5.2.1Uit het verslag van 16 oktober 2009 van het gesprek op het hoofdkantoor blijkt het volgende.
“Huijssoon (plaatsvervangend hoofd Toezicht van verweerder, toevoeging rechtbank):
‘(…) Heeft u het over fabrieksgarantie?’
[verkoopleider] (verkoopleider van eiseres):
‘Ja. Dan wordt er gewoon gerepareerd. Bij de enkeling die wordt aangeboden op het moment dat er geen garantie is (…) krijg je de situatie van een prijsopgaveprocedure en dan krijgt de consument thuis een formulier toegestuurd: We hebben hier uw apparaat onderzocht en de verwachte reparatiekosten zijn ongeveer zoveel.’(…)
Huijssoon:
‘Daar kan hij dan mee akkoord gaan of niet?’
[verkoopleider]:
‘Mee akkoord gaan of niet, of met de winkel in overleg treden (…) of men neemt contact op met hier.’
Huijssoon:
‘Hoe gaat dat dan? Want u moet het er toch over hebben hoe u die coulance toepast?’
[verkoopleider]:
‘Dat is meer in de zin van: ‘Wat vervelend voor u. Laten we eens kijken, waar zitten we nu? Wat voor kosten hebben we, als het echt helemaal volledig berekend gaat worden door die technicus? Dan geeft die technicus aan: ‘Ik ben voor komen rijden.’ Dat is 99 euro (…) ‘Het gaat zoveel kosten’ als de wasautomaat daar dan al vierenhalf, vijf jaar binnen staat, zeggen we: ‘Dat is nogal wat.’ Dan vraag je het natuurlijk in eerste instantie aan de fabrikant. De technicus is daar op dat moment: ‘Hoe sta je daar tegenover?’ ’Nee, ik moet alles berekenen van Whirlpool of van Bauknecht.’ Dan gaan wij op een gegeven moment ook maar een stukje meedoen in de kosten.’
Huijssoon:
‘Op welk moment besluit u om wel of niet een stukje mee te doen in de kosten?’
[verkoopleider]:
‘Je houdt eens wat ruggespraak met collega’s: Wat moeten we ermee? Dat is vervelend voor die klant. Het is een goede klant van ons.’
(…)
‘Dan is het een beetje afhankelijk van: kennen we die klant? (…) Ik heb niet echt op papier staan hoe we ermee omgaan, maar we gaan daar richting klant klantvriendelijk mee om.’
Huijssoon:
‘Als u ziet dat hij geen servicepakket heeft, of de fabrieksgarantie is verstreken, wordt de klant dan aan de telefoon geïnformeerd over de kosten?’
[verkoopleider]:
‘Nee, op dat moment kun je geen kosten noemen.’
Huijssoon:
‘Maar als er een monteur komt voorrijden (…)’
[verkoopleider]:
‘Dan moet er een monteur komen en dat brengt kosten met zich mee. Voorrijdkosten diagnose stellen.’
Huijssoon:
‘Wordt hij daar over de telefoon over geïnformeerd?’
[verkoopleider]:
‘Inderdaad dan geef je aan: ‘Houd er rekening mee dat er voorrijkosten diagnosestelling zijn, en voor dat bedrag. Dat is ergens tussen de 60 en 90 euro, per fabrikant verschillend. Dan weet u voor die voorrijkosten diagnosestelling wat de eventuele reparatiekosten zijn.’
Huijssoon:
‘Als de klant daarmee akkoord gaat en de reparateur komt, die heeft dan die kosten en die maakt het, en dan is de rekening bijvoorbeeld 250 euro en de klant betaalt, is daarmee de kous af?’
[verkoopleider]:
‘(…) op het moment dat de monteur daar is, is er contact met de klantenservice, via de technische planning van dat bedrijf, of rechtstreeks door de monteur, of rechtstreeks door de consument, of de consument belt naar de winkel. Dan kom je terug op dat coulanceverhaal.’
Huijssoon:
‘Zegt u daarmee dat het coulanceverhaal standaard is? Is er altijd discussie over coulance, of zijn er situaties waar de klant betaalt…?’
[verkoopleider]:
‘Waar we nooit iets van horen. Dat kan.’
Huijssoon:
‘Is dat afhankelijk van of de klant daar iets over zegt, of de hoogte van de nota?’
[verkoopleider]:
‘Het gebeurt ook dat het bij ons niet eens bekend is dat er een monteur is geweest bij een klant. Dat die monteur voor ons een reparatie heeft uitgevoerd, een rekening heeft gestuurd, en dat we nooit iets horen.’
Huijssoon:
‘Wanneer hoort u dan wel iets?’
[verkoopleider]:
‘Op het moment dat de consument het aangeeft.’
[directeur] (directeur van eiseres):
‘Als hij er niet blij mee is.’
(…)
[verkoopleider]:
‘(…) De wasautomaat is kapot en u belt een bedrijf: ‘kom mijn wasmachine maken.’ Op het moment dat de monteur er is krijgt u een offerte van: ‘Dit gaat het kosten, mevrouw.’ En dan gebeurt er iets, of er gebeurt niets.’
Kettenis (medewerker Toezicht van verweerder, toevoeging rechtbank):
‘(…) Laat ik een AEG-wasmachine nemen. (…) Die gaat na drie jaar kapot. Wat gebeurt er dan?’
[directeur]:
‘Dan ga je kijken wat de reparatiekosten zijn, dus dan gaat de technicus kijken. (…) Wat is de oorzaak van de storing? Als het een storing is die van binnenuit komt en er dus elektrisch of mechanisch iets is stukgegaan, vraag ik aan de monteur: ‘Is dat normaal na die tijd?’ Dan zegt hij: ‘Nee, eigenlijk niet, maar wij doen er niets aan als fabrikant.’ Dan zullen wij er iets aan moeten doen. Dan kijk je met de consument: ‘Moet die machine zes jaar meegaan, moet hij acht jaar meegaan?’ U geeft het voorbeeld van een AEG. Je gaat er dan vanuit dat hij een jaar of zes tot acht mee moet gaan. Reparatiekosten 100, 150 euro, handjeklap, een deel voor ons, een deel voor u.’
Kettenis:
‘Hebben jullie geen staffels voor dat handjeklap? (…)’
[directeur]:
‘Wij hanteren dat overzicht.’
[verkoopleider]:
‘Die afschrijving per jaar.’
Huijssoon:
‘Als er technisch niets mis is, dan past u dit toe.’
[verkoopleider]:
‘Ja, dan passen we in het algemeen dit toe. Daar kun je natuurlijk van afwijken.’
Huijssoon:
‘Ja, afhankelijk van …’
[verkoopleider]:
‘(…) Als dan de hoofdtechnicus van AEG zegt: ‘Je hebt eigenlijk wel gelijk, het mag niet kunnen. We berekenen alleen voorrijkosten.’
5.2.2De rechtbank stelt vast dat uit het verslag van het gesprek met de directie op het hoofdkantoor blijkt dat eiseres een consument na afloop van de fabrieksgarantietermijn en zonder bijkoopgarantie laat meebetalen aan de reparatie van een defect product. De hoogte van het door de consument te betalen bedrag bepaalde eiseres aan de hand van een tabel, naar de rechtbank is gebleken de tabel met gebruiksduurverwachtingen van de ondernemersvereniging UNETO-VNI, zonder dat steeds wordt gekeken of sprake is van non-conformiteit dan wel van een daadwerkelijk aanzienlijke verlenging van de gebruiksduur van het product, zo een vergoeding van dergelijk voordeel gelet op het Quelle arrest van 17 april 2008, zaak C-406/06 van het Hof van Justitie van de Europese Unie, al geaccepteerd zou kunnen worden. Bovendien blijkt onder meer uit de door eiseres genoemde prijsopgave-procedure dat eerst een prijsopgave wordt voorgelegd aan de klant – zonder enige uitleg over non-conformiteit – en dat pas als de klant niet akkoord gaat, hij in contact kan treden met de winkel of het hoofdkantoor. Hieraan doet niet af, zoals door eiseres in navolging van de BAC is betoogd, dat de ondervraagde directieleden tijdens het gesprek blijk hebben gegeven op de hoogte te zijn van de regelgeving over garantie en conformiteit en de klant graag tevreden te willen houden.
5.3.1Verweerder heeft verder als bewijs de bij de bedrijfsbezoeken in de filialen van eiseres in Roosendaal en Bergen op Zoom opgenomen verklaringen van de bedrijfsleiders gehanteerd. De rechtbank stelt vast dat deze handgeschreven zijn en nadien niet zijn uitgewerkt. Wel is van beide bezoeken een verslag van ambtshandelingen opgemaakt, waaruit onder meer blijkt dat de toezichthouders zich hebben gelegitimeerd en de cautie hebben verleend. Verder zijn de verklaringen voldoende leesbaar en voorzien van handtekeningen van zowel de ondervraagde bedrijfsleiders als de toezichthouder(s
).Nu voorts niet is gebleken dat de verklaringen onder druk zijn afgelegd, zijn de verklaringen - anders dan eiseres meent - bruikbaar voor het bewijs. Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de verklaringen, die zijn afgelegd door leidinggevenden, de handelwijze van eiseres in de betreffende filialen worden vastgesteld. Dat van representativiteit voor alle filialen geen sprake is, zoals eiseres met onderbouwing van de door haar overgelegde onderzoeksrapporten, waaronder het onderzoek van 29 oktober 2010 van drs. D.W.F. Häcker, heeft gesteld, doet hieraan niet af.
5.4.1Ten bewijze van de overtreding heeft verweerder zich voorts beroepen op twee verslagen van zogenoemde mysteryshoppings. Eiseres heeft aangevoerd dat deze niet als bewijsmiddel gebruikt mogen worden, omdat een onderzoeksverantwoording ontbreekt, er veel te weinig bezoeken zijn afgelegd, de bezoeken niet representatief zijn, niet door daartoe opgeleide onafhankelijke onderzoekers zijn uitgevoerd, de verslagen te laat zijn opgetekend en te summier zijn. Eiseres heeft haar standpunt onderbouwd met de eerder genoemde onderzoeksrapporten, waaronder dat van drs. D.W.F. Häcker en een reactie van ‘Check your Service’, welk bedrijf in opdracht van eiseres mysteryshoppings uitvoert onder de medewerkers van eiseres.
5.4.2Verweerder heeft gesteld dat de bij de mysteryshopbezoeken gestelde vraag geen verantwoording behoeft en dat de bezoeken niet dienen om de markt te beschrijven en evenmin om aan te geven in welk percentage van de gevoerde gesprekken welke informatie aan de consument werd gegeven. Zij dienden ook niet om in beeld te krijgen in hoeveel filialen consumenten verkeerd werden voorgelicht. Voorts heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat de medewerkers van de Afdeling Toezicht geen enkel persoonlijk belang hebben bij de uitkomst van de bezoeken en dat het sanctiebesluit door een ander onderdeel van verweerders organisatie is voorbereid. Naar aanleiding van de door de BAC hierover gestelde vragen heeft verweerder bij brief van 27 oktober 2011 aangegeven dat voorafgaand aan de mysteryshoppings geen protocol daarvoor is opgesteld. Wel zijn er werkafspraken gemaakt, welke inhouden dat de bezoeken en het uitwerken hiervan steeds door twee toezichthouders dienen te geschieden, dat wordt afgesproken naar welk product wordt gevraagd en in welke prijsklasse, dat de toezichthouders zich moesten gedragen als gewone consumenten en hun vragen dienden te stellen met dit uitgangspunt, en tot slot dat de toezichthouders zich ervan dienden te vergewissen welke informatie zij willen hebben en daar zo nodig naar vragen met inachtneming van wat is opgemerkt over het handelen als een gewone consument. Voorts heeft verweerder ten aanzien van de kwaliteitseisen van de verslagen gewezen op het zogenaamde Handboek Toezicht, een intern beleidsdocument van verweerder. Volgens dit handboek dient van elk bedrijfsbezoek een verslag van ambtshandelingen te worden opgemaakt dat tenminste informatie bevat over datum, tijdstip en plaats van het bedrijfsbezoek, de personalia van de aanwezige toezichthouders, de personalia van aanwezige personen van de onderneming en, indien van toepassing, het stellen van de cautie. Voorts dient volgens het handboek het verslag van ambtshandelingen een zakelijke vermelding van de feiten te bevatten en zo spoedig mogelijk na het bedrijfsbezoek te worden opgemaakt.