [naam medeverdachte] zo min mogelijk gaat betrekken bij alles wat gaat gebeuren, zoals kopen en opslaan, maar wel als het tijd is om te werken.
[naam medeverdachte] sprak over fase A en fase B:
“[ntv] opslag [ntv] Kijk je moet... als je de spullen hebt, je zegt het is B. Dat is de eerste fase maar we zeggen “nee, deze fase is slecht, [ntv] dat is A. De tweede fase is aanschaf. Dat is niet moeilijk, [ntv]. Het laatste zal zijn de spullen. Kijk, je moet... de groep van Arnhem is erin getrapt. Ja!? Doordat zij vreemden [ntv] tenminste ze hebben fouten [ntv] misschien wel misschien niet.”
Ook bracht [naam medeverdachte] de AIVD en [naam persoon 5] (de leider van de groep van Arnhem), wederom ter sprake. Vervolgens ging het gesprek weer over Cobra’s met een paar flessen benzine en terpentine.
Ten slotte sprak [naam verdachte] woorden die passen bij de eed van trouw aan de (nieuwe) leider van IS.
14 november 2019
Vanaf 14 november 2019 tot en met 24 november 2019 heeft [naam verdachte] contact gehad met een persoon genaamd [naam persoon 6] over het verkrijgen van Cobra 6 vuurwerk.
15 november 2019 – vierde ontmoeting
[naam medeverdachte] haalde [naam verdachte] wederom thuis op met zijn auto en samen zijn zij naar de ontmoeting met de politie-infiltrant gereden, die in de omgeving van Rotterdam Airport plaatsvond. Tijdens de ontmoeting deelde de politie-infiltrant mee dat [naam verdachte] nergens voor hoefde te zorgen. Ze spraken ook over (tijdens de tweede ontmoeting besproken) schoenen, die [naam verdachte] moet regelen. Ook vroeg [naam verdachte] of hij nog iemand anders mee naar de ‘training’ mocht nemen. Na deze ontmoeting heeft [naam medeverdachte] [naam verdachte] ook weer opgehaald en samen zijn zij terug naar Zoetermeer gereden. In de auto zei [naam medeverdachte] tegen [naam verdachte] :
“Wij gaan, kijk, het is niet één ding die je moet leren, je moet wel even tijd ervoor vrij maken. Kijk, stel je maakt een weekje, een volle week vrij wordt, ga elke dag drie, 4 uurtjes voor zitten dan ga je een beetje begrijpen. Maar kan HIJ een hele week met jou zitten?”
16 november 2019
[naam verdachte] chat met een onbekend gebleven persoon over de prijs voor Cobra’s 6 en of die persoon nog niet iets harders heeft dan Cobra 6.
20 november 2019
Blijkens de OVC in de woning van [naam medeverdachte] was te horen dat hij en [naam verdachte] spraken over dinsdag, dat was de dag waarop de volgende ontmoeting met de politie-infiltrant zou plaatsvinden, en over het afluisteren door de kuffar van telefoons. Ook bekeken [naam verdachte] en [naam medeverdachte] samen een video over de werking van een AK-47, waarbij [naam medeverdachte] aan [naam verdachte] uitleg gaf over de werking daarvan.
22 november 2019
De politie-infiltrant stuurde om 13.42 uur via Telegram een bericht aan [naam verdachte] dat de training op dinsdag plaats gaat vinden, dat er plek is voor twee personen en dat hij zijn schoenen klaar moet hebben.
24 en 25 november 2019
[naam medeverdachte] haalde [naam verdachte] met zijn auto op en op enig moment stopte de auto van [naam medeverdachte] . Op de OVC was te horen dat [naam medeverdachte] en [naam verdachte] uitstapten en buiten het voertuig spraken. Omstreeks dat moment stuurde [naam verdachte] via Telegram een bericht aan de politie-infiltrant dat hij alleen komt. Daarna volgde een versluierd chatgesprek tussen [naam verdachte] en de politie-infiltrant over de training.
[naam medeverdachte] en [naam verdachte] gingen uit elkaar. Daarna hielden [naam verdachte] en [naam medeverdachte] contact via chat, waarbij [naam medeverdachte] onder andere de IS video “De glorie van de jihad” aan [naam verdachte] stuurde. Deze video begint met beelden van een man met een bomgordel om zijn middel, die in een auto stapt die vol met explosieven zit. Deze man wordt omschreven als degene die een zelfmoordaanslag pleegt. Uiteindelijk is te zien hoe de auto ontploft. De voice-over spreekt zich uit tegen het Westen en de ongelovigen. Daarnaast wordt het martelaarschap verheerlijkt.
Op enig moment heeft [naam medeverdachte] [naam verdachte] weer opgehaald en verbleven zij de hele nacht in de woning van [naam medeverdachte] . Op de OVC in de woning was te horen dat [naam medeverdachte] en [naam verdachte] spraken over religieuze thema’s, zoals da’wa, shari’a, en tawheed, en dat zij diverse, door IS uitgegeven, jihadistische video’s bekeken. [naam medeverdachte] vertelde opgetogen over een video, waarin iemand levend wordt vastgebonden aan een auto die gaat rijden. Hierover werden grappen gemaakt. Ook was de IS video “You must fight them o Muwahhid” te horen, waarin stap voor stap wordt uitgelegd hoe een bom kan worden gemaakt en welke ingrediënten daarvoor nodig zijn. Deze video werd bekeken, meerdere malen stilgezet, teruggespoeld en opnieuw bekeken. [naam verdachte] en [naam medeverdachte] maakten zacht opmerkingen bij deze video en lachten daarbij. Daarbij maakte [naam medeverdachte] ook de opmerking tegen [naam verdachte] dat dit de laatste les was.
Aan het einde van deze video wordt een jongeman getoond. Te zien is hoe hij met een rugzak in de woestijn loopt en bij zijn voeten wordt beschoten zodat hij blijft lopen. Op enig moment vindt er een explosie plaats en is de zien hoe het lichaam van de jongeman uiteen wordt gereten.
Ook sprak [naam verdachte] tegen [naam medeverdachte] over “Just terror tactics”. Dit is een onderdeel uit het Engelstalige IS tijdschrift Rumiyah waarin wordt uitgelegd hoe diverse soorten aanslagen kunnen worden gepleegd, zoals een aanval met een mes of met een (vracht)wagen, brandstichting of ontvoering. Daarop vroeg [naam medeverdachte] of [naam verdachte] die aan hem wil sturen.
Beide verdachten zijn op 25 november 2019, omstreeks 15.30 uur, afzonderlijk van elkaar aangehouden. Vlak vóór zijn aanhouding had [naam verdachte] nog contact met de politie-infiltrant over de training die hij de volgende dag zou krijgen. [naam medeverdachte] belde om 13.49 met een loodgietersbedrijf om zijn afspraak voor de volgende dag te verplaatsen.
Behalve genoemd jihadistisch videomateriaal, zijn op de gegevensdragers van beide verdachten ook andere aan IS gerelateerde video’s, audiobestanden (nasheeds), (honderden) afbeeldingen en (PDF)documenten aangetroffen.
Op één van de vier telefoons van [naam verdachte] werd een afbeelding van een recept voor het maken van ammonium nitraat aangetroffen alsmede een afbeelding voor het maken van een molotovcocktail.
Ook werden op de gegevensdragers van beide verdachten de in de tenlastelegging genoemde pro-IS Telegram (media)kanalen en/of groepen aangetroffen waarin wordt opgeroepen tot de gewapende (jihad)strijd tegen de ongelovigen en waarin instructiemateriaal c.q. handleidingen voor het maken van explosieven wordt uitgewisseld.
8.3.
Feit 1 primair: het medeplegen van voorbereiding van een terroristisch misdrijf
Juridisch kader
Volgens vaste jurisprudentie [24] is, om tot een bewezenverklaring van de in artikel 96 lid 2 Sr bedoelde voorbereiding of bevordering van de in artikel 289a Sr omschreven misdrijven te komen, voldoende dat het oogmerk van de verdachte op het begaan van die misdrijven is gericht. Een concretisering van het voor te bereiden of te bevorderen misdrijf naar tijdstip, plaats en wijze van uitvoering is niet vereist. De Hoge Raad overweegt in dit verband dat, gelet op de wetsgeschiedenis, de voor toepassing van artikel 46 Sr vereiste mate van concretisering ook geldt voor artikel 96 lid 2 Sr. Vereist is daarom slechts dat met voldoende bepaaldheid blijkt op welk in artikel 289a Sr omschreven misdrijf de nader aan artikel 96 lid 2 Sr ontleende voorbereidings- of bevorderingshandelingen waren gericht.
Beoordeling
Aan de verdachte is het medeplegen van een aantal gedragingen ten laste gelegd die strekken tot het opzettelijk met het (terroristisch) oogmerk voorbereiden en/of bevorderen van het plegen van moord en/of doodslag en/of brandstichting en/of teweegbrengen van een ontploffing. Deze gedragingen zijn omschreven onder A tot en met K.
Uit paragraaf 8.2. volgt dat beide verdachten zich het radicaal extremistisch gedachtegoed van de gewapende jihadstrijd met een terroristisch oogmerk gevoerd door IS, eigen hebben gemaakt (onderdeel A).
Ten aanzien van de onderdelen B tot en met K wordt voorop gesteld dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Uit paragraaf 8.2. kan omtrent de rol van beide verdachten het volgende worden afgeleid.
[naam verdachte]
Tegenover de politie-infiltrant heeft hij tijdens de eerste ontmoeting gezegd dat hij “cupcakes” wilde voor op de grond en voor op het lichaam. Naar het oordeel van de rechtbank is het woord cupcakes versluierd taalgebruik voor explosieven (onderdeel B). [naam verdachte] heeft immers tijdens de tweede ontmoeting tegenover de politie-infiltrant ook gezegd dat hij wilde leren hoe hij explosieven kon maken. Ook vroeg hij om zes bomvesten en een explosief voor op de grond (onderdeel D). Tijdens de derde ontmoeting met de politie-infiltrant heeft hij gezegd iets tegen de kuffar te willen ondernemen, maar dat het grootste probleem is dat degene die hem dit gaat leren (de rechtbank begrijpt: explosieven te leren maken) precies weet wat hij gaat doen. Ook moeten volgens [naam verdachte] IED’s op de grond worden gelegd die op afstand tot ontploffing gebracht kunnen worden. Daarbij refereerde [naam verdachte] aan zeven broeders zoals hij. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat in het onderzoek Orem in 2018 zeven mannen zijn aangehouden die in oktober 2020 tot gevangenisstraffen variërend van 10 tot 17 jaar zijn veroordeeld wegens onder andere het voorbereiden van een grote terroristische aanslag in Nederland. Ook is [naam verdachte] in november 2019 actief op zoek gegaan naar Cobra 6 vuurwerk (onderdeel E) spraken hij en [naam medeverdachte] in de woning van [naam medeverdachte] over Cobra 6 vuurwerk, flessen benzine en terpentine en sprak hij er met de politie-infiltrant over dat zwaar vuurwerk ook erg effectief kan zijn als alternatief voor explosieven. Als moment noemt hij de vakantie met oud en nieuw, waarbij hij zegt:
“ik word opgepakt of ik word shaheed (martelaar)”. Op één van zijn telefoons werden recepten/handleidingen aangetroffen voor het maken van ammoniumnitraat en een molotovcocktail (onderdeel G).
Op 12 november 2019 sprak [naam verdachte] woorden die passen bij de eed van trouw aan de (nieuwe) leider van IS en op 24 november 2019 - de dag voor zijn aanhouding - keek hij samen met [naam verdachte] naar een IS instructievideo waarin stap voor stap wordt uitgelegd hoe een bom kan worden gemaakt (onderdeel H).
[naam medeverdachte]
sympathiseert met IS, dat blijkt onder andere uit zijn uitspraak tegenover [naam verdachte] dat de tijd is aangebroken om te strijden (onderdeel K), zijn uitspraak op 15 oktober 2019 en het luisteren c.q. kijken naar IS mediakanalen waarin wordt opgeroepen tot de gewapende (jihad)strijd (onderdeel H).
[naam medeverdachte] bracht [naam verdachte] naar drie van de vier ontmoetingen met de politie-infiltrant(en) en haalde hem ook telkens weer op. [naam verdachte] besprak deze ontmoetingen met [naam medeverdachte] en hield [naam medeverdachte] op de hoogte van wat er tijdens deze ontmoetingen werd besproken c.q. afgesproken (onderdeel I). [naam verdachte] heeft tegenover de politie-infiltrant verklaard dat de enige die van zijn plan weet, degene is die hem in de auto rijdt. Die persoon was [naam medeverdachte] en diezelfde persoon, dus [naam medeverdachte] , had [naam verdachte] gevraagd hoe zij kunnen leren ‘dit’ (de rechtbank begrijpt: ‘explosieven’) te maken en had tegen hem gezegd:
“probeer het te leren”(onderdeel D).
Ook heeft [naam medeverdachte] op 24 november 2019 - de dag voor zijn aanhouding - nog een IS video aan [naam verdachte] gestuurd waarin een zelfmoordaanslag is te zien en waarin de strijd tegen de ongelovigen en het martelaarschap wordt verheerlijkt (onderdeel H).
Medeplegen
Op grond van het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank sprake geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte, waarbij de rechtbank mede in aanmerking neemt de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling en het belang van de rol van [naam medeverdachte] , die door zijn leeftijd en kennis van het jihadistisch gedachtegoed overwicht had op [naam verdachte] , alsmede zijn aanwezigheid op belangrijke momenten.
Voorbereiding van een terroristisch misdrijf
Anders dan de verdediging, is de rechtbank van oordeel dat die nauwe en bewuste samenwerking in de kern bestond uit een gezamenlijke voorbereiding van een terroristische aanslag en niet slechts uit het enkel kennis willen verwerven om explosieven te maken (artikel 134a Sr) dan wel Cobra 6 vuurwerk met winst te willen doorverkopen. Daartoe is redengevend dat [naam medeverdachte] en [naam verdachte] spraken over Cobra 6 vuurwerk - dat zo krachtig is als een handgranaat - in combinatie met flessen benzine en terpentine, fase A en fase B, waarbij (door [naam medeverdachte] ) wordt gerefereerd aan de AIVD en de groep van Arnhem, die in 2018 is opgepakt wegens het voorbereiden van een (grote) terroristische aanslag. Voorts is door [naam verdachte] geen verklaring gegeven
waaromhij explosieven wilde leren maken. Bovendien wilde [naam verdachte] niet alleen kennis verwerven over hoe explosieven te maken, hij vroeg aan de politie-infiltrant ook om explosieven (IED’s) die op afstand vanaf een andere plaats kunnen afgaan en om zes bomvesten. Ook wisselden [naam verdachte] en [naam medeverdachte] onderling IS video’s uit waarin (wordt uitgelegd hoe) (zelfmoord)aanslagen tegen de ongelovigen (kunnen) worden gepleegd en verheerlijkt.
Genoemde feiten en omstandigheden in combinatie met uitlatingen als iets tegen de kuffar te willen ondernemen,
“de tijd is aangebroken om te strijden”en
“ik word opgepakt of ik word shaheed (martelaar)”,kunnen niet anders worden geduid dan dat beide verdachten een aanslag of aanslagen wilden plegen in Nederland en daarvoor kennis vergaarden en bezig waren middelen te verkrijgen.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte samen met de medeverdachte de onder feit 1 primair tenlastegelegde handelingen onder A, B, D, E, G, H, I en K heeft verricht, zoals bewezen verklaard. De verdachte en de medeverdachte hebben zich daarmee gelegenheid, middelen en inlichtingen verschaft en trachten te verschaffen tot het plegen van een misdrijf met een terroristisch oogmerk.
Omtrent het bewezenverklaarde onderdeel A overweegt de rechtbank dat het ‘zich eigen maken van radicaal extremistisch gedachtegoed’ uiteraard een beginpunt kent dat voorafgaat aan concrete voorbereidingshandelingen, maar dat dat proces van het ‘zich eigen maken’ door gaat tijdens die voorbereidingshandelingen. Zo zal het bekijken van IS terreurpropaganda de verdachte en de medeverdachte hebben gesterkt in het al - mogelijk slechts in de kiem - aanwezige extremistisch gedachtegoed en zullen zij door het bekijken van die propaganda telkens weer zijn aangemoedigd ook daadwerkelijk een aanslag voor te bereiden. In deze video’s wordt geweld tegen niet-gelovigen en afvalligen verheerlijkt en als legitiem voorgesteld. Zo bezien kan worden bewezen verklaard dat de verdachte en de medeverdachte zich het radicaal extremistisch gedachtegoed hebben eigen gemaakt mede ten behoeve van het plegen van (een) aanslag(en).
8.4.
Feit 2: het medeplegen van deelneming aan een terroristische organisatie
Juridisch kader
Van deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven in de zin van art. 140a Sr kan slechts dan sprake zijn, indien een betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteuning biedt aan, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. [25]
Een deelnemingshandeling kan bestaan uit het (mede)plegen van enig misdrijf, maar ook uit het verrichten van hand- en spandiensten en (dus) het verrichten van handelingen die op zichzelf niet strafbaar zijn, zolang van hiervoor bedoeld aandeel of ondersteuning kan worden gesproken. [26]
Voor deelneming is voldoende dat de betrokkene in zijn algemeenheid weet (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven. Enige vorm van opzet op de door de organisatie concreet beoogde misdrijven is niet vereist. [27]
Beoordeling
Zoals hiervoor onder paragraaf 6. is overwogen, wordt IS(IS) internationaal aangemerkt als een (verboden) terroristische organisatie als bedoeld in artikel 140a Sr en was ná het uitroepen van het kalifaat door IS op 29 juni 2014 algemeen bekend dat IS zich schuldig maakt aan het plegen van terroristische misdrijven.
In dit verband hecht de rechtbank eraan te wijzen op een publicatie van de AIVD, gedateerd mei 2019 [28] :
“Met name ISIS is erin geslaagd om sympathisanten in het Westen te mobiliseren en inspireren om in naam van de organisatie aanslagen te plegen. Vanaf 2014 is ISIS hiertoe gaan oproepen. De grote aanslagen in Parijs (november 2015) en Brussel (maart 2016) zijn nog door de ISIS-leiding gepland, voorbereid en aangestuurd. Sindsdien is ISIS steeds minder in staat gebleken om centraal aangestuurde en gecoördineerde aanslagen in het Westen te plegen en is de groepering meer afhankelijk geworden van relatief kleinschalige aanslagen door sympathisanten.”
Uit het dossier blijkt dat [naam medeverdachte] al jarenlang het gedachtegoed van IS aanhangt, dat hij zich - naar eigen zeggen - in radicale kringen in Zoetermeer bevond en dat hij ook contacten onderhield met uitreizigers naar het strijdgebied in Syrië. Ook blijkt uit een OVC dat [naam medeverdachte] op 24 september 2019, tijdens het luisteren naar een preek van voormalig IS leider Abu Bakr al-Baghdadi, tegen [naam verdachte] zegt dat de tijd is aangebroken om te strijden. [naam verdachte] deelt de ideologie van IS. Hij heeft op 12 november 2019 de eed van trouw aan de (nieuwe) leider van IS uitgesproken. De verdachten hebben gesproken over “Just terror tactics”, uit het IS tijdschrift Rumiyah, waarin wordt beschreven hoe aanslagen te plegen in het Westen. In zijn contacten met één van de politie-infiltranten spreekt [naam verdachte] over de dood van Abu Bakr al-Baghdadi en benoemt daarbij dat zijn dood is bevestigd door de broeders. Ook vertelt hij aan hem dat de ander ( [naam medeverdachte] ) hem heeft gezegd te leren hoe hij explosieven moet maken en dat zij door hun contacten met “hen” in contact zouden kunnen komen. Op gegevensdragers van beide verdachten zijn telegramkanalen aangetroffen die trouw aan de nieuwe leider van IS tot onderwerp hebben. Op de OVC is te horen dat veelvuldig naar IS berichtgeving wordt geluisterd. Beide verdachten bekijken IS gerelateerd propaganda-materiaal en instructies over het plegen van aanslagen.
Ondanks dat het dossier geen aanwijzingen bevat dat de verdachten door IS werden aangestuurd, kunnen de hiervoor genoemde en de onder feit 1 primair bewezenverklaarde gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm, worden beschouwd als zijnde zozeer gericht op het deelnemen aan IS, het daarin een aandeel hebben en het verwezenlijken van het oogmerk van IS, dat het niet anders kan zijn dan dat hun opzet daarop ook gericht is geweest.
Conclusie
De verdachte en de medeverdachte hebben samen deelgenomen aan IS, een organisatie als bedoeld in artikel 140a Sr.
8.5.
Bewezenverklaring
In bijlage III heeft de rechtbank de inhoud van de wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij in de periode van 1 juni 2019 tot en met 25 november 2019 te Zoetermeer en/of Rotterdam en/of Den Haag, meermalen, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander,
met het oogmerk om ter voorbereiding van de te plegen misdrij(ven) omschreven in artikel 83 en/of 157 en/of 176a en/of 176b en/of 289(a) en/of 288a van het Wetboek van Strafrecht, te weten:
- moord en/of doodslag, (te) begaan met een terroristisch oogmerk, en/of
- het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en/of
levensgevaar voor een ander te duchten is en/of gevaar voor zwaar lichamelijk
letsel voor een ander te duchten is en/of levensgevaar voor een ander te duchten is
en dit feit iemands dood ten gevolge heeft, (te) begaan met een terroristisch oogmerk
- een ander heeft trachten te bewegen om het misdrijf mede te plegen, om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe
gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen en- gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van het misdrijf
aan zich en een ander heeft verschaft en heeft trachten te verschaffen immers hebben verdachte en zijn mededader tezamen en in vereniging met elkaar, (telkens) ten behoeve van één of meer (te plegen) aanslag(en) op één of meer locatie(s) in Nederland en/of één of meer perso(o)n(en) door het gebruik van één of meer bomvest(en) en/of één of meer (auto)bom(men) en/of (een) ander(e) explosie(f)(ven)
A. zich het radicaal extremistisch gedachtegoed van de gewapende Jihadstrijd
met een terroristisch oogmerk gevoerd door de (terroristische) organisatie Islamic
State (IS) eigen gemaakt, enB. tijdens/middels één of meer ontmoeting(en) en/of telefonische en/of digitale contact(en) (waaronder Telegram) (versluierd) gesproken over en/of plannen gemaakt met betrekking tot (de voorbereiding van) één of meer (te plegen) aanslag(en), en
D. zich (op verzoek) laten informeren over het krijgen van een training/uitleg ten behoeve van het maken van één of meer explosie(f)(ven) en/of één of meer bomvest(en) en/of één of meer (auto)bom(men), en
E. (op internet) gezocht naar (de aanschaf van) één of meer exempla(a)r(en) Cobra 6, geschikt om één of meer ontploffing(en) teweeg te brengen, en
G. zich laten informeren door/met één of meer recept(en)/handleiding(en) voor het maken van een molotovcocktail en/of ammonium nitraat, en
H. zich laten informeren door één of meer social media kana(a)
l((en) en/of mediaplatform(s) (Telegramkanalen en/of -groepen) te volgen en/of te bezoeken, waarop (digitale) bestanden worden gedeeld over instructies en/of handleidingen voor (het gebruik en/of het vervaardigen van) wapens en/of explosieven en/of waarop berichten worden gedeeld afkomstig van officiële IS-mediakanalen en/of berichten waarin de strijd tegen de ongelovigen wordt verheerlijkt en wordt opgeroepen tot deze strijd en/of berichten waarin de eed en trouw wordt afgelegd aan IS en zijn leider, waaronder:
- ‘ Amaq News Agency’ of kortweg Amaq: is een nieuwsagentschap. Het
nieuwsagentschap staat bekend omdat het als eerste de claims na aanslagen
publiceert, waarin IS de aanslag opeist, en- Al-Furqan media (Al-Furqan Media Production Company): is sinds eind 2006
het centrale mediakanaal van IS, en- alhayat media center: is een mediabedrijf van IS dat propaganda in diverse
talen produceert en publiceert, en- Greenb1rds™: betreft een groot aantal Telegramkanalen en Telegramgroepen
waarin berichten worden gedeeld van en over IS waarin wordt opgeroepen tot
de gewapende strijd. Ook worden video’s van IS gedeeld, waaronder video’s
over hoe je een bom kunt maken, en- het Telegramkanaal !nghimasi tactical, en
I. vervoer verzorgd naar bijeenkomsten/gesprekken die gingen over (de voorbereiding
van) één of meer (te plegen) aanslag(en), en
K. jihadistisch materiaal afkomstig van Islamitische Staat beschikbaar
gesteld en/of getoond en/of laten horen
te weten - een preek van Abu Bakr Al-Baghdadi waarin wordt gezegd dat de tijd is
aangebroken om te strijden, en- de video “You must fight them o Muwahhid” waarin wordt uitgelegd hoe je een bom kunt maken.
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2019 tot en met 25 november 2019 te
Zoetermeer en/of Rotterdam en/of Den Haag, tezamen en in vereniging met één ander,
heeft deelgenomen aan (een) organisatie, namelijk Islamic State (IS), welke
organisatie tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven,
namelijk
A. het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en/of
levensgevaar voor een ander te duchten is en/of gevaar voor zwaar lichamelijk
letsel voor een ander te duchten is en/of
levensgevaar voor een ander te duchten is en dit feit iemands dood ten gevolge
heeft (zoals bedoeld in artikel 157 Wetboek van Strafrecht),
(te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 176a van
het Wetboek van Strafrecht), en
B. doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 288a van het Wetboek van Strafrecht), en
C. moord (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 289 juncto 83 van het Wetboek van Strafrecht), en
D. de samenspanning en/of opzettelijke voorbereiding van en/of bevordering tot eerder vermelde misdrijven (zoals bedoeld in artikel 176b en/of 289a en/of 96 lid 2).
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelende op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

9..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Ten aanzien van feit 1 primair:
medeplegen van met het oogmerk om opzettelijk brand stichten en/of ontploffingen teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft, en/of moord en/of doodslag, telkens te begaan met een terroristisch oogmerk, voor te bereiden, een ander trachten te bewegen het misdrijf mede te plegen, daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen en zich en een ander opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen verschaffen en trachten te verschaffen tot het plegen van het misdrijf;
Ten aanzien van feit 2
medeplegen van deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

10..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

11..Motivering straf en maatregel

De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft samen met een ander voorbereidingen getroffen om in Nederland een terroristische aanslag te plegen en hij heeft samen met die ander deelgenomen aan IS. Naast de ontmoetingen met politie-infiltranten waarbij de verdachte heeft verteld wat voor explosieven hij wilde leren maken en zich liet informeren over het maken van explosieven, is hij via internet actief op zoek gegaan naar zwaar vuurwerk (Cobra 6) en heeft hij een video bekeken waarop stapsgewijs werd uitgelegd hoe een explosief gemaakt kan worden. Op zijn gegevensdragers zijn digitale bestanden aangetroffen met instructies c.q. handleidingen voor het maken van verschillende soorten explosieven. Ook stonden op die gegevensdragers grote hoeveelheden (beeld)materiaal aangaande het radicale en extremistische gedachtegoed van de gewapende jihadstrijd, zoals dat door terroristische organisaties als IS wordt gepubliceerd en verkondigd. Het is een feit van algemene bekendheid dat een organisatie als IS het plegen van aanslagen op burgers buiten het IS gebied aanmoedigt onder zijn aanhangers.
De bewezen verklaarde feiten zijn zeer ernstige misdrijven, wat zwaar meeweegt bij de bepaling van de (hoogte van de) straf. De internationale gemeenschap wordt geteisterd door bloedige en angstaanjagende terroristische aanslagen. Deze aanslagen worden gepleegd vanuit een intolerante religieuze ideologie, waarbij de bevolking veelal slachtoffer is en ernstige vrees wordt aangejaagd. Daarbij worden geen middelen en methoden geschuwd. De verdachte en de medeverdachte waren van plan de Nederlandse samenleving hard te treffen. Dankzij tijdig ingrijpen van de Nederlandse overheidsdiensten hebben de verdachte en de medeverdachte hun plan niet kunnen uitvoeren.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 16 april 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke strafbare feiten, is veroordeeld, maar wel voor andere geweldsmisdrijven.
Rapportages
Ter beoordeling van de toerekenbaarheid van de verdachte, heeft de rechtbank een pro Justitia rapport ontvangen van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en
Psychologie (NIFP), opgemaakt door [naam GZ-psycholoog] , GZ-psycholoog, en [naam forensisch milieuonderzoeker] , forensisch milieuonderzoeker, gedateerd 22 april 2021.
NIFP
Uit voormeld rapport komt - kort samengevat en voor zover relevant - naar voren dat bij de verdachte, ook ten tijde van het tenlastegelegde, sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis.
De bron van het radicaliseringsproces van de verdachte lijkt te liggen in een confrontatie met zijn voor Imam studerende neef in Koerdistan. De verdachte voelde zich als moslim tekortschieten en anders bekeken in een omgeving waar leeftijdgenoten praktiserend moslim zijn. Het vormde het startpunt van zijn verdieping in de Islam. De verdieping in de Islam bracht de verdachte bij Islamitische contacten die een gewelddadige, salafistische stroming aanhangen. Hierbij wekt de verdachte niet de indruk van een kwetsbare jongeman, die een makkelijk doelwit is voor indoctrinatie: hij gaat doelgericht op zoek en neigt vanuit zijn antisociale persoonlijkheid de spanningsvolle kant van het leven in algemene zin en ook binnen de Islam op te zoeken.
Hij schuift eventuele negatieve beïnvloeding vooral toe aan de rol van infiltranten. De gewelddadig salafistische verdieping van zijn geloof beïnvloedt zijn houding richting zijn ouders. De zorgen die er vanuit de ouders zijn, worden gedeeld met de politie. De verdachte trekt zich niet veel aan van de zorgen vanuit zijn ouders, wel lijkt hij te beseffen dat wat hij doet niet kan. Zo houdt hij de gewelddadige filmpjes verborgen voor zijn ouders, nadat zijn moeder deze een keer ziet en hem bevraagt.
De vragen van moeder dragen niet bij aan een gedragsverandering of tot gevoelens van schuld of schaamte. Ook na zijn in bewaringstelling zijn de gevoelens van schuld en schaamte gering aanwezig: de verdachte heeft vooral last van de negatieve gevolgen van zijn gedrag, maar externaliseert de verantwoordelijkheid. Zijn houding op de TA is gesloten: na een jaar is er nauwelijks zicht gekomen op zijn geloofsbeleving.
Vanuit de duiding ontstaat echter een beeld, dat ook in het onderhavige onderzoek wordt herkend, van een jongen die sociaal wenselijke antwoorden geeft en die niet principieel tegen het gebruik van geweld is.
Aangezien de persoonlijkheidsstoornis van invloed is geweest op de keuzes die de verdachte tijdens de tenlastegelegde feiten heeft gemaakt, wordt geadviseerd de tenlastegelegde feiten hem in licht verminderde mate toe te rekenen.
Op basis van de risicotaxatie, de beschermende factoren en de klinische indruk wordt de kans op recidive van gewelddadig extremisme bij het uitblijven van passende interventie als hoog geschat. De verdachte komt gedurende het onderzoek sociaal wenselijk over. Hij laat niet het achterste van zijn tong zien met betrekking tot zijn overtuigingen en heeft moeite/toont onwil om zorgelijk gedrag en zijn eigen verantwoordelijkheid met betrekking tot zijn gedrag te bespreken.
NTA
Tevens heeft de rechtbank kennis genomen van een ideologisch duidingsrapport over de verdachte, uitgevoerd door ‘Nuance door Training & Advies’ (hierna: NTA) in opdracht van de reclassering, gedateerd april 2021. Uit dit rapport komt - concluderend - naar voren dat de verdachte in gesprekken met enige regelmaat sociaal wenselijk of mogelijk zelfs berekenend over komt. Daar waar hij religie als vertrekpunt neemt, met name met betrekking tot de onderwerpen al-wala’ wa-l-bara’ [29] en takfir [30] , lijkt hij vooral de imam van de TA na te praten. Een gedegen onderbouwing, anders dan dat hij in het verleden kritiekloos zaken had aangenomen en nu heeft geconstateerd dat hij kennis ontbeert, ontbreekt vooralsnog. Het is daarmee de vraag in hoeverre er sprake is van een daadwerkelijke paradigmaverschuiving.
In zijn afwijzing van aanslagen in het Westen, lijkt hij een afweging te maken op basis van de gevolgen voor moslims, maar deze vorm van geweld niet principieel af te wijzen. Dit roept de vraag op hoe de verdachte hiernaar kijkt als hij deze nadelen niet meer ziet. En ook lijkt het strijdig met wat hij zegt over hoe hij, op basis van de woorden van de imam, naar al-wala’ wa-l-bara’ is gaan kijken. Ronduit zorgelijk is zijn bagatellisering van het willen leren een explosief te maken. De context waarin hierover gesproken werd, was er één waarbinnen geweld ideologisch werd gelegitimeerd.
Reclassering
Ten slotte heeft de rechtbank kennis genomen van een rapport van Reclassering Nederland (hierna: reclassering), gedateerd 29 april 2021. Uit dit rapport komt - kort samengevat - naar voren dat de verdachte erkent dat hij in zijn zoektocht naar religieuze identiteit een gewelddadige ideologie heeft geïnternaliseerd. Hij wijt dit aan gebrek aan theologische kennis, naïviteit en onwetendheid. De verdachte stelt gedurende de preventieve hechtenis tot nieuwe inzichten te zijn gekomen en afstand te hebben genomen van deze ideologie.
Bij de reclassering is, op basis van de geraadpleegde stukken en de met de verdachte gevoerde gesprekken, het beeld ontstaan van een jongeman die afgelopen jaren een proces van radicalisering heeft doorgemaakt, in hoge mate veiligheidsbewust was, zijn handelen externaliseert, bagatelliseert en geen lijdensdruk laat zien. Gezien de indruk van een sociaal wenselijke en berekenende houding én gezien zijn proceshouding, is niet met zekerheid te stellen dat er daadwerkelijk sprake is van nieuwe inzichten. Zijn ouders lijken hem te steunen, maar afgezien daarvan ziet de reclassering geen andere mogelijk protectieve factoren. Duidelijk is dat er ten tijde van zijn aanhouding sprake was van een ideologie waarin geweld wordt gerechtvaardigd. Tevens is, gelet op het pro Justitia onderzoek, sprake van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Dit tezamen levert een zorgelijk beeld op.
Het duidingsonderzoek door NTA wijst uit dat de verdachte in zijn religieuze vorming sterk is beïnvloed door (gewelddadig) salafisme. Ook laat hij daarvan - ondanks dat hij te kennen geeft afstand te hebben genomen van de gewelddadige ideologie - nog altijd kenmerken zien in de wijze waarop hij met zijn geloof omgaat. Dit tezamen, met de uitkomsten van de VERA-2R [31] , dossierinformatie en de met de verdachte gevoerde gesprekken, brengt de reclassering tot het standpunt dat er sprake is van een hoge kans op recidive.
Het risico op extremistisch geweld wordt op basis van de VERA-2R, eveneens ingeschat op hoog op een driepuntschaal (laag, matig, hoog). Hierbij worden alle domeinen; ‘overtuiging, opvattingen en ideologie’, ‘historie, actie en capaciteit’, ‘sociale context en intentie’ en ‘toewijding en motivatie’ als hoge risicofactor gezien.
Vanwege de ernst van de feiten en het hoge recidiverisico, wordt geadviseerd aan de verdachte een maatregel ex 38z Sr op te leggen, zodat gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende voorwaarden toegepast kunnen worden na de gevangenisstraf.
Slotsom
Nu de conclusies van de deskundigen worden gedragen door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. De verdachte wordt in licht verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht.
Gezien de inhoud van het dossier heeft de verdachte in vrijheid en zelfstandig zijn keuze voor de door hem bewandelde weg gemaakt. Hij is van die weg ook niet teruggetreden, ondanks alle gelegenheden daartoe. Dat hij zijn plan om een aanslag te plegen heeft doorgezet, geeft blijk van zijn hardnekkige overtuiging in een (religieus) gedachtegoed waarin het gebruik van geweld wordt verheerlijkt.
De persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals die ter terechtzitting naar voren zijn gebracht, leiden, gelet op de bestaande ernstige zorgen ten aanzien van de mate van radicalisering van de verdachte en het daarmee samenhangende gevaar voor herhaling van vergelijkbare feiten, niet tot matigende invloed op de straftoemeting. De belangen van resocialisering zijn daarom evenmin van invloed op de bepaling van (de hoogte van) de straf.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf in het bijzonder gelet op de ernst van de bewezen verklaarde feiten, de aard van de strafbaarstellingen en het belang dat de Nederlandse maatschappij gedurende een lange periode wordt beschermd tegen de risico’s van de gevolgen van een geslaagde aanslag door de verdachte en op overwegingen van speciale preventie. Ook houdt de rechtbank rekening met de omstandigheden dat de verdachten nog geen materialen hadden aangeschaft en zij nog geen explosieven voorhanden hadden. Weliswaar heeft de verdachte tegenover de politie-infiltrant een mogelijk moment (rond nieuwjaar) genoemd waarop de aanslag zou moeten plaatsvinden, maar uit de onderlinge contacten tussen de verdachten komt daarover niets naar voren. Aangezien de voorbereidingen van een te plegen aanslag nog niet in een ver gevorderd stadium waren en gelet op straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd, komt de rechtbank tot een gevangenisstraf van kortere duur dan door de officier van justitie is gevorderd.
De rechtbank zal tevens de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z Sr opleggen. Op die manier wordt het mogelijk om de verdachte in aansluiting op de gevangenisstraf onder toezicht te stellen indien dit op dat moment nog noodzakelijk wordt geacht. Oplegging van deze maatregel is nodig ter bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen. De verdachte lijkt immers nog steeds een salafistische en gewelddadige ideologie aan te hangen, waardoor het recidiverisico op extremistisch geweld hoog is. Langdurig toezicht is nodig om dit recidiverisico te beteugelen. Aan de wettelijke vereisten voor oplegging van deze maatregel is voldaan nu de rechtbank aan de verdachte een gevangenisstraf zal opleggen wegens misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen en waarop naar de wettelijke omschrijving gevangenisstraffen van vier jaren of meer zijn gesteld en er een met redenen omkleed en ondertekend advies van de reclassering is overgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

12..In beslag genomen voorwerpen

Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de op de beslaglijst onder 1 genoemde computer wordt teruggegeven aan de verdachte en dat de onder 2 tot en met 8 genoemde voorwerpen verbeurd worden verklaard.
Beoordeling
De op de beslaglijst onder 3, 4, 6, 7 en 8 genoemde in beslag genomen voorwerpen zullen worden verbeurd verklaard, omdat het bewezen feit met behulp van deze voorwerpen is begaan.
Ten aanzien van de op beslaglijst onder 2 en 5 genoemde in beslag genomen voorwerpen geldt dat deze geen relatie hebben met de tenlastegelegde feiten. Uit het dossier blijkt dat de onder 2 genoemde Nokia 105 telefoon aan de verdachte toebehoort.
Dit betekent dat ten aanzien van de op de beslaglijst onder 1 en 2 genoemde voorwerpen een last zal worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.
Uit het dossier blijkt niet aan wie de onder 5 genoemde papieren bescheiden toebehoren, zodat ten aanzien hiervan de bewaring ten behoeve van de rechthebbende zal worden gelast, nu thans geen persoon als rechthebbende kan worden aangemerkt.

13..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 38z, 47, 57, 96, 140a, 157, 288a en 289 van het Wetboek van Strafrecht.

14..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

15..Beslissing

De rechtbank:
verklaart de dagvaarding geldig;
verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaar;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z Sr;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen (bijlage IV), als volgt:
- verklaart
verbeurdals bijkomende straf voor feit 1 primair: de achter nummers
3, 4, 6, 7 en 8genoemde voorwerpen;
- gelast de
teruggave aan de verdachtevan: de achter nummers
1en
2genoemde voorwerpen;
- gelast de
bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan: het achter nummer
5genoemde voorwerp.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. D.C.J. Peeck, voorzitter,
en mrs. L. Feraaune en D.F. Smulders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.N. Maat, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 juni 2021.
Bijlage I
Lijst met gebruikte afkortingen
AIVD Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst
AOT Afstemmings overleg terrorisme
CTIVD Commissie van toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten
EVRM Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
EHRM Europees Hof voor de Rechten van de Mens
IED Improvised explosive device / geïmproviseerd explosief
IS Islamic State / Islamitische Staat
LOvJ Landelijk officier van justitie terrorismebestrijding, inlichtingen- en veiligheidsdiensten
OM Openbaar Ministerie
OVC Opname vertrouwelijke communicatie
Sr Wetboek van Strafrecht
Sv Wetboek van Strafvordering
Wiv Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017
Bijlage II
Tekst nader omschreven en gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 juni
2019 tot en met 25 november 2019 te Zoetermeer en/of Rotterdam en/of Den Haag,
althans één of meer plaats(en) in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens)
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om ter voorbereiding en/of ter bevordering van
de/het (meermalen) te plegen misdrij(f)(ven) omschreven in artikel 83 en/of
157 en/of 176a en/of 176b en/of 289(a) en/of 288a van het Wetboek van
Strafrecht, te weten:
- moord en/of doodslag, (te) begaan met een terroristisch oogmerk, en/of
- het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en/of
levensgevaar voor een ander te duchten is en/of gevaar voor zwaar lichamelijk
letsel voor een ander te duchten is en/of
levensgevaar voor een ander te duchten is en dit feit iemands dood ten
gevolge heeft, (te) begaan met een terroristisch oogmerk
- een ander heeft trachten te bewegen om het misdrijf te plegen, te doen
plegen of mede te plegen, om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe
gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen en/of
- gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van het misdrijf
aan zich en/of anderen heeft verschaft en/of heeft trachten te verschaffen
en/of
- voorwerpen voorhanden heeft gehad waarvan hij wist dat zij bestemd zijn tot
het plegen van het misdrijf,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) tezamen en in vereniging
met elkaar, althans alleen, (telkens)
ten behoeve van één of meer (te plegen) aanslag(en) op één of meer locatie(s)
in Nederland en/of één of meer perso(o)n(en) door het gebruik van één of meer
bomvest(en) en/of één of meer (auto)bom(men) en/of (een) ander(e)
explosie(f)(ven) en/of één of meer (hand)vuurwapen(s) en/of één of meer
ander(e) wapen(s)
A. zich het radicaal extremistisch gedachtegoed van de gewapende Jihadstrijd
met een terroristisch oogmerk gevoerd door de (terroristische) organisatie Islamic
State (IS) dan wel Islamic State of Iraq and Shaam (ISIS) en/of
Islamic State of Iraq and Levant (ISIL), althans (een) aan IS gelieerde organisatie(s),
althans zich het radicaal extremistisch gedachtegoed van de gewapende Jihadstrijd
eigen gemaakt, en/of
B. tijdens/middels één of meer ontmoeting(en) en/of telefonische en/of
digitale contact(en) (waaronder Telegram) (versluierd) gesproken over en/of
plannen gemaakt met betrekking tot (de voorbereiding van) één of meer (te
plegen) aanslag(en), en/of
C. één of meer perso(o)n(en) benaderd en/of laten benaderen en/of overgehaald
om (gezamenlijk) één of meer aanslag(en) te plegen op één of meer locatie(s),
en/of
D. zich (op verzoek) laten informeren over en/of één of meer perso(o)n(en)
benaderd en/of laten benaderen voor het krijgen van een training/uitleg ten
behoeve van het maken van één of meer explosie(f)(ven) en/of één of meer
bomvest(en) en/of één of meer (auto)bom(men), en/of
E. (op internet) gezocht naar (de aanschaf van) één of meer exempla(a)r(en) Cobra
6, althans (zwaar) vuurwerk, geschikt om één of meer ontploffing(en) teweeg te
brengen, en/of
F. aanwijzingen gegeven over en/of (op internet) gezocht naar één of meer geschikte
locatie(s) voor het maken van één of meer (auto)bom(men) en/of explosie(f)(ven)
en/of één of meer bomvest(en), en/of de opslag van één of meer (auto)bom(men)
en/of explosie(f)(ven) en/of één of meer bomvest(en) en/of andere benodigdheden
ten behoeve van het maken van één of meer van de hiervoor genoemde explosieven,
en/of één of meer exempla(a)r(en) Cobra 6, althans (zwaar) vuurwerk, geschikt om
één of meer ontploffing(en) teweeg te brengen, en/of
G. zich laten informeren door/met één of meer recept(en)/handleiding(en) voor het
maken van een molotovcocktail en/of ammonium nitraat, en/of
H. zich laten informeren door één of meer social media kana(a)((en) en/of
mediaplatform(s) (Telegramkanalen en/of -groepen) te volgen en/of te bezoeken,
waarop (digitale) bestanden worden gedeeld over instructies en/of handleidingen voor
(het gebruik en/of het vervaardigen van) wapens en/of explosieven en/of waarop
berichten worden gedeeld afkomstig van officiële IS-mediakanalen en/öf berichten
waarin de strijd tegen de ongelovigen wordt verheerlijkt en wordt opgeroepen tot deze
strijd en/of berichten waarin de eed en trouw wordt afgelegd aan IS en zijn leider,
waaronder:
- ‘ Amaq News Agency of kortweg Amaq: is een nieuwsagentschap. Het
nieuwsagentschap staat bekend omdat het als eerste de claims na aanslagen
publiceert, waarin IS de aanslag opeist, en/of
- Al-Furqan media (Al-Furqan Media Production Company): is sinds eind 2006
het centrale mediakanaal van IS, en/of
- alhayat media center: is een mediabedrijf van IS dat propaganda in diverse
talen produceert en publiceert, en/of
- Greenb1rds™: betreft een groot aantal Telegramkanalen en Telegramgroepen
waarin berichten worden gedeeld van en over IS waarin wordt opgeroepen tot
de gewapende strijd. Ook worden video’s van IS gedeeld, waaronder video’s
over hoe je een bom kunt maken, en/of
- het Telegramkanaal !nghimasi tactical, en/of
I. vervoer verzorgd naar bijeenkomsten/gesprekken die gingen over (de voorbereiding
van) één of meer (te plegen) aanslag(en), en/of
J. bijeenkomsten/gesprekken die gingen over (de voorbereiding van) één of meer (te
plegen) aanslag(en) voorbereid en/of nabesproken, en/of
K. jihadistisch materiaal afkomstig van onder meer Islamitische Staat beschikbaar
gesteld en/of getoond en/of laten horen en/of daarover uitleg gegeven/onderwezen,
te weten (onder meer)
- een preek van Abu Bakr Al-Baghdadi waarin wordt gezegd dat de tijd is
aangebroken om te strijden, en/of
- de video “You must fight them o Muwahhid” waarin wordt uitgelegd hoe je een
bom kunt maken;
(art. 96, lid 2, Sr jo 176b, lid 2 Sr jo 157 Sr en 289a Sr jo 288a Sr jo
289 Sr jo 289a, lid 2 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2019 tot en met 25 november 2019 te
Zoetermeer en/of Rotterdam en/of Den Haag, althans één of meer plaats(en) in
Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen
heeft verschaft en/of heeft trachten te verschaffen, en/of
- kennis en/of vaardigheden heeft verworven en/of (een) ander(en) heeft
bijgebracht tot het plegen van een terroristisch misdrijf en/of een misdrijf
ter voorbereiding en/of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) tezamen en in vereniging
met elkaar, althans alleen,
A. zich (op verzoek) laten informeren over en/of één of meer perso(o)n(en)
benaderd en/of laten benaderen voor het krijgen van een training/uitleg ten
behoeve van het maken van één of meer explosie(f)(ven) en/of één of meer
bomvest(en) en/of één of meer (auto)bom(men), en/of
B. (op internet) gezocht naar (de aanschaf van) één of meer exempla(a)r(en) Cobra
6, althans (zwaar) vuurwerk, geschikt om één of meer ontploffing(en) teweeg te
brengen, en/of
C. zich laten informeren door/met één of meer recept(en)/handleiding(en) voor het
maken van een molotovcocktail en/of ammonium nitraat, en/of
D. zich laten informeren door één of meer social media kana(a)((en) en/of
mediaplatform(s) (Telegramkanalen en/of -groepen) te volgen en/of te bezoeken,
waarop (digitale) bestanden worden gedeeld over instructies en/of handleidingen voor
(het gebruik en/of het vervaardigen van) wapens en/of explosieven en/of waarop
berichten worden gedeeld afkomstig van officiële lS-mediakanalen en/of berichten
waarin de strijd tegen de ongelovigen wordt verheerlijkt en wordt opgeroepen tot deze
strijd en/of berichten waarin de eed en trouw wordt afgelegd aan IS en zijn leider,
waaronder:
- ‘ Amaq News Agency of kortweg Amaq: is een nieuwsagentschap. Het
nieuwsagentschap staat bekend omdat het als eerste de claims na aanslagen
publiceert, waarin IS de aanslag opeist, en/of
- Al-Furqan media (AI-Furqan Media Production Company): is sinds eind 2006
het centrale mediakanaal van IS, en/of
- alhayat media center: is een mediabedrijf van IS dat propaganda in diverse
talen produceert en publiceert, en/of
- Greenb1rds™: betreft een groot aantal Telegramkanalen en Telegramgroepen
waarin berichten worden gedeeld van en over IS waarin wordt opgeroepen tot
de gewapende strijd. Ook worden video’s van IS gedeeld, waaronder video’s
over hoe je een bom kunt maken, en/of
- het Telegramkanaal !nghimasi tactical, en/of
E. jihadistisch materiaal afkomstig van onder meer Islamitische Staat beschikbaar
gesteld en/of getoond en/of laten horen en/of daarover uitleg gegeven/onderwezen,
te weten (onder meer)
- een preek van Abu Bakr Al-Baghdadi waarin wordt gezegd dat de tijd is
aangebroken om te strijden, en/of
- de video “You must fight them o Muwahhid” waarin wordt uitgelegd hoe je een
bom kunt maken;
(art. 134a jo 83 jo 83b jo 157 jo 176a jo 176b jo 288a jo 289 jo 289a Wetboek
van Strafrecht)
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2019 tot en met 25 november 2019 te
Zoetermeer en/of Rotterdam en/of Den Haag, althans één of meer plaats(en) in
Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen,
heeft deelgenomen aan (een) organisatie(s), namelijk Islamic State (IS), dan
wel Islamic State of Iraq and Shaam (ISIS) en/of Islamic State of lraq and
Levant (ISIL), althans (een) aan IS gelieerde organisatie(s), althans (een)
Organisatie(s) die de gewapende Jihadstrijd voorstaat/voorstaan, welke
Organisatie(s) tot oogmerk had(den) het plegen van terroristische misdrijven,
dan wel heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit (in elk geval) [naam medeverdachte] (geboren op [geboortedatum medeverdachte] ) en/of één of meer derde(n), welke
organisatie tot oogmerk had het plegen van terroristische misdrijven, namelijk
A. het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en/of
levensgevaar voor een ander te duchten is en/of gevaar voor zwaar lichamelijk
letsel voor een ander te duchten is en/of
levensgevaar voor een ander te duchten is en dit feit iemands dood ten gevolge
heeft (zoals bedoeld in artikel 157 Wetboek van Strafrecht),
(te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 176a van
het Wetboek van Strafrecht), en/of
B. doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in
artikel 288a van het Wetboek van Strafrecht), en/of
C. moord (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel
289 juncto 83 van het Wetboek van Strafrecht), en/of
D. de samenspanning en/of opzettelijke voorbereiding van en/of bevordering tot
eerder vermelde misdrijven (zoals bedoeld in artikel 1 76b en/of 289a en/of 96
lid 2), en/of
E. het voorhanden hebben van een of meer wapens en/of van munitie van de
categorieën II en/of III (zoals bedoeld in artikel 26 lid 1 van de Wet Wapens
en Munitie) (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of met het oogmerk om
een terroristisch misdrijf voor te bereiden of gemakkelijk te maken (zoals
bedoeld in artikel 55 lid 1 en/of lid 5 van de Wet Wapens en Munitie);
(art. 140a Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Proces-verbaal van getuigenverhoor kabinet rechter-commissaris d.d. 18 januari 2021, p. 7.
2.Einddossier 26Marina, p. 0907.
3.Tweede Kamer, vergaderjaar 2016–2017, 34 588, nr. 3, p. 63.
4.Tweede Kamer, vergaderjaar 2016–2017, 34 588, nr. 3, p. 64.
5.Tweede Kamer, vergaderjaar 2016–2017, 34 588, nr. 3, p. 65 en 66.
6.Vgl. Hoge Raad 29 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL0613, NJ 2010/441 en Hoge Raad 6 februari 2018, ECLI:NL:HR:2018:155 r.o. 3.2..
7.Einddosier 26Marina, p. 2090.
8.Bayat, ook wel geschreven als bay’a, wordt vaak vertaald als eed van trouw. Deze Arabische term wordt gebruikt om de handeling te omschrijven, waarbij personen, individueel of in een groep, de autoriteit van een persoon erkennen. In het geval van bay’a voor een kalief, wordt met het afleggen van de eed de kalief erkend en benoemd als het hoofd van de Islamitische Staat (Einddossier 26Marina, p. 1014).
9.Einddossier 26Marina, p. 1005 t/m 1009.
10.De Wiv 2017 is in werking getreden op 1 september 2017 (gedeeltelijk) en op 1 mei 2018 (volledig).
11.Kamerstukken II, 2016-2017, 34 588, nr. 3, p. 5.
12.Kamerstukken II, 2016-2017, 34 588, nr. 3, p. 6.
13.Kamerstukken II, 2016-2017, 34 588, nr. 3, p. 153.
14.Hoge Raad 5 september 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV4122.
15.Hoge Raad 31 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:768 (Piranha).
16.Gerechtshof Den Haag 21 juni 2004, ECLI:NL:GHSGR:2004:AP3601, r.o. 4.3.9. gevolgd door de Hoge Raad in zijn arrest van 5 september 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV4122, NJ 2007/336 r.o. 2.4.
17.Vgl. gerechtshof Amsterdam 25 maart 2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:915.
18.Vgl. Hoge Raad 5 september 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV4122, NJ 2007/336, r.o. 4.7.2 en 6.4.2.
19.Einddossier 26Marina, p. 0908.
20.Proces-verbaal van getuigenverhoor mr. Van Veghel op 18 januari 2021 ten overstaan van de rechter-commissaris, p. 5:
21.Proces-verbaal van bevindingen op ambtsbelofte [naam persoon 7] , LOvJ terrorismebestrijding, d.d. 30 oktober 2020, p. 3.
22.Hoge Raad 17 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:1983.
23.Einddossier 26Marina, p. 0929.
24.Vgl. Hoge Raad 14 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:416 en Hoge Raad 11 juni 2019, ECLI:NL:HR:2019:906 en ECLI:NL:HR:2019:907.
25.Hoge Raad 18 november 1997, NJ 1998, 225.
26.Hoge Raad 3 juli 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW5161.
27.Hoge Raad 8 oktober 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE3565.
28.AIVD publicatie: ‘Doelwitten in beeld. Vijftien jaar jihadistische aanslagen in het Westen’ | Publicatie | AIVD, p. 4.
29.Loyaliteit en afkeer omwille van Allah.
30.Het tot ongelovige verklaren van een moslim.
31.De VERA-2R is een empirisch onderbouwd risicotaxatie-instrument voor de inschatting van de kans op gewelddadig extremisme en bestaat uit een gestructureerde wegingslijst van 34 indicatoren waarvan is vastgesteld dat er een relatie bestaat met gewelddadig extremisme. Deze indicatoren worden gewogen op aanwezigheid en relevantie ten aanzien van een in te schatten risico (op extremistisch geweld). Door middel van een gestructureerd professioneel oordeel kan de getrainde gebruiker een empirische risicoanalyse opstellen omtrent een specifiek persoon.