In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 februari 2019 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Wayland Developments B.V. (hierna: Wayland) en TB Ventures B.V. (hierna: TB Ventures) met betrekking tot bestuurdersaansprakelijkheid. Wayland vorderde betaling van TB Ventures en haar bestuurder, [gedaagde], op grond van onrechtmatige daad, omdat TB Ventures niet aan haar verplichtingen uit een overeenkomst kon voldoen. De rechtbank oordeelde dat de door Wayland aangevoerde omstandigheden niet voldoende waren om te concluderen dat [gedaagde] bij het aangaan van de overeenkomst wist of behoorde te begrijpen dat TB Ventures niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen. De rechtbank wees de vorderingen van Wayland af ten aanzien van [gedaagde], maar kende wel een schadevergoeding toe aan Wayland van € 35.923,00, vermeerderd met wettelijke rente, ten laste van TB Ventures.
De procedure begon met een dagvaarding op 24 april 2018, gevolgd door een verstek tegen TB Ventures. De rechtbank heeft vastgesteld dat Wayland een overeenkomst had gesloten met TB Ventures voor de levering van een mobiele unit, maar dat TB Ventures in gebreke bleef. Wayland had TB Ventures in gebreke gesteld en uiteindelijk de overeenkomst buitengerechtelijk ontbonden. De rechtbank concludeerde dat [gedaagde] niet persoonlijk aansprakelijk was, omdat niet was komen vast te staan dat hij een ernstig verwijt kon worden gemaakt. De rechtbank benadrukte dat voor bestuurdersaansprakelijkheid hogere eisen gelden dan voor gewone onrechtmatige daad.
De rechtbank heeft de proceskosten aan de zijde van Wayland begroot op € 2.733,75 en aan de zijde van [gedaagde] op € 1.469,00. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 20 februari 2019 door mr. F. Damsteegt-Molier.