ECLI:NL:RBGEL:2018:652

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
31 januari 2018
Publicatiedatum
13 februari 2018
Zaaknummer
6328292 \ AZ VERZ 17-55 \ 25115 / 636
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslagvrije voet en zorgtoeslag in het kader van de Algemene wet Inkomensafhankelijke regelingen

In deze beschikking van de Rechtbank Gelderland, uitgesproken op 31 januari 2018, heeft de kantonrechter zich gebogen over de vraag of bij een beslag op de zorgtoeslag van een rechthebbende rekening moet worden gehouden met een beslagvrije voet. De zaak betreft een verzoek van de bewindvoerder van een rechthebbende die arbeidsongeschikt is en een Wajong-uitkering ontvangt. De rechthebbende heeft een betalingsachterstand in zijn zorgpremies, wat heeft geleid tot een dwangbevel en het leggen van derdenbeslag op zijn zorgtoeslag door de Landelijke Associatie van Gerechtsdeurwaarders (LAVG). De bewindvoerder verzoekt om de beslagvrije voet vast te stellen op € 1.278,39, omdat het beslag op de zorgtoeslag de rechthebbende onder het bestaansminimum zou brengen.

De LAVG voert verweer en stelt dat er geen beslagvrije voet hoeft te worden toegepast op de zorgtoeslag, verwijzend naar artikel 475c van het Wetboek voor Burgerlijke Rechtsvordering en artikel 45 van de Algemene wet Inkomensafhankelijke regelingen (Awir). De kantonrechter oordeelt echter dat de strekking van artikel 45 Awir niet in de weg staat aan het toepassen van een beslagvrije voet op de zorgtoeslag. De kantonrechter verwijst naar eerdere uitspraken en concludeert dat de zorgtoeslag in dit geval niet zal worden aangewend voor andere doeleinden dan waarvoor deze is bedoeld, aangezien de zorgpremies al via bronheffing worden ingehouden.

Uiteindelijk stelt de kantonrechter de beslagvrije voet vast op het door de bewindvoerder verzochte bedrag van € 1.278,39 en veroordeelt de LAVG in de proceskosten. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door de kantonrechter M.J.P. Heijmans.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 6328292 \ AZ VERZ 17-55 \ 25115 / 636
uitspraak van 31 januari 2018
beschikking
in de zaak van
[Naam bewindvoerder] in de hoedanigheid van bewindvoerder van [naam rechthebbende]
[woonplaats]
verzoekende partij
gemachtigde mr. T.P. Boer
(toevoeging nummer 2FN7703)
en
Landelijke Associatie van Gerechtsdeurwaarders (LAVG)
gevestigd te Maastricht
verwerende partij
[naam gemachtigde]
Partijen worden hierna [rechthebbende], [de bewindvoerder] en LAVG genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 19 september 2017
- het verweerschrift, ingekomen ter griffie op 9 november 2017
- de mondelinge behandeling van 17 november 2017

2.De feiten

2.1.
Bij beschikking van 11 juni 2015 van deze rechtbank, locatie Arnhem, zijn de gelden en goederen van [rechthebbende] onder bewind gesteld, met benoeming van [de bewindvoerder] als bewindvoerder.
2.2.
[rechthebbende] is arbeidsongeschikt en ontvangt een Wajong-uitkering van € 1.178,85 bruto per maand. Hiervan houdt hij, na loonheffing, inhouding van sociale verzekeringspremies en inhouding van de zorgverzekeringspremie door het CAK, een bedrag van € 864,17 netto over.
2.3.
[rechthebbende] heeft een achterstand laten ontstaan in de betaling van premies voor zijn zorgverzekering bij Menzis over de maanden oktober en november 2014 en januari tot en met april 2015. Het gaat daarbij om een bedrag van in totaal € 513,04. Namens het CAK is uit hoofde van deze betalingsachterstand op 7 april 2017 tegen [rechthebbende] een dwangbevel uitgevaardigd. Op 18 april 2017 is dit dwangbevel aan [rechthebbende] betekend en is hij bevolen om binnen twee dagen € 513,04 plus daarbij komende incasso- en explootkosten te voldoen. [rechthebbende] heeft niet aan dit dwangbevel voldaan.
2.4.
Teneinde de vordering wegens achterstallige premies te innen heeft LAVG vervolgens op verzoek van het CAK op 28 augustus 2017 ten laste van [rechthebbende] derdenbeslag gelegd onder de Belastingdienst/Toeslagen op de zorgtoeslag die [rechthebbende] maandelijks ontvangt.
2.5.
Het CAK heeft daarnaast aan het UWV opdracht gegeven om de lopende premies zorgverzekering in te houden op de maandelijkse uitkering van [rechthebbende] (bronheffing).
2.6.
[de bewindvoerder] heeft namens [rechthebbende] LAVG verzocht om een herberekening (uitbreiding) van de beslagvrije voet. LAVG heeft dit niet gedaan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[de bewindvoerder] verzoekt om de beslagvrije voet ingevolge artikel 475f van het Wetboek voor Burgerlijke Rechtsvordering voor [rechthebbende] vast te stellen op een bedrag van € 1.278,39.
3.2.
[de bewindvoerder] legt aan zijn verzoek ten grondslag dat het LAVG ten onrechte geen beslagvrije voet heeft toegepast bij het beslag op de zorgtoeslag van [rechthebbende]. Door het beslag op de zorgtoeslag komt [rechthebbende] nu onder het bestaansminimum en kan hij niet meer in zijn levensonderhoud voorzien. In de maand augustus 2017 ontving [rechthebbende] van het UWV nog maar € 864,17 netto. Een dergelijk laag inkomen biedt grondslag om in dit geval ook ten aanzien van de zorgtoeslag de beslagvrije voet toe te passen ([rechthebbende] ontvangt nu door het beslag geen zorgtoeslag meer). [de bewindvoerder] verwijst naar de door hem overgelegde berekeningen en naar de uitspraak van de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland van 10 oktober 2017 (ECLI:NL:RBNNE:2017:4159).
3.3.
LAVG voert gemotiveerd verweer. Zij voert aan dat uit artikel 475c Rv. in samenhang met artikel 45 van de Algemene wet Inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir) volgt dat bij een beslag op zorgtoeslag géén beslagvrije voet moet worden toegepast. Zij verwijst daarbij naar de beschikking van het Gerechtshof Den Haag van 25 april 2017 (ECLI:NL:GHDHA:2017:1154).

4.De beoordeling

4.1.
Partijen verschillen van mening over de vraag of bij het onderhavige beslag op de zorgtoeslag van [rechthebbende] wel of geen rekening moet worden gehouden met de beslagvrije voet.
4.2.
Op grond van artikel 475f Rv. kan [de bewindvoerder] namens [rechthebbende] de kantonrechter verzoeken om de artikelen 475b Rv. en 475d Rv. over de beslagvrije voet mede van toepassing te verklaren op een vordering tot weerkerende betalingen die niet in artikel 475c Rv. is omschreven en waarop beslag is gelegd, indien [rechthebbende] onvoldoende andere middelen van bestaan heeft. LAVG heeft niet betwist dat [rechthebbende] over onvoldoende andere middelen van bestaan beschikt. LAVG heeft ook niet betwist dat het beslag is gelegd op een vordering tot weerkerende betalingen die niet in artikel 475c Rv. is omschreven.
4.3.
De vraag die dan moet worden beantwoord is of de strekking van artikel 45 van de Awir zich er tegen verzet dat de kantonrechter de artikelen 475b en 475d Rv op de zorgtoeslag van toepassing verklaart, zoals het Gerechtshof Den Haag in zijn beschikking van 25 april 2017 heeft overwogen en op welke beschikking LAVG zich beroept.
4.4.
Artikel 45 van de Awir luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
Artikel 45 Beslagverbod
1. Een tegemoetkoming is niet vatbaar voor vervreemding, verpanding, belening of beslag, waaronder begrepen beslag ingevolge faillissement of toepassing van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, tenzij het betreft beslag wegens:
a.een vordering tot nakoming van een betalingsverplichting wegens een geleverde prestatie waarbij de betalingsverplichting ter zake van die prestatie oorzaak is voor de tegemoetkoming;
b.(…)
2. Elk beding dat strijdt met het eerste lid is nietig.
Uit deze bepaling van de Awir volgt dat voor verhaal van een vordering tot betaling van zorgpremie beslag mag worden gelegd op een vordering op de Belastingdienst tot betaling van zorgtoeslag. Blijkens de Memorie van Toelichting op dit artikel (Kamerstukken II, 2004-2005, 29.764, blz. 63) heeft de wetgever met dit artikel willen waarborgen dat de tegemoetkoming moet worden aangewend voor het doel waarvoor die is verleend. De wetgever heeft het daarom alleen aan de schuldeiser voor wie de tegemoetkoming is bedoeld, toegestaan om op die tegemoetkoming beslag te leggen. Daarmee is gewaarborgd dat andere schuldeisers geen beslag kunnen leggen op de zorgtoeslag, zodat de zorgtoeslag kan worden aangewend waarvoor zij bedoeld is, namelijk het voldoen van de zorgverzekeringspremie aan de zorgverzekeraar.
4.5.
Net als de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland (ECLI:NL:RBNNE:2017:4159) en anders dan het Gerechtshof Den Haag (ECLI:NL:GHDHA:2017:1154) is de kantonrechter van oordeel dat het doel en de strekking van artikel 45 lid 1 sub a Awir niet in de weg hoeven te staan aan dan wel strijdig hoeven te zijn met het verbinden van een beslagvrije voet aan de zorgtoeslag. De kantonrechter vindt daarvoor steun in het arrest van 21 oktober 2014 van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:GHARL:2014:8231) waarin is overwogen dat er geen reden is om aan te nemen dat de ratio van artikel 475f Rv. zich ertegen verzet dat een beslagvrije voet over – in dat geval – de huurtoeslag wordt vastgesteld, voor zover de schuldenaar onvoldoende andere middelen van bestaan heeft.
4.6.
De kantonrechter acht in dit verband van doorslaggevend belang dat in het onderhavige geval niet hoeft te worden gevreesd dat de zorgtoeslag van [rechthebbende] niet wordt aangewend voor het doel waarvoor die is verleend, nu de lopende zorgpremies in dit geval al via de bronheffing door het CAK worden ingehouden op de uitkering van [rechthebbende] en op die manier rechtstreeks aan de zorgverzekeraar ten goede komen. Bovendien heeft (toenmalig) staatssecretaris Teeven in zijn brief aan de waarnemend Ombudsman van 13 maart 2014, kenmerk 477873, op p. 3/4 bevestigd dat de schuldenaar bij onvoldoende middelen om in zijn bestaan te voorzien de kantonrechter kan verzoeken de beslagvrije voet toe te passen op de zorg- en/of huurtoeslag. In de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet (Stbl. 2017, 110), waarvan de inwerkingtreding is voorzien in 2018 (uiterlijk op 1 januari 2019), zal de beslagvrije voet direct van toepassing zijn op de huur- en zorgtoeslag.
4.7.
Onder al deze omstandigheden is er naar het oordeel van de kantonrechter voldoende aanleiding om de beslagvrije voet conform de artikelen 475b en 475d Rv op de zorgtoeslag van [rechthebbende] van toepassing te verklaren en de beslagvrije voet ingevolge artikel 475f Rv. voor [rechthebbende] opnieuw vast te stellen en uit te breiden zoals hij [de bewindvoerder] verzocht. Een ander oordeel zou er immers in dit geval toe kunnen leiden dat door het beslag op de zorgtoeslag nieuwe schulden ontstaan, hetgeen in strijd is met de gedachte achter de beslagvrije voet.
4.8.
Gelet op het voorgaande oordeel ziet de kantonrechter geen aanleiding om over deze kwestie, zoals ter zitting verzocht, prejudiciële vragen aan de Hoge Raad te stellen.
4.9.
LAVG heeft geen verweer gevoerd tegen de juistheid van de door [de bewindvoerder] als productie 7 overgelegde herberekening van de beslagvrije voet, waarbij de beslagvrije voet ook is toegepast op de zorgtoeslag. Nu deze herberekening de kantonrechter ook niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal de kantonrechter de beslagvrije voet voor [rechthebbende] vaststellen op € 1.278,39.
4.10.
LAVG zal ambtshalve als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten. Deze proceskostenveroordeling zal ambtshalve uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.

5.De beslissing

De kantonrechter,
5.1.
stelt de beslagvrije voet voor [rechthebbende] vast op € 1.278,39;
5.2.
veroordeelt LAVG in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van [de bewindvoerder] begroot op € 478,00 in totaal, welk bedrag bestaat uit € 78,00 aan griffierecht en € 400,00 aan salaris voor de gemachtigde;
5.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. M.J.P. Heijmans en in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2018.