Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
uitspraak van de meervoudige kamer van 1 november 2018 in de zaken tussen
de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
Wettelijk kader, onderzoek en besluitvorming door verweerder
De [kleur 1] en [kleur 2] “[merknaam]” onderscheiden zich blijkens het rapport van bevindingen van de toezichthouder van 19 september 2016 door verschillende gehaltes aan teer (7 versus 10 mg), nicotine (0,6 versus 0,8 mg) en koolmonoxide (9 versus 10 mg).
Verder kan de rechtbank eiseres niet volgen in haar stelling dat de extra blikken omhulling niet een overtreding van het reclameverbod kan opleveren, omdat uitsluitend sprake is van gratis verstrekking van de extra omhulling. Indien eiseres voor de verkoop van de zogenoemde “limited edition” blikken verpakking, waarin zich op reguliere wijze verpakte sigaretten bevinden, € 2,50 in rekening had gebracht bovenop de gewone prijs van € 5,70, dan zou geen sprake meer zijn van gratis verstrekking, maar dan zou het naar het oordeel van de rechtbank nog steeds hebben ontbroken aan een reguliere presentatie die een uitzondering rechtvaardigt op het reclameverbod.
op 13 mei 2016, het boetebedrag te matigen met 75% (vergelijk ABRvS 9 juli 2014, ECLI:NL:RVS:2014:2493 (Sprookjesboom)). Dit levert voor de overtredingen die op
1 september 2016 zijn geconstateerd een bestuurlijke boete op van totaal € 337.500,-
(€ 270.000,- + € 67.500,). Opgeteld met de boete voor de eerste twee overtredingen levert dit een totaalbedrag aan bestuurlijke boetes op van € 517.500,-. De rechtbank acht dit boetebedrag voldoende afschrikwekkend voor de overtredingen die op 13 mei 2016 en op
1 september 2016 zijn geconstateerd.
Beslissing
- verklaart het beroep tegen bestreden besluit 1 ongegrond;
- verklaart het beroep tegen bestreden besluit 2 gegrond;
- vernietigt bestreden besluit 2 voor zover daarbij het boetebedrag is gehandhaafd;
- herroept primair besluit 2 voor wat betreft het boetebedrag en bepaalt dat eiseres een bestuurlijke boete van € 337.500,- dient te voldoen ten aanzien van de op
- bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van bestreden besluit 2;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres het in zaak ROT 18/2373 betaalde griffierecht van
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.002,-.