Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
1..Het verloop van de procedure
- het verzoekschrift ex artikel 1019w Rv, met producties, ontvangen op
- het verweerschrift, met producties, ontvangen op 16 november 2021;
- de bij gelegenheid van de mondelinge behandeling aan de zijde van Aluchemie en Achmea overgelegde pleitaantekeningen.
2..De feiten
dr. Vossen voor te leggen. (…) Na ontvangst van de reactie van mijn MA kom ik nader inhoudelijk bij u op de zaak terug. (…)”
3..Het verzoek en de grondslag daarvan
4..Het verweer
5..De beoordeling
18 september 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI8502 en Hoge Raad 3 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1112). Tot die context en overige omstandigheden behoort ook de inhoud van overige correspondentie tussen partijen (Hoge Raad 28 oktober 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ7063). Dit betreft niet uitsluitend correspondentie voorafgaand aan de schriftelijke mededeling die ter beoordeling staat, maar ook correspondentie die op die schriftelijke mededeling volgt (Hoge Raad 18 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2741).
onsniets anders om dan maar het oordeel van de rechter te vragen”. Ook hieruit blijkt dat Achmea zelf begreep dat zij er rekening mee diende te houden dat zij de beschikking houdt over haar gegevens en bewijsmateriaal, opdat zij zich tegen een mogelijkerwijs alsnog door [verzoeker] ingestelde vordering behoorlijk kan verweren. Niet valt in te zien dat met die opmerking van Achmea was bedoeld dat “de kous af was”, zoals door Aluchemie en Achmea is aangevoerd. Daarvoor bestaat geen enkele aanwijzing.