ECLI:NL:RBROT:2020:9308

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 oktober 2020
Publicatiedatum
16 oktober 2020
Zaaknummer
8476129 vz verz 20-7982
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de beslagvrije voet op huurtoeslag in het kader van beslaglegging

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, uitgesproken op 12 oktober 2020, heeft de kantonrechter de beslagvrije voet van toepassing verklaard op de huurtoeslag van verzoekster. Verzoekster, die een uitkering ontvangt op basis van de Participatiewet, had een verzoek ingediend om de beslagvrije voet te berekenen, omdat zij onvoldoende middelen van bestaan had door beslaglegging op haar huurtoeslag. De kantonrechter oordeelde dat de huurtoeslag een wederkerende betaling is en dat de beslagvrije voet van toepassing kan worden verklaard, ondanks het verweer van Woonbron, die stelde dat er geen beslagvrije voet van toepassing is bij beslag op toeslagen. De kantonrechter heeft de artikelen 475b en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) van toepassing verklaard op de huurtoeslag, en de hoogte van de beslagvrije voet vastgesteld op € 1.321,47. Woonbron werd veroordeeld in de proceskosten, die tot op dat moment op € 563,- waren begroot. Deze uitspraak benadrukt de bescherming van de schuldenaar in situaties waarin beslag wordt gelegd op middelen die bestemd zijn voor essentiële uitgaven, zoals huur.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8476129 VZ VERZ 20-7982
uitspraak: 12 oktober 2020
beschikking ex artikel 475f Rv van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster,
gemachtigde: mr. M.C. de Jong,
tegen
Stichting Woonbron Delfshaven,
gevestigd te Rotterdam,
verweerster,
gemachtigde: de heer [naam gemachtigde] .
Partijen worden hierna aangeduid als ‘ [verzoekster] ’ en ‘Woonbron’.

1..Het procesverloop

1.1.
Op 21 april 2020 is van [verzoekster] een verzoekschrift ex artikel 475f Rv met producties ter griffie ontvangen. Bij brief van 16 juni 2020 heeft de kantonrechter Woonbron en [verzoekster] opgeroepen voor de mondelinge behandeling op 3 juli 2020. Ter zitting van 3 juli 2020 is namens Woonbron niemand verschenen. Aangezien de oproepingsbrief aan het bezoekadres van Woonbron is gestuurd, is op 3 juli 2020 nogmaals een brief aan Woonbron gestuurd gericht aan het postadres met een termijn voor het indienen van een verweerschrift.
Op 7 augustus 2020 is het verweerschrift met producties ontvangen.
De kantonrechter heeft vervolgens bepaald dat op 18 september 2020 de mondelinge behandeling zal plaatsvinden. De gemachtigden van partijen zijn verschenen en hebben de standpunten mondeling toegelicht. Van het verhandelde ter zitting heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.2.
De datum van de uitspraak van de beschikking is bepaald op heden.

2..De feiten

2.1.
[verzoekster] voert een eenpersoonshuishouden en ontvangt op grond van de Participatiewet een uitkering van € 947,09 per maand. [verzoekster] huurt van Woonbron een woning aan de [adres] te Rotterdam tegen een huurprijs van € 630,24 per maand. [verzoekster] ontvangt van de Belastingdienst een huurtoeslag van € 312,- per maand alsmede een zorgtoeslag van € 104,- per maand.
2.2.
Bij vonnis van 31 januari 2020 van de kantonrechter te Rotterdam is [verzoekster] veroordeeld om aan Woonbron de achterstallige huur te betalen. Krachtens dit vonnis is op 27 februari 2020 op verzoek van Woonbron onder de Belastingendienst beslag gelegd op de huurtoeslag die [verzoekster] maandelijks ontvangt.
2.3.
De gemachtigde van [verzoekster] heeft aan de gemachtigde van Woonbron verzocht de beslagvrije voet te berekenen.

3..Het verzoek

3.1.
[verzoekster] heeft verzocht bij beschikking te verklaren dat op de huurtoeslag van [verzoekster] de regels betreffende de beslagvrije voet toegepast moeten worden, zodat van de huurtoeslag niet € 209,90 onder het beslag valt, maar een bedrag van € 312,53 dan wel een ander in goede justitie te bepalen bedrag, met veroordeling van Woonbron in de proceskosten.
3.2.
Ter zitting is met [verzoekster] de strekking van het verzoek besproken en heeft zij te kennen gegeven dat zij met het verzoek beoogt dat de beslagvrije voet zodanig wordt vastgesteld dat het gehele bedrag van de huurtoeslag onder de beslagvrije voet valt en niet door het beslag wordt getroffen.
3.3.
[verzoekster] heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat de huurtoeslag is aan te merken als een weerkerende betaling en dat zij ten gevolge van het beslag op de huurtoeslag onvoldoende middelen van bestaan heeft en daardoor verder in de schulden zal raken.

4..Het verweer

4.1.
Woonbron heeft zich tegen het verzoek verweerd. Woonbron stelt primair dat er bij beslag op toeslagen geen beslagvrije voet van toepassing is en verwijst daartoe naar het arrest van het Gerechtshof Den Haag van 25 april 2017 ECLI:NL:GHDHA:2017:1154.
Subsidiair, indien de beslagvrije voet wel van toepassing is, heeft Woonbron de beslagvrije voet berekend. Op basis van die berekening valt een bedrag van € 209,91 onder het beslag. Dit is ook het bedrag dat door de Belastingdienst aan Woonbron wordt afgedragen.

5..De beoordeling

5.1.
Tussen partijen is in geschil de vraag of de beslagvrije voet op de huurtoeslag van toepassing kan worden verklaard en voorts de wijze waarop de beslagvrije voet dient te worden berekend.
5.2.
Op grond van artikel 475f Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv) kan de schuldenaar de kantonrechter verzoeken de artikelen 475b en 475d Rv over de beslagvrije voet mede van toepassing te verklaren op een vordering tot weerkerende betaling die niet in artikel 475c Rv is omschreven en waarop beslag is gelegd indien de schuldenaar over onvoldoende andere middelen van bestaan beschikt.
5.3.
Woonbron heeft niet betwist dat [verzoekster] onvoldoende andere middelen van bestaan heeft en heeft evenmin betwist dat de huurtoeslag een vordering tot wederkerende betaling is die niet in artikel 475c Rv is omschreven.
5.4.
De vraag die dan moet worden beantwoord is of de strekking van artikel 45 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) zich er tegen verzet dat de kantonrechter de artikelen 475b en 475d Rv op de huurtoeslag van toepassing verklaart, zoals het Gerechtshof Den Haag in de beschikking van 25 april 2017 heeft overwogen en op welke beschikking Woonbron zich beroept.
5.5.
Op grond van artikel 45 lid 1 aanhef en onder a Awir mag voor verhaal van een vordering tot betaling van huur beslag worden gelegd op een vordering op de Belastingdienst tot betaling van huurtoeslag. Blijkens de Memorie van Toelichting op dit artikel (Kamerstukken II, 2004-2005, 29.764, blz 63) heeft de wetgever met dit artikel willen waarborgen dat de tegemoetkoming moet worden aangewend voor het doel waarvoor die is verleend. De wetgever heeft het daarom alleen aan de schuldeiser voor wie de tegemoetkoming is bedoeld, toegestaan om op die tegemoetkoming beslag te leggen. Daarmee is gewaarborgd dat andere schuldeisers geen beslag kunnen leggen op de huurtoeslag, zodat de huurtoeslag kan worden aangewend waarvoor zij bedoeld is, namelijk het voldoen van de huur aan de verhuurder.
5.6.
Net als de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland en de kantonrechter van rechtbank Gelderland (ECLI:NL:RBNNE:2017:4223, ECLI:NL:RBNNE:2017:4159 en ECLI:NL:RBGEL:2018:652) en anders dan Gerechtshof Den Haag (ECLI:NL:GHDHA:2017:1154) is de kantonrechter van oordeel dat het doel en de strekking van artikel 45 lid 1 aanhef en onder a Awir er niet aan in de weg hoeven te staan dat de artikelen 475b en 475d Rv op de huurtoeslag van toepassing kunnen worden verklaard. De kantonrechter overweegt daartoe dat het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in het arrest van 21 oktober 2014 (ECLI:NL:GHARL:2014:8231) heeft overwogen dat er geen reden is om aan te nemen dat de ratio van artikel 475f Rv zich ertegen verzet dat een beslagvrije voet over de huurtoeslag wordt vastgesteld voor zover de schuldenaar onvoldoende andere middelen van bestaan heeft. De kantonrechter acht daarbij van belang dat, gelijk het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in voornoemd arrest heeft overwogen, staatssecretaris Teeven in zijn brief aan de waarnemend Ombudsman van 13 maart 2014, kenmerk 477873, op p. 3/4 heeft bevestigd dat de schuldenaar bij onvoldoende middelen om in zijn bestaan te voorzien de kantonrechter kan verzoeken de beslagvrije voet toe te passen op de zorg- en/of huurtoeslag. Verder acht de kantonrechter bij dit oordeel van belang dat na inwerkingtreding van de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet aan artikel 475c Rv (sub j) zal worden toegevoegd “een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel h, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, met uitzondering van de kinderopvangtoeslag, bedoeld in artikel 1.5 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen”. Dan zal de beslagvrije voet derhalve direct van toepassing zijn op huurtoeslag. De huurtoeslag is bestemd voor betaling van de huur. Door beslag te leggen op de huurtoeslag is de kans groot dat de lopende betalingsverplichtingen met betrekking tot de huur niet meer kunnen worden voldaan. Daarnaast kan het totale inkomen van [verzoekster] ten gevolge van het beslag op de huurtoeslag onder de beslagvrije voet komen.
5.7.
De kantonrechter is dan ook van oordeel dat [verzoekster] de huurtoeslag dient te kunnen aanwenden voor de betaling van de lopende betalingsverplichting jegens Woonbron, hetgeen door de beslaglegging op de huurtoeslag wordt verhinderd. Weliswaar kan [verzoekster] de huurtoeslag ook aanwenden voor andere doeleinden dan waarvoor die is verstrekt, maar dit staat naar het oordeel van de kantonrechter er niet aan in de weg dat, gelet op het bepaalde in artikel 475f Rv, de artikelen 475b en 475d Rv op de huurtoeslag van toepassing kunnen worden verklaard, nu er sprake is van een wederkerende betaling. Gelet op het voorgaande zal de kantonrechter de artikelen 475b en 475d Rv van toepassing verklaren op de vordering van [verzoekster] op de belastingdienst ter zake de huurtoeslag.
5.8.
Ten aanzien van de hoogte van de beslagvrije voet wordt het volgende overwogen.
[verzoekster] heeft een berekening gemaakt en stelt op grond van die berekening dat Woonbron geen beslag op de huurtoeslag mag leggen. Woonbron heeft eveneens een berekening gemaakt en komt tot de conclusie dat zij tot een bedrag van € 209,91 beslag mag leggen op de huurtoeslag. De gemachtigde van [verzoekster] heeft ter zitting verklaard dat het verschil in de berekening zit in het feit dat Woonbron bij de berekening wel rekening houdt met de huurtoeslag, terwijl dat juist niet zou moeten en partijen overigens van dezelfde bedragen zijn uitgegaan. De gemachtigde van Woonbron heeft zich op het standpunt gesteld dat bij de berekening van de beslagvrije voet de huurtoeslag juist wel moet worden meegenomen.
5.9.
De hoogte van de beslagvrije voet wordt berekend aan de hand van artikel 475d Rv. Op grond van lid 3 aanhef sub b wordt de beslagvrije voet verhoogd met de voor rekening van de schuldenaar komende woonkosten verminderd met ontvangen huurtoeslag. Nu de huurtoeslag door de beslaglegging niet daadwerkelijk door [verzoekster] wordt ontvangen strekt de huurtoeslag bij de berekening van de beslagvrije voet niet in mindering op de woonkosten. Nu Woonbron bij de berekening van de beslagvrije voet de huurtoeslag wel in mindering heeft laten strekken op de woonkosten, is de berekening van Woonbron niet correct. Nu partijen bij de berekening voor het overige wel van dezelfde bedragen zijn uitgegaan zal de kantonrechter aan de hand van het door Woonbron gehanteerde model van de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders de beslagvrije voet berekenen. Bij die berekening zal wel worden uitgegaan van de per 1 juli 2020 geldende grondslag beslagvrije voet van € 953,13.
Netto inkomsten € 947,08
(…)
Subtotaal netto inkomen: € 947,08
Grondslag beslagvrije voet € 953,13
Premie ziektekostenverzekering € 115,95
Normpremie ziektekosten € 33,00
Subtotaal € 82,95
Ontvangen zorgtoeslag € 104,-
Saldo verhoging ziektekosten indien negatief, automatisch 0,00 € 0,00
Bijtelling ziektekosten, saldo gecorrigeerd € 0,00
Woonkosten huur € 630,24
Service kosten € 0,00
Subtotaal € 630,24
Ontvangen huurtoeslag € 0,00
Totaal rekenhuur € 630,24
Normhuur € 215,71
Verhoging beslagvrije voet op grond van de rekenhuur
indien negatief, automatisch € 0,00: € 414,53
Aanpassingen aan woning als gevolg van handicap: nee
Alle meerderjarige gezinsleden zijn jonger dan 23
en hebben geen handicap: nee
Bijtelling woonkosten, saldo gecorrigeerd
(maximale bijtelling: € 368,34): € 368,34
De verdeling vindt plaats naar evenredigheid over u
en de kostendelers (in dit geval: 0) € 0,00
verblijfkosten inrichting € 0,00
Subtotaal bijtelling verb.-/servicekosten € 0,00
Bijtelling verblijfs-/servicekosten, saldo gecorrigeerd
(maximale bijtelling: € 0,00): € 0,00
Jaarbedrag voor geen kinderen € 0,00
(…)
Verhoging inzake kindgebonden budget € 0,00
BEREKENING
Grondslag beslagvrije voet € 953,13
Bijtelling ziektekosten € 0,00
Bijtelling huur-/woonkosten € 368,34
Bijtelling kosten verblijf inrichting € 0,00
Bijtelling kindgebonden budget € 0,00
Halvering beslagvrije voet € 0,00
Verlaging ivm inkomsten overige
Meerderjarige gezinsleden € 0,00
Verlaging i.v.m. andere inkosten schuldenaar € 0,00
De beslagvrije voet is vastgesteld op: € 1.321,47
5.10.
Op grond van vorenstaande berekening zal de beslagvrije voet worden vastgesteld op € 1.321,47.
5.11.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal Woonbron worden veroordeeld in de proceskosten. Tot aan deze uitspraak worden deze kosten begroot op € 83,- aan griffie recht en € 480,- aan salaris voor de gemachtigde.

6..De beslissing

De kantonrechter:
verklaart de artikelen 475b en 475d Rv van toepassing op de vordering van [verzoekster] op de Belastingdienst ter zake de huurtoeslag;
stelt de voor [verzoekster] geldende beslagvrije voet vast op een bedrag van € 1.321,47;
veroordeelt Woonbron in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [verzoekster] vastgesteld op € 563,-.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.A. Vroom en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
754