8.3.Nadat eiser bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van 2 juni 2016 en verweerder in gebrek heeft gesteld te beslissen op het verzoek van 29 mei 2016 heeft verweerder het besluit van 12 juli 2016 genomen. Daarin heeft verweerder er op gewezen dat reeds op de 7 Wob-verzoeken is beslist met het besluit van 4 juni 2016. Voorts is daarin besloten dat ter zake van de 7 Wob-verzoeken geen dwangsommen zijn verschuldigd. Met betrekking tot het in de brief van 29 mei 2016 vervatte aanvullende verzamelverzoek (WER1 tot en met WER 4) heeft verweerder bij zijn besluit van 12 juli 2016 een e-mailbericht dat ziet op de doorzending openbaar gemaakt en overwogen dat hij verder met betrekking tot de doorzending niet over stukken beschikt. Met betrekking tot de “Bardok meineed kwestie” heeft verweerder eiser bericht dat hem niet duidelijk is wat eiser daarmee bedoeld en is hem (net als ten aanzien van een eerder verzoek) gevraagd dit verzoek nader toe te lichten. Met betrekking tot de ingebrekestelling inzake het niet tijdig beslissen op het verzoek van
29 mei 2016 (lees: het niet tijdig beslissen op het aanvullende verzamelverzoek (WER1 tot en met WER 4) heeft verweerder beslist dat geen dwangsommen zijn verschuldigd. Overeenkomstig het advies van de commissie heeft verweerder het bezwaar tegen het besluit van 12 juli 2017 bij besluit 8 niet-ontvankelijk verklaard wegens misbruik van recht.
9. In de zaak met zaaknummer ROT 17/2571 ligt een verzamelverzoek van eiser voor van 14 augustus 2016, onder kenmerk GMAR160814-01BDB, dat ziet op 38 eerdere verzoeken die volgens eiser ten onrechte door verweerder zijn doorgezonden naar de gemeente Ridderkerk. Eiser heeft verweerder in gebreke gesteld en verzocht alsnog op die verzoeken te beslissen en verzocht hem dwangsommen wegens niet tijdig beslissen en de daarover verschuldigde rente toe te kennen. Verweerder heeft bij besluit van 28 oktober 2016 positief beslist op de oorspronkelijke verzoeken om openbaarmaking door eiser uit te nodigen binnen drie weken telefonisch een afspraak te maken voor het komen inzien van de door hem gewenste stukken. Overeenkomstig het advies van de commissie heeft verweerder het bezwaar bij besluit 9 niet-ontvankelijk verklaard wegens misbruik van recht.
10. In de zaak met ROT 17/2573 ligt een verzamelverzoek van eiser voor van 26 april 2016, onder kenmerk GMAR1603426-02WER, dat ziet op openbaarmaking van alle stukken en bewijzen van archivering inzake een drietal aanvragen en een drietal bezwaarprocedures. Bij besluit van 22 juni 2016 heeft verweerder op het Wob-verzoek beslist door onder verwijzing naar artikel 7, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wob inzage in de gevraagde stukken te geven. Overeenkomstig het advies van de commissie heeft verweerder bij besluit 10 het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens misbruik van recht.
11. In de zaak met zaaknummer ROT 17/2574 ligt een verzamelverzoek van eiser voor van 21 februari 2016, onder kenmerk GMAR160221-01BDS, dat ziet op 15 eerdere verzoeken die volgens eiser ten onrechte door verweerder zijn doorgezonden naar de gemeente Ridderkerk. Eiser heeft verweerder in gebreke gesteld en verzocht alsnog op die verzoeken te beslissen en verzocht hem dwangsommen wegens niet tijdig beslissen en de daarover verschuldigde rente toe te kennen. Verweerder heeft in zijn brief van 22 juni 2016 ten aanzien van een van deze verzoeken overwogen dat dit niet is terug te vinden in de systemen, zodat geconcludeerd kan worden dat dat door verweerder niet is ontvangen. Ten aanzien van een verzoek om inzage in eisers klantendossier heeft verweerder overwogen dat dit een feitelijk verzoek tot inzage is en geen aanvraag als bedoeld in artikel 1:3, derde lid, van de Awb. Ten aanzien van de overige verzoeken heeft verweerder beslist door onder verwijzing naar artikel 7, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wob kennisneming van inhoud toe te staan. Verweerder heeft verder vastgesteld dat geen dwangsom is verschuldigd en dat er geen grond voor een schadevergoeding is. Overeenkomstig het advies van de commissie heeft verweerder het bezwaar bij besluit 11 niet-ontvankelijk verklaard wegens het niet binnen de geboden termijn indienen van de gronden van bezwaar.
12. In de zaak met zaaknummer ROT 17/3907 ligt een verzamelverzoek van eiser voor van 15 februari 2016, onder kenmerk GMAR160215-01BDS, dat ziet op 21 eerdere verzoeken die volgens eiser ten onrechte door verweerder zijn doorgezonden naar de gemeente Ridderkerk. Eiser heeft verweerder verzocht alsnog op die verzoeken te beslissen en heeft verzocht hem een schadevergoeding toe te kennen en dwangsommen wegens niet tijdig beslissen. Verweerder heeft in zijn brief van 11 juli 2016 ten aanzien van een deel van deze verzoeken overwogen dat die niet zijn terug te vinden in de systemen, zodat geconcludeerd kan worden dat die door verweerder niet zijn ontvangen. Ten aanzien van één van de doorgezonden brieven heeft verweerder overwogen dat dit een bezwaarschrift behelst tegen een beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Ridderkerk, zodat niet valt in te zien dat die brief niet doorgestuurd had mogen worden aan dat bevoegde bestuursorgaan. Ten aanzien van vier verzoeken om inzage in stukken heeft verweerder overwogen dat dit feitelijke verzoeken tot inzage zijn en geen aanvragen als bedoeld in artikel 1:3, derde lid, van de Awb. Ten aanzien van de overige verzoeken heeft verweerder overwogen dat die niet kunnen worden ingewilligd omdat er geen onderliggende stukken zijn. Verweerder heeft verder vastgesteld dat geen dwangsom is verschuldigd en dat er geen grond voor een schadevergoeding is. Overeenkomstig het advies van de commissie heeft verweerder het bezwaar bij besluit 12 niet-ontvankelijk verklaard wegens het niet binnen de geboden termijn indien van de gronden van bezwaar. Eiser heeft beroep ingesteld wegens niet tijdig beslissen op bezwaar.
13. In de zaak met zaaknummer ROT 17/3908 ligt een verzamelverzoek van eiser voor van 18 februari 2016, onder kenmerk GMAR160218-02COV, dat ziet op 9 verzoeken van eiser die samenhangen met de commissie en zijn bezwaarprocedures. Verweerder heeft bij brief van 22 juni 2016 op deze verzoeken gereageerd. Onder verwijzing naar artikel 7, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wob heeft verweerder besloten kennisneming van de inhoud toe te staan met betrekking tot gevoerde bezwaarprocedures. Alle overige verzoeken heeft verweerder afgewezen. De commissie heeft in haar advies overwogen dat de verzoeken voor zover die zien op ontslag van commissieleden en de secretarissen van de commissie, de hervorming van de commissie en de hervorming van de bezwaarprocedure, geen sprake is van een aanvraag in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Awb, omdat eiser geen belanghebbende is nu zijn belang zich onvoldoende onderscheid van de belangen van anderen. De beantwoording van die verzoeken in de brief van 22 juni 2016 levert in zoverre geen besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb op. Met betrekking tot het bezwaar tegen de afwijzing van het verzoek om schadevergoeding is door de commissie overwogen dat met de op 1 juli 2013 deels in werking getreden Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten het niet langer mogelijk is om een schadebesluit uit te lokken waartegen bezwaar open staat. Voor zover buiten de Wob om is verzocht om personalia en adresgegevens van commissieleden heeft de commissie overwogen dat er geen publiekrechtelijke grondslag voor het verzoek is, zodat de brief van 22 juni 2016 in zoverre geen besluit oplevert. Voor zover eiser verlangt dat zijn bezwaren opnieuw worden behandeld door een nieuwe commissie, vat de commissie het verzoek mede op om in alle zaken nieuwe besluiten op bezwaar te nemen. Omdat het op grond van artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb niet mogelijk is bezwaar te maken tegen besluiten op bezwaar is ook dit verzoek volgens de commissie niet-ontvankelijk. Voor zover het verzoek om personalia en adresgegevens van commissieleden wel berust op de Wob heeft de commissie overwogen dat artikel 10, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wob zich tegen de verstrekking van persoonsgegevens verzet, zodat het bezwaar in zoverre ongegrond is. Ook voor het overige is het bezwaar tegen de brief van 22 juni 2016 ongegrond, omdat gelet op het aantal documenten dat betrekking heeft op de vele bezwaarprocedures van eiser, van verweerder niet kan worden verlangt dat de verzochte documenten anders dan door kennisneming van de inhoud wordt verstrekt. Verweerder heeft bij besluit 13 dit advies overgenomen door de bezwaren deels niet-ontvankelijk en deels ongegrond te verklaren.
14. In de zaak met zaaknummer ROT 17/3920 ligt een bezwaarschrift voor van 19 oktober 2016, onder kenmerk GMAR161019-160705REB, waarin eiser op grond van artikel 15a van de Wob bezwaar maakt wegens het niet tijdig beslissen op zijn verzamelverzoek en herhaalde ingebrekestelling met kenmerk GMAR160705-01DWS. Dit verzamelverzoek is een brief van 5 juli 2016 van eiser en ziet op een ingebrekestelling wegens het niet beslissen op vier andere ingebrekestellingen. Verweerder heeft bij brief van 12 december 2016, onder verwijzing naar eisers brief van 19 oktober 2016 en kenmerk GMAR160705-01DWS overwogen dat het Wob-verzoek wordt toegewezen door eiser uit te nodigen binnen drie weken telefonisch een afspraak te maken voor het komen inzien van de door hem gewenste stukken. Omdat volgens verweerder met de brief van 12 december 2016 alsnog is beslist op enig eerder Wob-verzoek, is het bezwaar bij besluit dat is gedagtekend op 31 januari 2017 onder overneming van het advies van de commissie niet-ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan belang. Verweerder heeft een bezwaarschrift van eiser van 20 januari 2017, aangevuld bij aanvullend bezwaarschrift van 20 januari 2017 aangemerkt als te zijn gericht tegen het besluit van 12 december 2016. Nu het bezwaar daartegen reeds is afgedaan met de op 31 januari 2017 gedagtekende beslissing op bezwaar acht verweerder dit aanvullende bezwaar met de commissie niet-ontvankelijk. Daarom is bij besluit 14 dit aanvullende bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
15. In de zaak met zaaknummer ROT 17/4482 ligt een verzamelverzoek van eiser voor van 21 juni 2016, onder kenmerk GMAR160621-01BDS dat ziet op 5 verzoeken waarop verweerder volgens eiser nooit rechtmatig zou hebben besloten, omdat het bezwaar daartegen niet-ontvankelijk is verklaard, zodat naar eiser stelt bevoegdheidsgebreken in het eerdere besluit van 25 juni 2013 niet zijn geheeld. Voorts bevat het verzoek van 21 juli 2016 een aanvullend verzamelverzoek onder de kenmerken WOE1 tot en met WOE7, wat ziet op stukken, e-mailberichten, contracten en facturen in zake bepaalde personen en kwesties met betrekking tot een bepaalde periode en beleidstukken ter zake van postontvangst en archivering door verweerder. Verweerder heeft op deze verzoeken (opnieuw) beslist bij besluit 15 door eiser uit te nodigen binnen drie weken telefonisch een afspraak te maken voor het komen inzien van de door hem gewenste stukken. Eiser heeft op 24 februari 2017 bezwaar gemaakt en vervolgens na verweerder op 26 mei 2017 in gebreke te hebben gesteld op 25 juli 2017 beroep ingesteld.
Voorafgaande overwegingen over een aantal kwesties