Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding
- de overgelegde producties
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eiser]
- de pleitnota van [gedaagde] .
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, die zich afspeelt in het kort geding, vordert eiser opheffing van een conservatoir beslag dat door gedaagde is gelegd op zijn woning. Eiser heeft een koop-/aannemingsovereenkomst gesloten voor een appartementsrecht en twee parkeerplaatsen in Rotterdam, maar de levering kon niet plaatsvinden omdat gedaagde zich beriep op een retentierecht. Dit retentierecht werd eerder door de rechtbank Den Haag afgewezen, maar gedaagde heeft hoger beroep ingesteld. In de tussentijd heeft gedaagde conservatoir beslag gelegd op de woning, wat eiser nu aanvecht.
De voorzieningenrechter oordeelt dat het belang van gedaagde bij handhaving van het beslag zwaarder weegt dan het belang van eiser bij opheffing. Eiser heeft niet voldoende aangetoond dat de vordering van gedaagde ondeugdelijk is. Bovendien is er onvoldoende bewijs van de financiële positie van eiser, waardoor niet kan worden vastgesteld dat de gevolgen van het beslag onevenredig zwaar zijn. De voorzieningenrechter wijst de vordering van eiser af en veroordeelt hem in de proceskosten van gedaagde.
De uitspraak benadrukt de belangenafweging die moet plaatsvinden bij de opheffing van conservatoire beslagen en de voorwaarden waaronder een retentierecht kan herleven. De zaak illustreert ook de complexiteit van juridische procedures rondom retentierechten en beslaglegging, vooral in het licht van eerdere vonnissen en de financiële situatie van de betrokken partijen.