ECLI:NL:HR:2005:AT7546
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- J.P. Balkema
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Verbetering van de misslag van de wetgever in de Meststoffenwet en de Wet op de economische delicten
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 augustus 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden. De zaak betreft een verdachte die in 1999 op zijn bedrijf in de gemeente [...], opzettelijk de productie van dierlijke meststoffen heeft uitgebreid, wat resulteerde in een overschrijding van de toegestane fosfaatproductie. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat de verdachte zou worden ontslagen van alle rechtsvervolging wegens de niet-strafbaarheid van het feit, als gevolg van een kennelijke misslag van de wetgever in de Wet op de economische delicten. Het hof heeft echter geoordeeld dat, ondanks de lacune in de wetgeving, er wel degelijk sprake was van een strafbaar feit op basis van artikel 71 van de Meststoffenwet.
De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak van het hof vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de beslissing over de strafoplegging voor het onder 1 bewezenverklaarde feit. De Hoge Raad oordeelde dat de verwijzing in de Wet op de economische delicten naar artikel 14 van de Meststoffenwet in de periode van 1 januari 1998 tot 17 februari 1999 niet meer van toepassing was, aangezien deze bepaling in die periode geen verbodsnorm meer bevatte. De Hoge Raad concludeerde dat de wetgever kennelijk een vergissing had gemaakt, waardoor artikel 1a van de Wet op de economische delicten moest worden gelezen met verbetering van deze misslag.
De zaak is terugverwezen naar het Gerechtshof te Leeuwarden, Economische Kamer, om opnieuw te worden berecht en afgedaan. De Hoge Raad heeft benadrukt dat de wetgever niet de intentie had om geen sanctie te stellen op overtredingen van de Meststoffenwet, en dat de lacune in de wetgeving niet kan leiden tot ontslag van rechtsvervolging. De uitspraak van de Hoge Raad heeft belangrijke implicaties voor de interpretatie van de Meststoffenwet en de Wet op de economische delicten, en bevestigt de noodzaak voor zorgvuldige wetgeving.