ECLI:NL:RBROT:2019:1572

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 februari 2019
Publicatiedatum
27 februari 2019
Zaaknummer
C/10/550461 / HA ZA 18-486
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurdersaansprakelijkheid en de Beklamel-norm in een civiele procedure tussen Wayland Developments B.V. en TB Ventures B.V.

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 februari 2019 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Wayland Developments B.V. (hierna: Wayland) en TB Ventures B.V. (hierna: TB Ventures) met betrekking tot bestuurdersaansprakelijkheid. Wayland vorderde betaling van TB Ventures en haar bestuurder, [gedaagde], op grond van onrechtmatige daad, omdat TB Ventures niet aan haar verplichtingen uit een overeenkomst kon voldoen. De rechtbank oordeelde dat de door Wayland aangevoerde omstandigheden niet voldoende waren om te concluderen dat [gedaagde] bij het aangaan van de overeenkomst wist of behoorde te begrijpen dat TB Ventures niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen. De rechtbank wees de vorderingen van Wayland af ten aanzien van [gedaagde], maar kende wel een schadevergoeding toe aan Wayland van € 35.923,00, vermeerderd met wettelijke rente, ten laste van TB Ventures.

De procedure begon met een dagvaarding op 24 april 2018, gevolgd door een verstek tegen TB Ventures. De rechtbank heeft vastgesteld dat Wayland een overeenkomst had gesloten met TB Ventures voor de levering van een mobiele unit, maar dat TB Ventures in gebreke bleef. Wayland had TB Ventures in gebreke gesteld en uiteindelijk de overeenkomst buitengerechtelijk ontbonden. De rechtbank concludeerde dat [gedaagde] niet persoonlijk aansprakelijk was, omdat niet was komen vast te staan dat hij een ernstig verwijt kon worden gemaakt. De rechtbank benadrukte dat voor bestuurdersaansprakelijkheid hogere eisen gelden dan voor gewone onrechtmatige daad.

De rechtbank heeft de proceskosten aan de zijde van Wayland begroot op € 2.733,75 en aan de zijde van [gedaagde] op € 1.469,00. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 20 februari 2019 door mr. F. Damsteegt-Molier.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/550461 / HA ZA 18-486
Vonnis van 20 februari 2019
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WAYLAND DEVELOPMENTS B.V,
gevestigd te Bergschenhoek,
eiseres,
advocaat mr. B. van Nieuwaal te Rotterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TB VENTURES B.V.,
gevestigd te Dordrecht,
gedaagde,
niet verschenen,
2.
[gedaagde],
wonende te Dordrecht,
gedaagde,
advocaat mr. N.H. Margetson te Rotterdam.
Eiseres zal hierna Wayland genoemd worden. Gedaagden zullen hierna ieder afzonderlijk TB Ventures en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 24 april 2018, met producties;
  • het ter rolzitting van 16 mei 2018 tegen TB Ventures verleende verstek;
  • de conclusie van antwoord van [gedaagde] , met producties;
  • het tussenvonnis (in de vorm van een brief) van 1 augustus 2018, waarbij een comparitie is gelast;
  • de brief van de rechtbank van 31 augustus 2018, waarin een zittingsagenda is opgenomen;
  • de akte overlegging producties van Wayland;
  • het proces-verbaal van comparitie van 1 oktober 2018, met daaraan gehecht de brieven van Wayland en [gedaagde] van 11 oktober 2018 respectievelijk 14 oktober 2018 met een reactie op het proces-verbaal.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voor zover van belang - het volgende vast:
2.1.
Wayland drijft een onderneming die zich bezighoudt met (duurzame) gebiedsontwikkeling. [naam] is commercieel directeur van Wayland. Begin 2017 hield Wayland kantoor te Waddinxveen in een oude boerderij, die zij op 3 april 2017 diende te ontruimen.
2.2.
TB Ventures drijft een onderneming die zich onder andere bezighoudt met het leveren van mobiele (woon)units, genaamd loftels (hierna: loftel). [gedaagde] is statutair bestuurder van TB Ventures.
2.3.
In januari 2017 hebben partijen een overeenkomst gesloten tot levering van een loftel type 501 door TB Ventures aan Wayland, tegen een prijs van € 54.450,-, inclusief BTW (hierna: de overeenkomst). De loftel had te dienen als projectkantoor voor Wayland aan de [adres] in Waddinxveen.
2.4.
Op 24 januari 2017 heeft TB Ventures de overeenkomst tussen partijen per e-mail aan Wayland bevestigd. De bij die e-mail gevoegde opdrachtbevestiging vermeldt met betrekking tot de leveringstermijn en de betalingsvoorwaarden het volgende:
“(…) Payment terms: 25% within 7 days after approval / 25% installation of foundations / 25% start building the Casco unit and final term of 25% within 7 days after completion (…) Delivery time: approx. 12-15 weeks after receipt of order and calculated from the day of payment (…)”
2.5.
Op verzoek van Wayland heeft TB Ventures de facturen ten aanzien van de loftel op naam van Duurzaam Glas Waddinxveen B.V. (hierna: Duurzaam Glas) gezet. In de factuur van 27 januari 2017 van TB Ventures is ten aanzien van de leveringstermijn het volgende opgenomen:
“(…) Delivery date: calculated after receiving first payment within 10-12 weeks 2017. (…)”
De eerste twee termijnen van in totaal € 27.225,- zijn op 31 januari 2017 en 24 april 2017 aan TB Ventures voldaan.
2.6.
TB Ventures heeft in een e-mail van 10 februari 2017 aan Wayland met betrekking tot de eindoplevering het volgende medegedeeld:
“(…) Op dit moment is de eindoplevering gepland in de eerste week van April. (…)”
2.7.
Wayland heeft op 30 maart 2017 een tijdelijk projectkantoor gehuurd en deze laten plaatsen aan de [adres] in Waddinxveen.
2.8.
TB Ventures heeft Wayland, op haar verzoek, op 10 april 2017 een foto van een in aanbouw zijnde loftel doen toekomen. Hierbij heeft TB Ventures tevens de factuur met betrekking tot de derde termijnbetaling gestuurd. Op 1 mei 2017 heeft TB Ventures een tweede kennisgeving verstuurd ten aanzien van de voornoemde factuur.
2.9.
TB Ventures heeft Wayland op 26 mei 2017 schriftelijk in gebreke gesteld en haar tot 1 juni 2017 de gelegenheid geboden om de derde termijn alsnog te betalen.
2.10.
Op 7 juni 2017 heeft Wayland TB Ventures schriftelijk in gebreke gesteld en TB Ventures een termijn van veertien dagen gegeven om alsnog aan haar verplichtingen te voldoen. Wayland heeft bij brief van 27 juni 2017 aan TB Ventures medegedeeld dat zij de overeenkomst met TB Ventures buitengerechtelijk heeft ontbonden en heeft haar gesommeerd tot terugbetaling van het reeds betaalde bedrag van € 27.225,-.
2.11.
De advocaat van Wayland heeft TB Ventures bij brief van 2 maart 2018 (nogmaals) gesommeerd tot betaling aan Wayland van een bedrag van € 35.632,75, bestaande uit (onder meer) de terugbetaling van de eerste twee termijnen en een schadevergoeding voor de kosten van het huren van een tijdelijk (mobiel) projectkantoor als gevolg van het uitblijven van de levering van de loftel. TB Ventures heeft hier geen gevolg aan gegeven.

3.Het geschil

3.1.
Wayland vordert om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, TB Ventures en [gedaagde] hoofdelijk, des dat de één betalende de ander gekweten zal zijn, te veroordelen tot betaling aan Wayland van:
een bedrag van € 34.800,-;
de wettelijke (handels)rente over een bedrag van € 34.800,- vanaf 27 juni 2017, althans vanaf de datum van dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
de buitengerechtelijke kosten tot een beloop van € 1.123,-;
met veroordeling van TB Ventures en [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Het verweer van [gedaagde] strekt tot afwijzing van de vordering van Wayland, met veroordeling van Wayland – voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad – in de werkelijke proceskosten van [gedaagde] , althans in de proceskosten conform het liquidatietarief.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

ten aanzien van TB Ventures

4.1.
Tegen TB Ventures is verstek verleend. Het gevorderde komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen.
4.2.
TB Ventures zal als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Wayland worden begroot op:
- dagvaarding € 88,75
- griffierecht 1.950,00
- salaris advocaat
695,00(1,0 punt × tarief € 695,00)
Totaal € 2.733,75
4.3.
De gevorderde wettelijke handelsrente over de hoofdsom is niet toewijsbaar nu deze voortvloeit uit een ongedaanmakingsverbintenis c.q. schadevergoedingsverbintenis, waarop artikel 6:119a BW niet van toepassing is. De wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW zal worden toegewezen.
4.4.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen worden toegewezen, nu voldoende is gebleken dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht en het gevorderde bedrag ad € 1.123,- de rechtbank niet onredelijk voorkomt.
ten aanzien van [gedaagde]
4.5.
De rechtbank ziet zich eerst voor de vraag gesteld of Wayland, zoals [gedaagde] meent, de grondslag van haar eis ter zitting (mondeling) heeft gewijzigd in bestuurdersaansprakelijkheid, terwijl zulks bij akte moet geschieden. Volgens [gedaagde] dient de voornoemde wijziging daarom buiten beschouwing te worden gelaten.
De rechtbank overweegt dat Wayland haar vordering jegens [gedaagde] reeds in de dagvaarding heeft gebaseerd op bestuurdersaansprakelijkheid; zij heeft haar vordering slechts gepreciseerd tijdens de zitting, hetgeen is toegestaan. Van een wijziging van de grondslag van eis is dus geen sprake en hetgeen Wayland heeft aangevoerd hoeft derhalve reeds op die grond niet buiten beschouwing te worden gelaten.
4.6.
[gedaagde] heeft voorts aangevoerd dat niet Wayland, maar Duurzaam Glas de contractspartij is van TB Ventures en dat Wayland reeds om die reden niet-ontvankelijk is in haar vordering. In dit verband heeft [gedaagde] aangevoerd dat de facturen met betrekking tot de loftel op naam van Duurzaam Glas staan en dat niet uit de digitale handtekening in de e-mails van [naam] blijkt dat hij namens Wayland handelt.
4.7.
TB Ventures heeft zowel de opdrachtbevestiging als de ingebrekestelling gericht aan Wayland. Daaruit volgt in beginsel dat Wayland de contractspartij is, ook in de visie van TB Ventures. Dat de digitale handtekening in de e-mailberichten van [naam] niet altijd de naam van Wayland bevatte, acht de rechtbank daarbij niet van (doorslaggevend) belang. Het feit dat een derde partij, in het onderhavige geval een werkmaatschappij van Wayland, voor Wayland betaalt en dat om die reden de facturen op naam van Duurzaam Glas zijn gezet, brengt niet (zonder meer) mee dat Wayland niet langer als contractspartij kan worden aangemerkt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat TB Ventures de overeenkomst heeft gesloten met Wayland. Het argument van [gedaagde] dat Wayland TB Ventures voor de uitvoering van de werkzaamheden heeft doorverwezen naar een medewerker van Duurzaam Glas kan, wat daar ook van zij, niet leiden tot een ander oordeel.
4.8.
Ter beoordeling ligt thans de vraag voor of [gedaagde] op grond van onrechtmatige daad aansprakelijk kan worden gehouden voor de door Wayland geleden schade.
4.9.
Voor zover Wayland heeft beoogd aan haar vordering ten grondslag te leggen dat [gedaagde] jegens Wayland niet in hoedanigheid van bestuurder van TB Ventures aansprakelijk is uit hoofde van onrechtmatige daad, overweegt de rechtbank dat [gedaagde] bij het sluiten van de overeenkomst met Wayland namens TB Ventures optrad als bestuurder van TB Ventures. Om die reden gelden in het onderhavige geval niet de gewone regels van onrechtmatige daad, maar de regels die van toepassing zijn op een onrechtmatig handelend bestuurder van een rechtspersoon.
4.10.
De rechtbank gaat er in het navolgende veronderstellenderwijs van uit dat er sprake is van een toerekenbare tekortkoming van TB Ventures jegens Wayland en dat TB Ventures geen verhaal biedt voor de schade van Wayland.
4.11.
Ten aanzien van de vraag of een bestuurder van een vennootschap, naast de vennootschap, aansprakelijk is jegens benadeelde schuldeisers, is in de jurisprudentie bepaald dat de bestuurder alleen dan persoonlijk aansprakelijk kan zijn, wanneer hem ter zake van de benadeling persoonlijk een voldoende ernstig verwijt kan worden gemaakt. Aldus gelden voor het aannemen van aansprakelijkheid van een bestuurder naast de vennootschap hogere eisen dan in het algemeen het geval is. Een hoge drempel voor aansprakelijkheid van een bestuurder tegenover een derde wordt gerechtvaardigd door de omstandigheid dat ten opzichte van de wederpartij primair sprake is van handelingen van de vennootschap en door het maatschappelijk belang dat wordt voorkomen dat bestuurders hun handelen in onwenselijke mate door defensieve overwegingen laten bepalen (vgl. HR 20 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC4959, NJ 2009/21 en HR 5 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2627, NJ 2015/22).
Het antwoord op de vraag of de bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt als zojuist bedoeld kan worden gemaakt, is afhankelijk van de aard en ernst van de normschending en de overige omstandigheden van het geval. Van een persoonlijk ernstig verwijt is in ieder geval sprake, (i) indien de bestuurder bij het namens de vennootschap aangaan van verbintenissen wist of redelijkerwijze behoorde te begrijpen dat de vennootschap niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden voor de ontstane schade, dan wel (ii) indien de bestuurder wist of redelijkerwijze had behoren te begrijpen dat de door hem bewerkstelligde of toegelaten handelwijze van de vennootschap tot gevolg zou hebben dat deze haar verplichtingen niet zou nakomen en ook geen verhaal zou bieden voor de als gevolg daarvan optredende schade (HR 6 oktober 1989, ECLI:NL:HR:1989:AB9521 (Beklamel) en HR 8 december 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ0758 (Ontvanger/Roelofsen). Dat is alleen anders als de bestuurder omstandigheden aanvoert op grond waarvan de conclusie gerechtvaardigd is dat hem geen persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt.
4.12.
Aan haar vordering heeft Wayland ten grondslag gelegd dat [gedaagde] als bestuurder van TB Ventures (naast TB Ventures) persoonlijk aansprakelijk is voor haar schade, nu [gedaagde] bij het namens TB Ventures aangaan van de overeenkomst met Wayland wist of behoorde te begrijpen dat TB Ventures de loftel niet tijdig zou kunnen leveren en ook geen verhaal zou bieden voor de ontstane schade. Wayland heeft voorts gesteld dat [gedaagde] Wayland tijdens de uitvoering van de werkzaamheden onjuist heeft geïnformeerd en/of heeft getracht te misleiden.
4.13.
Ten aanzien van de hiervoor onder ‎4.11 als (i) aangeduide grond voor aansprakelijkheid heeft Wayland zich op het standpunt gesteld dat [gedaagde] bij het aangaan van de overeenkomst wist of behoorde te begrijpen dat de loftel niet tijdig zou kunnen worden geleverd. [gedaagde] heeft zulks bestreden.
Overwogen wordt dat in de uitvoering van de werkzaamheden door TB Ventures diverse obstakels (onder andere met betrekking tot het aanleveren van de planningen, het plaatsen van de fundering en septic tank) zijn ontstaan, die er uiteindelijk toe hebben geleid dat de overeenkomst niet (tijdig) is nagekomen. Zoals onder ‎4.10 tot uitgangspunt is genomen, levert dit (in ieder geval veronderstellenderwijs) een toerekenbare tekortkoming van TB Ventures op. Niet is komen vast te staan dat de tijdens de werkzaamheden ontstane problemen voor [gedaagde] in die mate voorzienbaar waren op het moment dat hij de overeenkomst met Wayland aanging dat hij toen behoorde te begrijpen dat TB Ventures haar verplichtingen niet zou kunnen nakomen. Ook de stelling van Wayland dat TB Ventures een startup was en [gedaagde] zulks niet heeft gemeld, is onvoldoende om in dit verband een ernstig verwijt van [gedaagde] aan te nemen, nu gesteld noch gebleken is dat dit (in hoofdzaak) de oorzaak is van voornoemde tekortkoming. Datzelfde geldt ten aanzien van de stelling van Wayland dat TB Ventures thans geen activiteiten meer verricht. Uit dit gegeven kan, mede in aanmerking genomen de stellingen terzake van [gedaagde] tijdens de comparitie van partijen, niet worden afgeleid dat sprake was van een vooropgezet plan van [gedaagde] om Wayland te benadelen. De door Wayland aangevoerde omstandigheden kunnen niet – ook niet in onderling verband – leiden tot het oordeel dat [gedaagde] bij het aangaan van de overeenkomst wist of behoorde te begrijpen dat TB Ventures niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden voor de ontstane schade.
4.14.
Ten aanzien van de hiervoor onder ‎4.11 als (ii) aangeduide grond voor aansprakelijkheid heeft Wayland aangevoerd dat [gedaagde] haar onjuist heeft geïnformeerd en/of heeft getracht te misleiden, teneinde betalingen aan TB Ventures te genereren, zonder daar een tegenprestatie voor te leveren. In dit verband heeft Wayland (onder meer) gewezen op een foto van een in aanbouw zijnde loftel, die [gedaagde] aan Wayland heeft toegezonden. Volgens Wayland heeft [gedaagde] niet medegedeeld dat die foto in 2011 in Litouwen was genomen en dat de loftel op de foto dus niet het kantoor betrof dat voor haar werd gebouwd. Ook zou [gedaagde] niet hebben gemeld dat TB Ventures een switch had gemaakt naar een producent in Litouwen.
4.15.
De rechtbank overweegt dat aangenomen kan worden dat door TB Ventures incomplete informatie aan Wayland is verstrekt en dat de communicatie tussen partijen tijdens de uitvoering van de overeenkomst niet optimaal is verlopen. Hier volgt echter nog niet uit dat [gedaagde] als bestuurder van TB Ventures (hiermee) de intentie heeft gehad om Wayland bewust onjuist te informeren en/of te misleiden en haar aldus tot betaling te bewegen. De omstandigheid dat TB Ventures na de betalingen van Wayland wel degelijk (enkele) tegenprestaties heeft verricht, duidt niet op bewuste misleiding. Wayland heeft voorts gesteld dat [gedaagde] heeft nagelaten de (in de uitvoering van de overeenkomst) ontstane problemen op te lossen. Deze stelling van Wayland (zo al voldoende voor bestuurdersaansprakelijkheid) kan niet slagen, nu [gedaagde] onweersproken heeft aangevoerd dat hij op eigen initiatief een andere fabrikant heeft gezocht toen het project dreigde te mislukken. Verder is niet komen vast te staan dat [gedaagde] bewust e-mails naar een niet aan [naam] toebehorend e-mailadres heeft gestuurd, zodat ook deze stelling van Wayland geen doel treft. Dat, zoals Wayland heeft gesteld, zelfs de leverancier van de schroefpalen niet is betaald, leidt niet tot het oordeel dat sprake is van bestuurdersaansprakelijkheid. De rechtbank weegt daarbij mee dat onweersproken is gesteld dat TB Ventures € 12.500,- heeft betaald aan de fabrikant in Litouwen en het project uiteindelijk is afgesloten met een verlies van € 20.000,-.
De door Wayland gestelde gronden kunnen niet leiden tot de conclusie dat [gedaagde] wist of behoorde te begrijpen dat TB Ventures, als gevolg van het handelen van [gedaagde] , haar uit de overeenkomst voortvloeiende verplichtingen niet zou kunnen nakomen en geen verhaal zou bieden voor de ontstane schade. De overige door Wayland aangevoerde argumenten (in reactie op het verweer van [gedaagde] ) leiden – voor zover zij al zijn onderbouwd – niet tot een ander oordeel.
4.16.
Gelet op het voorgaande kan niet worden aangenomen dat [gedaagde] persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt van de veronderstelde toerekenbare tekortkoming van TB Ventures.
Conclusie is derhalve dat [gedaagde] niet aansprakelijk is jegens Wayland voor de door haar geleden schade. De vorderingen van Wayland zullen worden afgewezen.
4.17.
Ten aanzien van de door [gedaagde] gevorderde vergoeding van de werkelijk gemaakte proceskosten geldt dat dit alleen toewijsbaar is in geval van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Daarvan is pas sprake als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan eerst sprake zijn als eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden (HR 29 juni 2007, NJ 2007/353). Daarvan is in het onderhavige geval geen sprake. Van belang hierbij is de overweging van de Hoge Raad dat bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure terughoudendheid past, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door artikel 6 EVRM (HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7828).
4.18.
Wayland zal als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten worden berekend conform het geldende liquidatietarief. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht 79,00
- salaris advocaat
1.390,00(2,0 punten × tarief € 695,00)
Totaal € 1.469,00

5.De beslissing

De rechtbank
ten aanzien van TB Ventures
5.1.
veroordeelt TB Ventures om aan Wayland te betalen een bedrag van € 35.923,00 (vijfendertigduizend negenhonderddrieëntwintig euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW, met ingang van 27 juni 2017 tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt TB Ventures in de proceskosten, aan de zijde van Wayland tot op heden begroot op € 2.733,75;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
ten aanzien van [gedaagde]
5.4.
wijst de vorderingen af;
5.5.
veroordeelt Wayland in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 1.469,00;
5.6.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Damsteegt-Molier en in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2019.
[3085/2066/2148]