In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 augustus 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van eiser tegen het ontslag dat hem door de gemeente [a] was verleend. Eiser, werkzaam als [d], had een verbetertraject doorlopen na een negatieve beoordeling van zijn functioneren. De rechtbank oordeelde dat de gemeente bevoegd was om het ontslag te verlenen op basis van artikel 8:6 van de CAR/UWO, omdat eiser niet voldeed aan de gestelde eisen en doelstellingen van het verbeterplan. Eiser had tijdens het verbetertraject onvoldoende voortgang geboekt en was niet in staat om de afgesproken competenties te behalen. De rechtbank volgde de argumenten van de gemeente en oordeelde dat eiser geen reële kans had gekregen om zijn functioneren te verbeteren, ondanks de ondersteuning die hij had ontvangen. De rechtbank concludeerde dat de beoordeling van eisers functioneren voldoende onderbouwd was en dat de gemeente niet verplicht was om een herplaatsingsonderzoek uit te voeren. De beroepen van eiser werden ongegrond verklaard.