ECLI:NL:RBOVE:2025:3853

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 juni 2025
Publicatiedatum
17 juni 2025
Zaaknummer
84.240908-23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijke belastingfraude en verduistering door bestuurder van een rechtspersoon

Op 17 juni 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van opzettelijke belastingfraude en verduistering. De verdachte, geboren in 1977, werd schuldig bevonden aan het indienen van onjuiste aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2021, 2022 en 2023, waarbij hij onterecht bedragen aan aftrekbare giften opvoerde. Dit leidde tot een te lage belastingheffing. Daarnaast gaf de verdachte feitelijke leiding aan de vereniging [bedrijf], die samen met anderen opzettelijk onjuiste aangiften indiende. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan meermalen gepleegde belastingfraude en verduistering van verenigingsgelden. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van 10 maanden op, een taakstraf van 120 uren en ontzette de verdachte voor 3 jaar uit het recht om als bestuurder van een rechtspersoon op te treden. De uitspraak benadrukt de ernst van belastingfraude en het misbruik van verenigingsgelden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 84.240908-23 (P)
Datum vonnis: 17 juni 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1977 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 19 mei 2025 en 17 juni 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. B.H.A. Augustin, advocaat in Urmond, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en bondig weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:in de periode van 23 september 2022 tot en met 1 maart 2024, samen met anderen, op naam van zichzelf opzettelijk onjuiste aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2021, 2022 en 2023 heeft gedaan en/of die aangiften inkomstenbelasting op naam van zichzelf valselijk heeft opgemaakt, met het doel om deze geschriften als echt en onvervalst (door anderen) te laten gebruiken
;
feit 2:feitelijke leiding heeft gegeven aan het feit dat de vereniging [bedrijf] ( [bedrijf] ) in de periode van 30 augustus 2022 tot en met 13 december 2023, samen met anderen, op naam van anderen opzettelijk onjuiste aangiften inkomstenbelasting heeft gedaan en/of heeft laten doen en/of die aangiften inkomstenbelasting op naam van anderen valselijk heeft opgemaakt en/of heeft doen opmaken, met het doel om deze geschriften als echt en onvervalst (door anderen) te laten gebruiken, en/of opzettelijk gebruik heeft gemaakt van genoemde valse aangiften inkomstenbelasting;
feit 3:in de periode van 30 augustus 2022 tot en met 13 december 2023 samen met anderen geld, tot in totaal bedragen van in totaal € 34.666,10 en/of € 10.743,--, dat hij uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking als bestuurder van [bedrijf] onder zich had, heeft verduisterd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
feit 1
hij
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode vanaf 23 september 2022 tot en met 1 maart 2024,
in [plaats 1] , in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en) en/of alleen,
meermalen, althans eenmaal,
opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten aangifte(n) voor de inkomstenbelasting ten name van hem, verdachte [AMB-030-01], over het jaar/de jaren 2021 [DOC-018], 2022 [DOC-056] en 2023 [DOC-191],
(telkens) onjuist en/of onvolledig heeft/hebben gedaan, door
(telkens) op die ingediende aangifte(n) een (te hoog) bedrag aan aftrekbare giften op te geven en/of te laten opgeven,
terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting wordt
geheven;
en/of
hij
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode vanaf 23 september 2022 tot en met 1 maart 2024,
in [plaats 1] , in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en) en/of alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(een) geschrift(en), te weten aangifte(n) voor de inkomstenbelasting ten name van hem, verdachte [AMB-030-01], over het jaar/de jaren 2021 [DOC-O18], 2022 [DOC-056] en 2023 [DOC-191], - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - (telkens) valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of laten opmaken,
immers heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), toen en aldaar, (telkens) valselijk en/of in strijd met de waarheid een (te hoog) bedrag aan aftrekbare giften opgegeven en/of laten opgeven,
zulks met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken
en/of door anderen te doen gebruiken,
feit 2
de vereniging [bedrijf]
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode vanaf 30 augustus 2022 tot en met 13 december 2023,
in [plaats 1] en/of [plaats 2] , in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en) en/of alleen,
meermalen, althans eenmaal,
opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten aangifte(n) voor de inkomstenbelasting ten name van
- [betrokkene 1] [AMB-033-08] over de jaren 2017 [DOC-139-01], 2018 [DOC-139-07], 2019 [DOC-139-12], 2020 [DOC-139-14] en 2021 [DOC-139-17],
- [betrokkene 2] [AMB-033-11] over de jaren 2018 [DOC-142-05], 2019 [DOC-142-07] en 2020 [DOC-142-08],
- [betrokkene 3] [AMB-039-01] over de jaren 2017 [DOC-158-01], 2020 [DOC-158-08] en 2021 [DOC-158-09 en/of DOC-158-10],
- [betrokkene 4] [AMB-029-18] over de jaren 2020 [DOC-100-07] en 2021 [DOC-100-10],
- [betrokkene 5] [AMB-029-19] over de jaren 2017 [DOC-101-01], 2018 [DOC-101-06], 2019 [DOC-101-07], 2020 [DOC-101-08] en 2021 [DOC-101-09],
- [betrokkene 6] [AMB-033-09] over de jaren 2018 [DOC-140-01], 2019 [DOC-140-04], 2020 [DOC-140-05] en 2021 [DOC-140-06],
- [betrokkene 7] [AMB-033-07] over de jaren 2017 [DOC-138-01], 2018 [DOC-138-02] en 2021 [DOC-138-05],
- [betrokkene 8] [AMB-033-02] over de jaren 2020 [DOC-133-04] en 2021 [DOC-133-05],
- [betrokkene 9] [AMB-029-29] over het jaar 2021 [DOC-111-11],
- [betrokkene 10] [AMB-029-06] over het jaar 2022 [DOC-088-07],
- één of meer andere belastingplichtige(n) [AMB-029-01 en AMB-033-01];
(telkens) onjuist en/of onvolledig heeft/hebben gedaan, door
(telkens) op die ingediende aangifte(n) een (te hoog) bedrag aan aftrekbare giften op te geven en/of te laten opgeven,
terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting wordt geheven;
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte (telkens) opdracht heeft gegeven en/of aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte feitelijke leiding heeft gegeven;
en/of
de vereniging [bedrijf]
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode vanaf 30 augustus 2022 tot en met 13 december 2023,
in [plaats 1] en/of [plaats 2] , in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en) en/of alleen,
meermalen, althans eenmaal,
opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten aangifte (n) voor de inkomstenbelasting ten name van
- [betrokkene 1] [AMB-033-08] over de jaren 2017 [DOC-139-01], 2018 [DOC-139-07], 2019 [DOC-139-12], 2020 [DOC-139-14] en 2021 [DOC-139-17],
- [betrokkene 2] [AMB-033-11] over de jaren 2018 [DOC-142-05], 2019 [DOC-142-07] en 2020 [DOC-142-08],
- [betrokkene 3] [AMB-039-01] over de jaren 2017 [DOC-158-01], 2020 [DOC-158-08] en 2021 [DOC-158-09 en/of DOC-158-10],
- [betrokkene 4] [AMB-029-18] over de jaren 2020 [DOC-100-07] en 2021 [DOC-100-10],
- [betrokkene 5] [AMB-029-19] over de jaren 2017 [DOC-101-01], 2018 [DOC-101-06], 2019 [DOC-101-07], 2020 [DOC-101-08] en 2021 [DOC-101-09],
- [betrokkene 6] [AMB-033-09] over de jaren 2018 [DOC-140-01], 2019 [DOC-140-04], 2020 [DOC-140-05] en 2021 [DOC-140-06],
- [betrokkene 7] [AMB-033-07] over de jaren 2017 [DOC-138-01], 2018 [DOC-138-02] en 2021 [DOC-138-05],
- [betrokkene 8] [AMB-033-02] over de jaren 2020 [DOC-133-04] en 2021 [DOC-133-05],
- [betrokkene 9] [AMB-029-29] over het jaar 2021 [DOC-111-11],
- [betrokkene 10] [AMB-029-06] over het jaar 2022 [DOC-088-07],
- één of meer andere belastingplichtige(n) [AMB-029-01 en AMB-033-01];
(telkens) onjuist en/of onvolledig heeft/hebben doen/laten doen, door
(telkens) op die ingediende aangifte(n) een (te hoog) bedrag aan aftrekbare giften op te geven en/of te doen/laten opgeven,
terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting wordt geheven;
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte (telkens) opdracht heeft gegeven en/of aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte feitelijke leiding heeft gegeven;
en/of
de vereniging [bedrijf]
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode vanaf 30 augustus 2022 tot en met 13 december 2023,
in [plaats 1] en/of [plaats 2] , in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en) en/of alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(een) geschrift(en), te weten aangifte(n) voor de inkomstenbelasting ten name van
- [betrokkene 1] [AMB-033-08] over de jaren 2017 [DOC-139-01], 2018 [DOC-139-071, 2019 [DOC-139-12], 2020 [DOC-139-14] en 2021 [DOC-139-17],
- [betrokkene 2] [AMB-033-11] over de jaren 2018 [DOC-142-05], 2019 [DOC-142-07] en 2020 [DOC-142-08],
- [betrokkene 3] [AMB-039-01] over de jaren 2017 [DOC-158-01], 2020 [DOC-158-08] en 2021 [DOC-158-09 en/of DOC-158-10],
- [betrokkene 4] [AMB-029-18] over de jaren 2020 [DOC-100-07] en 2021 [DOC-100-10],
- [betrokkene 5] [AMB-029-19] over de jaren 2017 [DOC-101-01], 2018 [DOC-101-06], 2019 [DOC-101-07], 2020 [DOC-101-08] en 2021 [DOC-101-09],
- [betrokkene 6] [AMB-033-09] over de jaren 2018 [DOC-140-01], 2019 [DOC-140-04], 2020 [DOC-140-05] en 2021 [DOC-140-06],
- [betrokkene 7] [AMB-033-07] over de jaren 2017 [DOC-138-01], 2018 [DOC-138-02] en 2021 [DOC-138-05],
- [betrokkene 8] [AMB-033-02] over de jaren 2020 [DOC-133-04] en 2021 [DOC-133-05],
- [betrokkene 9] [AMB-029-29] over het jaar 2021 [DOC-111-11],
- [betrokkene 10] [AMB-029-06] over het jaar 2022 [DOC-088-07],
- één of meer andere belastingplichtige(n) [AMB-029-01 en AMB-033-01];
- zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of laten opmaken,
immers heeft/hebben de vereniging [bedrijf] en/of haar mededader(s), toen en aldaar, valselijk en/of in strijd met de waarheid een (te hoog) bedrag aan aftrekbare giften opgegeven en/of laten opgeven,
zulks met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken,
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte (telkens) opdracht heeft gegeven en/of aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte feitelijke leiding heeft gegeven;
en/of
de vereniging [bedrijf]
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode vanaf 30 augustus 2022 tot en met 13 december 2023,
in [plaats 1] en/of [plaats 2] , in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en) en/of alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(een) geschrift(en), te weten aangifte(n) voor de inkomstenbelasting ten name van
- [betrokkene 1] [AMB-033-08] over de jaren 2017 [DOC-139-01], 2018 [DOC-139-07], 2019 [DOC-139-12], 2020 [DOC-139-14] en 2021 [DOC-139-17],
- [betrokkene 2] [AMB-033-11] over de jaren 2018 [DOC-142-05], 2019 [DOC-142-07] en 2020 [DOC-142-08],
- [betrokkene 3] [AMB-039-01] over de jaren 2017 [DOC-158-01], 2020 [DOC-158-08] en 2021 [DOC-158-09 en/of DOC-158-10],
- [betrokkene 4] [AMB-029-18] over de jaren 2020 [DOC-100-07] en 2021 [DOC-100-10],
- [betrokkene 5] [AMB-029-19] over de jaren 2017 [DOC-101-01], 2018 [DOC-101-06], 2019 [DOC-101-07], 2020 [DOC-101-08] en 2021 [DOC-101-09],
- [betrokkene 6] [AMB-033-09] over de jaren 2018 [DOC-140-01], 2019 [DOC-140-04], 2020 [DOC-140-05] en 2021 [DOC-140-06],
- [betrokkene 7] [AMB-033-07] over de jaren 2017 [DOC-138-01], 2018 [DOC-138-02] en 2021 [DOC-138-05],
- [betrokkene 8] [AMB-033-02] over de jaren 2020 [DOC-133-04] en 2021 [DOC-133-05],
- [betrokkene 9] [AMB-029-29] over het jaar 2021 [DOC-111-11],
- [betrokkene 10] [AMB-029-06] over het jaar 2022 [DOC-088-07],
- één of meer andere belastingplichtige(n) [AMB-029-01 en AMB-033-01];
- zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -
valselijk heeft/hebben doen opmaken,
immers heeft/hebben de vereniging [bedrijf] en/of haar mededader(s), toen en aldaar, valselijk en/of in strijd met de waarheid een (te hoog) bedrag aan aftrekbare giften doen opgeven,
zulks met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken,
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte (telkens) opdracht heeft gegeven en/of aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte feitelijke leiding heeft gegeven;
en/of
de vereniging [bedrijf]
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode vanaf 30 augustus 2022 tot en met 13 december 2023,
in [plaats 1] en/of [plaats 2] , in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en) en/of alleen,
meermalen, althans eenmaal,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) geschrift(en), te weten aangifte(n) voor de inkomstenbelasting ten name van
- [betrokkene 1] [AMB-033-08] over de jaren 2017 [DOC-139-01], 2018 [DOC-139-07], 2019 [DOC-139-12], 2020 [DOC-139-14] en 2021 [DOC-139-17],
- [betrokkene 2] [AMB-033-11] over de jaren 2018 [DOC-142-05], 2019 [DOC-142-07] en 2020 [DOC-142-08],
- [betrokkene 3] [AMB-039-01] over de jaren 2017 [DOC-158-01], 2020 [DOC-158-08] en 2021 [DOC-158-09 en/of DOC-158-10],
- [betrokkene 4] [AMB-029-18] over de jaren 2020 [DOC-100-07] en 2021 [DOC-100-10],
- [betrokkene 5] [AMB-029-19] over de jaren 2017 [DOC-101-01], 2018 [DOC-101-06], 2019 [DOC-101-07], 2020 [DOC-101-08] en 2021 [DOC-101-09],
- [betrokkene 6] [AMB-033-09] over de jaren 2018 [DOC-140-01], 2019 [DOC-140-04], 2020 [DOC-140-05] en 2021 [DOC-140-06],
- [betrokkene 7] [AMB-033-071 over de jaren 2017 [DOC-138-01], 2018 [DOC-138-02] en 2021 [DOC-138-05],
- [betrokkene 8] [AMB-033-02] over de jaren 2020 [DOC-133-04] en 2021 [DOC-133-05],
- [betrokkene 9] [AMB-029-29] over het jaar 2021 [DOC-111-11],
- [betrokkene 10] [AMB-029-06] over het jaar 2022 [DOC-088-07],
- één of meer andere belastingplichtige(n) [AMB-029-01 en AMB-033-01];
- zijnde (een) geschrift(en) die/dat bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit
te dienen - als waren die/dat geschrift(en) echt en onvervalst,
bestaande dat gebruikmaken hierin, dat die geschrift(en) zijn ingediend bij de Belastingdienst;
en
bestaande die valsheid hierin dat die/dat geschrift(en) in strijd met de waarheid vermeld(t)(en) dat die belastingplichtige(n) recht heeft/hebben op die aftrekbare
giften;
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte (telkens) opdracht heeft gegeven en/of aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte feitelijke leiding heeft gegeven;
feit 3
hij
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode vanaf 30 augustus 2022 tot en met 13 december 2023,
in [plaats 1] , in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en) en/of alleen,
opzettelijk een of meer geldbedrag(en) van in totaal (ongeveer) € 34.666,10 en/of € 10.743 [AMB-037-02, p. 5 en p. 13-14], in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan de vereniging [bedrijf] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e) geldbedrag(en), in elk geval enig(e) goed(eren), verdachte (telkens) uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking als bestuurder van de vereniging [bedrijf] , in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had,
zich (telkens) wederrechtelijk heeft toegeëigend;

3.De bewijsmotivering

3.1
Inleiding [1]
De Belastingdienst heeft op 1 februari 2023 aan de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD) bericht dat zij de laatste tijd vaker dan gebruikelijk aangiften inkomstenbelasting heeft ontvangen waarin een giftenaftrek is opgenomen die volgens de Belastingdienst niet voldoet aan de daarvoor geldende voorwaarden. Betalingen aan de Staat der Nederlanden, een Algemeen Nut Beogende Instelling (ANBI), werden in de bedoelde aangiften inkomstenbelasting als gift opgevoerd, met de bedoeling dat minder inkomstenbelasting wordt geheven. Meer specifiek betrof het betalingen aan onder meer de Belastingdienst, gemeenten, waterschappen, het CJIB, energiebedrijven en woningcorporaties. Het ging volgens de Belastingdienst om honderden aangiften inkomstenbelasting, zowel over het belastingjaar 2021 als over de vier voorafgaande belastingjaren (2017-2020). Er is nader onderzoek verricht. Dit onderzoek heeft volgens het Openbaar Ministerie (OM) uitgewezen dat de op 30 augustus 2022 opgerichte en tevens medeverdachte vereniging [bedrijf] (hierna “ [bedrijf] ”) en haar bestuursleden [verdachte] (voorzitter) en [medeverdachte] (secretaris, tevens medeverdachte) herhaaldelijk bij het indienen van zulke onjuiste aangiften inkomstenbelasting betrokken zijn geweest. [2]
Voor de leesbaarheid van het vonnis worden de (mede)verdachte(n) hierna bij de bespreking van de bewijsmiddelen en de strafmaat met hun namen ( [verdachte] , [bedrijf] en [medeverdachte] ) aangeduid.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] in de periode van 23 september 2022 tot en met 1 maart 2024 op naam van zichzelf opzettelijk onjuiste aangiften inkomstenbelasting heeft gedaan. Daarnaast vindt de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] feitelijke leiding heeft gegeven aan het medeplegen van het opzettelijk doen van onjuiste aangiften inkomstenbelasting door [bedrijf] in de periode van 30 augustus 2022 tot en met 13 december 2023. Ook vindt de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] in diezelfde periode samen met anderen geldbedragen van in totaal € 34.666,10 en € 5.279,66 heeft verduisterd. De officier van justitie vordert dat [verdachte] van het onder feit 1, feit 2 en feit 3 meer of anders ten laste gelegde wordt vrijgesproken.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit dat [verdachte] wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs integraal van alle hem ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken. Ten aanzien van het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde is volgens de verdediging in de eerste plaats geen sprake van bij de Belastingwet voorziene aangiften. In de tweede plaats is volgens de verdediging geen sprake van het voor een bewezenverklaring van het ten laste gelegde vereiste (voorwaardelijk) opzet. Evenmin is sprake van feitelijk leidinggeven aan strafbare gedragingen van een rechtspersoon. Wat betreft het onder feit 3 ten laste gelegde kan volgens de verdediging wegens vermenging, dan wel het ontbreken van opzet, geen sprake zijn van wederrechtelijke toe-eigening van verenigingsgelden. Ook is volgens de verdediging onvoldoende inzichtelijk gemaakt waarom uitgaven niet-zakelijke uitgaven betreffen. Daarbij dient volgens de verdediging ermee rekening te worden gehouden dat de niet-zakelijke uitgaven niet opwegen tegen de vordering die [verdachte] op [bedrijf] heeft vanwege door hem voor [bedrijf] verrichte werkzaamheden.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht, met uitzondering van na te melden partiële vrijspraken, op grond van de volgende redengevende feiten en omstandigheden, die in de bewijsmiddelen zijn vervat en waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich meermalen schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk doen van onjuiste aangiften inkomstenbelasting (
feit 1), dat [verdachte] feitelijk leiding heeft gegeven aan het feit dat [bedrijf] samen met anderen op naam van anderen opzettelijk onjuiste aangiften inkomstenbelasting heeft gedaan (
feit 2) en dat [verdachte] geldbedragen heeft verduisterd (
feit 3).
Ten aanzien van het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde
De feiten en omstandigheden
De aangiften inkomstenbelasting op naam van [verdachte]
De Belastingdienst heeft op verschillende momenten (herziene) aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2021 tot en met 2023 op naam van [verdachte] ontvangen. Zo heeft de Belastingdienst op 23 september 2022 een (vierde herziene) aangifte inkomstenbelasting over het jaar 2021 ontvangen, evenals op 12 maart 2023 een (herziene) aangifte inkomstenbelasting over het jaar 2022 en op 1 maart 2024 een (herziene) aangifte inkomstenbelasting over het jaar 2023. In deze aangiften is telkens een geldbedrag aan aftrekbare giften opgegeven. Het gaat om totaalbedragen van € 1.129,-- tot € 13.833,--, samengesteld uit giften aan de Staat der Nederlanden. [3] Op 21 oktober 2022 heeft de Belastingdienst naar aanleiding van de (vierde herziene) aangifte inkomstenbelasting over het jaar 2021 een voorlopige aanslag opgelegd, waarin de opgevoerde giftenaftrek is verwerkt. Dit heeft geleid tot een uitbetaling aan [verdachte] van € 5.389,--. [4] Bij brief van 29 november 2022 kondigt de inspecteur van de Belastingdienst aan dat de op 21 oktober 2022 ingediende (zevende herziene) aangifte inkomstenbelasting over het jaar 2021 als de meest recente aangifte zal worden beschouwd. Daarnaast deelt de inspecteur van de Belastingdienst mee voornemens te zijn dat van de gedane aangifte inkomstenbelasting wordt afgeweken, omdat het opgevoerde bedrag aan giften in de ingediende aangifte over het jaar 2021 geen aftrekbare giften zijn en de Belastingdienst hierover geen aanvullende informatie aangeleverd heeft gekregen. In de brief wordt toegelicht waarom de opgevoerde giften niet aan de daarvoor geldende voorwaarden voldoen. Bovendien volgt uit de brief dat [verdachte] op 17 oktober 2022 een telefoongesprek met de betreffende inspecteur heeft gehad. [5] Tijdens dit telefoongesprek heeft de inspecteur toegelicht dat “een aftrekbare gift” aan voorwaarden moet voldoen. [6] De Belastingdienst heeft vervolgens op 8 oktober 2023 een definitieve aanslag opgelegd voor het belastingjaar 2021. [7] Wat betreft de belastingjaren 2022 en 2023 heeft de Belastingdienst nog geen voorlopige dan wel definitieve aanslag opgelegd. [8] heeft op de zitting van 19 mei 2025 verklaard dat hij de voormelde (herziene) aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2021, 2022 en 2023 zelf heeft ingediend. [9]
De aangiften inkomstenbelasting op naam van [betrokkene 1]
De aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2017, 2018, 2019, 2020 en 2021 op naam van [betrokkene 1] zijn op 13 oktober 2022 door de Belastingdienst ontvangen. In deze aangiften is telkens een bedrag aan aftrekbare giften opgegeven. Het ging om totaalbedragen van € 3.651,-- tot € 6.535,--, samengesteld uit giften aan de Staat der Nederlanden en Stichting ABN AMRO Foundation. [10] De Belastingdienst heeft [betrokkene 1] op 8 november 2022 verzocht aanvullende informatie aan te leveren over het opgegeven bedrag aan aftrekbare giften in de ingediende aangifte inkomstenbelasting over het jaar 2018. [11] heeft hier op 11 november 2022 schriftelijk op gereageerd. Hij schreef onder meer: “
De Staat der Nederlanden staat in de lijst van ANBI’s vermeld. Ik ga ervan uit dat u nu voldoende informatie heeft. De aangifte is ingevuld door de belastingadviseur van het juristenkantoor [verdachte]”. [12] Op 2 december 2022 is naar aanleiding van een eerdere aangifte inkomstenbelasting over het jaar 2021 door de Belastingdienst een automatische voorlopige aanslag opgelegd, waarin de opgevoerde giftenaftrek is verwerkt. Dit heeft geleid tot een uitbetaling van € 1.338,-- aan [betrokkene 1] . Op 5 december 2022 is 15% van de voorlopige teruggaaf (€ 200,70) overgemaakt naar de bankrekening van [medeverdachte] . Diezelfde dag heeft [betrokkene 1] een WhatsApp-bericht aan [verdachte] verzonden waarin [betrokkene 1] schrijft dat hij een betaling binnen heeft over het belastingjaar 2021 en dat hij 15% heeft overgemaakt. [13] De inspecteur van de Belastingdienst heeft op 2 maart 2023 beslist dat van de gedane aangiften inkomstenbelasting wordt afgeweken, omdat de opgevoerde bedragen aan giften in de ingediende aangiften over de jaren 2017 tot en met 2021, geen aftrekbare giften zijn. [14] is in 2022 en 2023 lid geweest van [bedrijf] . Hij heeft in die jaren voor dit lidmaatschap tweemaal een betaling van € 25,-- gedaan. [15] Het lidmaatschap van [betrokkene 1] volgt ook uit een door [verdachte] en [medeverdachte] ondertekend formulier “
Lidmaatschap / Kennisgeving” (hierna: formulier lidmaatschap) van 1 november 2022. [16] Verder volgt uit een “Overeenkomst van opdracht” van 13 oktober 2022 (hierna: overeenkomst van opdracht) dat de belastingaangifte/advisering op diezelfde datum is verstrekt door [bedrijf] en dat 15% van het terug te vorderen en door de belastingdienst uitbetaalde bedrag (die in de overeenkomst en hierna wordt aangeduid als “de hoofdsom”) ten goede komt aan [bedrijf] en is te voldoen op een rekeningnummer ten name van [medeverdachte] . De overeenkomst is ondertekend door onder andere [medeverdachte] . [17] heeft op 14 december 2023 telefonisch tegenover de FIOD verklaard dat [bedrijf] de aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2017 tot en met 2021 heeft ingevuld en ingestuurd. [18]
De aangiften inkomstenbelasting op naam van [betrokkene 2]
De aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2018, 2019 en 2020 op naam van [betrokkene 2] zijn op 14 oktober 2022 door de Belastingdienst ontvangen. In deze aangiften is telkens een bedrag aan aftrekbare giften opgegeven. Het gaat om totaalbedragen van € 6.207,-- tot € 6.903,--, samengesteld uit giften aan de Staat der Nederlanden. De Belastingdienst heeft op respectievelijk 15 en 16 december 2022 voor de belastingjaren 2018 en 2019 een definitieve nihilaanslag opgelegd, waarin geen giftenaftrek is toegepast. [19] De Belastingdienst heeft [betrokkene 2] op 10 januari 2023 geïnformeerd voornemens te zijn om van de aangiften af te wijken omdat de aangegeven bedragen geen giften zijn als bedoeld in artikel 6.33 onder a Wet IB 2001 en daarom niet aftrekbaar zijn. [20] heeft hier diezelfde dag schriftelijk op gereageerd. Zij schrijft onder meer dat de Staat der Nederlanden bij de digitale aangifte onder ANBI staat vermeld. [21] De Belastingdienst heeft op 2 december 2022 een automatische voorlopige aanslag over het jaar 2021 opgelegd waarin de opgevoerde giftenaftrek initieel is verwerkt. Hierdoor is een teruggaaf van € 2.476,-- ontstaan die aan [betrokkene 2] is uitbetaald. [22] heeft op 28 december 2022 per WhatsApp-bericht aan [verdachte] gevraagd naar welk rekeningnummer de 15% moet worden overgemaakt. Die 15% van de teruggaaf (€ 371,40) heeft zij vervolgens op 30 december 2022 overgemaakt naar een bankrekeningnummer ten name van [medeverdachte] . [23] De inspecteur van de Belastingdienst heeft vervolgens op 21 februari 2023 in een brief aan [betrokkene 2] laten weten bij zijn eerdere standpunt te blijven. [24] is in 2022 en 2023 lid geweest van [bedrijf] . Zij heeft in die jaren voor dit lidmaatschap tweemaal een betaling van € 25,-- gedaan. [25] Het lidmaatschap van [betrokkene 2] volgt ook uit een door [verdachte] ondertekend formulier lidmaatschap van 1 november 2022. [26] Verder volgt uit een overeenkomst van opdracht van 14 oktober 2022 dat de belastingaangifte/advisering op diezelfde datum is verstrekt door [bedrijf] en dat 15% van de hoofdsom ten goede komt aan [bedrijf] , te voldoen op een rekeningnummer ten name van [medeverdachte] . [27]
De aangiften inkomstenbelasting op naam van [betrokkene 3]
De aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2017, 2020 en 2021 op naam van [betrokkene 3] zijn op 16 oktober 2022 door de Belastingdienst ontvangen. In deze aangiften is telkens een bedrag aan aftrekbare giften opgegeven. Het gaat om totaalbedragen van € 4.100,-- tot
€ 6.112,--, samengesteld uit giften aan de Staat der Nederlanden en Stichting Weller Wonen. [28] Op dezelfde datum heeft [betrokkene 3] aan [verdachte] per WhatsApp-bericht het volgende gevraagd: “
Hey maat wat je vandaag hebt ingevuld krijgt de belasting daar nu iets van te horen of hoe gaat dat in z’n werk?”. [29] De inspecteur van de Belastingdienst heeft op 16 februari 2023 aan [betrokkene 3] medegedeeld voornemens te zijn af te wijken van de gedane aangiften inkomstenbelasting, omdat de opgevoerde bedragen aan giften in de ingediende aangiften over de jaren 2017, 2020 en 2021 geen aftrekbare giften zijn en de Belastingdienst hierover geen aanvullende informatie aangeleverd heeft gekregen. [30] heeft daar niet op gereageerd, waarna door de Belastingdienst definitieve nihilaanslagen zijn opgelegd voor de belastingjaren 2017 (op 4 april 2023), 2020 (op 31 maart 2023) en 2021 (op 3 mei 2023). [31]
De aangiften inkomstenbelasting op naam van [betrokkene 4]
De aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2020 en 2021 op naam van [betrokkene 4] zijn op 17 oktober 2022 door de Belastingdienst ontvangen. In deze aangiften is telkens een bedrag aan aftrekbare giften opgegeven. Het gaat om totaalbedragen van
€ 4.112,-- en € 5.921,--, samengesteld uit giften aan de Staat der Nederlanden. [32] Bij het indienen van genoemde aangiften is gebruikgemaakt van het IP-adres [adres 2] , op dat moment in gebruik op het adres [adres 1] in [plaats 1] . Dit is het vestigingsadres van [bedrijf] en het woonadres van [verdachte] . [33] De Belastingdienst heeft [betrokkene 4] op 28 november 2023 verzocht aanvullende informatie aan te leveren over het opgegeven bedrag aan aftrekbare giften in de ingediende aangifte inkomstenbelasting over de jaren 2020 en 2021. [34] heeft op 11 december 2023 per e-mail aan de inspecteur van de Belastingdienst laten weten dat sprake is van een vergissing, met het verzoek om van de aangifte af te wijken. De inspecteur van de Belastingdienst heeft vervolgens op 13 december 2023 aan [betrokkene 4] per e-mail medegedeeld dat op diezelfde dag de navorderingen over de jaren 2020 en 2021 zijn opgelegd. [35] Uit een overeenkomst van opdracht van 17 oktober 2022, die is ondertekend door [verdachte] , volgt dat de belastingaangifte/advisering op diezelfde datum door [bedrijf] is verstrekt en dat 15% van de hoofdsom ten goede komt aan [bedrijf] , te voldoen op een rekeningnummer ten name van [medeverdachte] . [36]
De aangiften inkomstenbelasting op naam van [betrokkene 5]
De aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2017, 2018, 2019, 2020 en 2021 op naam van [betrokkene 5] zijn op 18 oktober 2022 door de Belastingdienst ontvangen. In deze aangiften is telkens een bedrag aan aftrekbare giften opgegeven. Het gaat om totaalbedragen van
€ 4.112,-- tot € 6.112,--, samengesteld uit giften aan de Staat der Nederlanden. [37] Bij het indienen van genoemde aangiften is gebruikgemaakt van het hiervoor genoemde IP-adres [adres 2] . [38] Op 2 december 2022 is naar aanleiding van de ingediende aangifte inkomstenbelasting over het jaar 2021 door de Belastingdienst een automatische voorlopige aanslag opgelegd, waarin de opgevoerde giftenaftrek is verwerkt. Dit heeft geleid tot een uitbetaling van € 1.679,-- aan [betrokkene 5] . [39] Op diezelfde datum stuurde [betrokkene 5] een e-mail aan [e-mailadres] , een e-mailadres in gebruik bij [bedrijf] , gericht aan [verdachte] , waarin zij schrijft “
een positieve reactie te hebben gehad op het indienen van de inkomstenbelasting”, met daaraan de genoemde brief van de voorlopige aanslag als bijlage gevoegd. Hierop is vanaf genoemd e-mailadres gereageerd met onder meer de woorden “
Graag verzoeken wij jou de afgesproken 15% van het totaal te ontvangen bedrag te voldoen aan onze vereniging”. [40] De inspecteur van de Belastingdienst heeft op 16 maart 2023 medegedeeld voornemens te zijn van de gedane aangiften inkomstenbelasting af te wijken, omdat de in de ingediende aangiften over de jaren 2017 tot en met 2021 opgevoerde bedragen aan giften geen aftrekbare giften betreffen. [41] heeft op 29 maart 2023 hierop gereageerd. Zij schrijft onder meer dat zij lid is van [bedrijf] en dat [bedrijf] de belastingaangiften heeft ingevuld. [42] Door de Belastingdienst zijn vervolgens definitieve nihilaanslagen opgelegd voor de belastingjaren 2017 (3 mei 2023), 2018, (28 april 2023), 2019 (26 april 2023) en 2020 (27 mei 2023). Voor het belastingjaar 2021 heeft de Belastingdienst op 20 juni 2023 een definitieve aanslag opgelegd van € 9,--. [43] is lid geweest van [bedrijf] in 2022 en 2023. Dit schrijft zij niet alleen in voornoemde brief, maar blijkt ook uit een tweetal betalingen van € 25,-- voor dit lidmaatschap in deze jaren. [44] Het lidmaatschap van [betrokkene 5] volgt ook uit een niet-ondertekend formulier lidmaatschap van 1 november 2022. [45]
De aangiften inkomstenbelasting op naam van [betrokkene 6]
De aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2018, 2019, 2020 en 2021 op naam van [betrokkene 6] zijn op 21 oktober 2022 door de Belastingdienst ontvangen. In deze aangiften is telkens een bedrag aan aftrekbare giften opgegeven. Het gaat om totaalbedragen van € 7.411,-- tot € 9.600,--, samengesteld uit giften aan de Staat der Nederlanden. [46] In de aangifte over het belastingjaar 2021 is als telefoonnummer van de belastingplichtige het telefoonnummer van [verdachte] ingevuld. [47] Op 2 december 2022 is voor het belastingjaar 2021 door de Belastingdienst naar aanleiding van de ingediende aangifte een automatische voorlopige aanslag opgelegd waarin de toegepaste giftenaftrek is toegekend. Dit heeft geleid tot een uitbetaling van € 3.074,-- aan [betrokkene 6] . [48] Op 10 maart 2023 is door de Belastingdienst een handmatig aangemaakte voorlopige aanslag opgelegd, waarbij de toegepaste giftenaftrek naar € 0,-- is gecorrigeerd. Dit heeft geresulteerd in een door [betrokkene 6] terug te betalen bedrag van € 3.173,--, bestaande uit het uitbetaalde bedrag en rente. [49] De Belastingdienst heeft [betrokkene 6] op 16 februari 2023 verzocht aanvullende informatie aan te leveren over het opgegeven bedrag aan aftrekbare giften in de ingediende aangifte inkomstenbelasting over de jaren 2018 tot en met 2021. [50] Daarna, op 14 maart 2023, heeft de inspecteur van de Belastingdienst medegedeeld voornemens te zijn van de gedane aangiften inkomstenbelasting af te wijken, omdat de in de ingediende aangiften over de jaren 2018 tot en met 2021 opgevoerde bedragen aan giften geen aftrekbare giften betreffen. [51] is in 2022 en 2023 lid geweest van [bedrijf] . Het lidmaatschap van [betrokkene 6] volgt ook uit een niet-ondertekend formulier lidmaatschap van 1 november 2022. [52] Zij heeft voor dit lidmaatschap tweemaal een betaling van € 25,-- gedaan. [53] Uit een overeenkomst van opdracht van 21 oktober 2022 volgt dat de belastingaangifte/advisering op diezelfde datum is verstrekt door [bedrijf] en dat 15% van de hoofdsom ten goede komt aan [bedrijf] , te voldoen op een rekeningnummer ten name van [medeverdachte] , ondertekend door onder andere [medeverdachte] . [54] Op 3 maart 2023 heeft [betrokkene 6] per WhatsApp-bericht aan [verdachte] gevraagd of zij de betaalde 15% terugkrijgt. [55]
De aangiften inkomstenbelasting op naam van [betrokkene 7]
De aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2017, 2018 en 2021 op naam van [betrokkene 7] zijn op 9 november 2022 door de Belastingdienst ontvangen. In deze aangiften is telkens een bedrag aan aftrekbare giften opgegeven. Het gaat om totaalbedragen van
€ 7.075,-- tot € 7.488,--, samengesteld uit giften aan de Staat der Nederlanden. [56] De Belastingdienst heeft [betrokkene 7] op 13 december 2022 verzocht aanvullende informatie aan te leveren over het opgegeven bedrag aan aftrekbare giften in de ingediende aangifte inkomstenbelasting over de jaren 2017, 2018 en 2021. [57] Uit correspondentie volgt dat [betrokkene 7] op 23 december 2022 en 7 maart 2023 aan de Belastingdienst heeft geschreven dat de betalingen aan een ANBI-instelling zijn gedaan en aldus als gift aftrekbaar zijn. [58] De Belastingdienst heeft op 20 januari 2023 een automatische voorlopige aanslag over het jaar 2021 opgelegd waarin de opgevoerde giftenaftrek initieel is verwerkt. Hierdoor is een teruggaaf van € 1.915,-- ontstaan die aan [betrokkene 7] is uitbetaald. [betrokkene 7] heeft op 13 januari 2024 een WhatsApp-bericht naar [verdachte] gestuurd waarin zij hem feliciteert omdat zij net de voorlopige aanslag over het belastingjaar 2021 heeft ontvangen. Op 10 februari 2023 vraagt [betrokkene 7] per WhatsApp aan [verdachte] op welk rekeningnummer zij “
die 15%” moet overmaken. Op 13 februari 2023 geeft [verdachte] aan [betrokkene 7] in een WhatsApp-bericht het rekeningnummer door, waarna [betrokkene 7] bevestigt dat het is overgemaakt. Door de Belastingdienst is op respectievelijk 4 april 2023 en 30 maart 2023 een definitieve nihilaanslag opgelegd voor de belastingjaren 2017 en 2018, waarin geen giftenaftrek is toegepast. De Belastingdienst heeft op 5 december 2023 een definitieve nihilaanslag opgelegd voor het belastingjaar 2021, waarin geen giftenaftrek is toegepast. [59] is lid geweest van [bedrijf] in 2022 en 2023. Zij heeft in die jaren voor dit lidmaatschap tweemaal een betaling van € 25,00 gedaan. [60] Het lidmaatschap van [betrokkene 7] volgt ook uit een niet-ondertekend formulier lidmaatschap van 1 november 2022. [61]
De aangiften inkomstenbelasting op naam van [betrokkene 8]
De aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2020 en 2021 op naam van [betrokkene 8] zijn op 25 november 2022 door de Belastingdienst ontvangen. In deze aangifte is telkens een bedrag aan aftrekbare giften opgegeven. Het gaat om totaalbedragen van € 21.3476,-- en
€ 18.416,--, samengesteld uit giften aan de Staat der Nederlanden. In de aangifte inkomstenbelasting over het belastingjaar 2021 is als telefoonnummer van de belastingplichtige het telefoonnummer van [verdachte] ingevuld. [62] De Belastingdienst heeft op 27 januari 2023 een automatische voorlopige aanslag over het jaar 2021 opgelegd waarin de opgevoerde giftenaftrek initieel is verwerkt. Hierdoor is een teruggaaf van € 7.913,-- ontstaan die aan [betrokkene 8] is uitbetaald. [63] heeft op 10 februari 2023 15% van die teruggaaf (€ 1.186,95) overgemaakt naar een rekeningnummer op naam van [naam 1] . [64] De Belastingdienst heeft [betrokkene 8] op respectievelijk 5 juni 2023 en 12 juni 2023 verzocht aanvullende informatie aan te leveren over het opgegeven bedrag aan aftrekbare giften in de ingediende aangifte inkomstenbelasting over de jaren 2020 en 2021. [65] heeft op 16 juni 2023 per brief aan de Belastingdienst te kennen gegeven dat het betalingen aan een ANBI-instelling betreft en dat de bedragen aan de voorwaarden voor giftenaftrek voldoen. [66] Door de Belastingdienst is op respectievelijk 8 september 2023 en 12 september 2023 een definitieve nihilaanslag opgelegd voor de belastingjaren 2020 en 2021, waarin geen giftenaftrek is toegekend. [67] is lid geweest van [bedrijf] in 2022 en 2023. Zij heeft in die jaren voor dit lidmaatschap tweemaal een betaling van € 25,-- gedaan. [68] Het lidmaatschap van [betrokkene 8] volgt ook uit een niet-ondertekend formulier lidmaatschap van 1 november 2022. [69] Uit een overeenkomst van opdracht van 25 november 2022 volgt dat de belastingaangifte/advisering op diezelfde datum is verstrekt door [bedrijf] en dat 15% van de hoofdsom ten goede komt aan [bedrijf] , te voldoen op een rekeningnummer ten name van [naam 1] , ondertekend door onder andere [verdachte] en [medeverdachte] . [70]
De aangifte inkomstenbelasting op naam van [betrokkene 9]
De aangifte inkomstenbelasting over het jaar 2021 op naam van [betrokkene 9] is op 30 november 2022 door de Belastingdienst ontvangen. In deze aangifte is een bedrag aan aftrekbare giften opgegeven. Het gaat om een totaalbedrag van € 12.645,--, samengesteld uit giften aan de Staat der Nederlanden. [71] Bij het indienen van genoemde aangifte is gebruikgemaakt van het hiervoor genoemde IP-adres [adres 2] . [72] De Belastingdienst heeft op 1 oktober 2024 een definitieve nihilaanslag opgelegd, waarin de giftenaftrek niet is toegekend. [73] is lid geweest van [bedrijf] in 2022 en 2023. Zij heeft in die jaren voor dit lidmaatschap driemaal een betaling van € 25,-- gedaan. [74] Het lidmaatschap van [betrokkene 9] volgt ook uit een niet-ondertekend formulier lidmaatschap van 1 november 2022. [75]
De aangifte inkomstenbelasting op naam van [betrokkene 10]
De aangifte inkomstenbelasting over het jaar 2022 op naam van [betrokkene 10] is op 13 april 2023 door de Belastingdienst ontvangen. In deze aangifte is een bedrag aan aftrekbare giften opgegeven. Het gaat om een totaalbedrag van € 17.310,--, samengesteld uit onder meer giften aan de Staat der Nederlanden. [76] De inspecteur van de Belastingdienst heeft op 2 oktober 2023 medegedeeld voornemens te zijn van de gedane aangifte inkomstenbelasting af te wijken, omdat de in de ingediende aangifte opgevoerde bedragen aan giften geen aftrekbare giften betreffen. [77] heeft op 21 oktober 2023 een tweetal brieven naar de Belastingdienst verzonden waarin onder meer staat beschreven dat de Staat der Nederlanden bij de digitale aangifte onder ANBI staat vermeld. [78] Op diezelfde datum is ook vanuit [bedrijf] een brief naar de Belastingdienst verzonden. Deze brief is door [verdachte] en [medeverdachte] ondertekend. [79] De Belastingdienst heeft op 17 november 2023 een definitieve nihilaanslag opgelegd, waarin de giftenaftrek niet is toegekend. [80] is lid geweest van [bedrijf] in 2022 en 2023. Hij heeft in die jaren voor dit lidmaatschap tweemaal een betaling van € 25,-- gedaan. [81] Het lidmaatschap van [betrokkene 10] volgt ook uit een niet-ondertekend formulier lidmaatschap van 1 november 2022. [82] Verder volgt het lidmaatschap uit een zekerheidstellingsovereenkomst zonder datum op briepapier van [bedrijf] en tevens ondertekend door [betrokkene 10] , waarbij [betrokkene 10] als lid wordt aangeduid. [83]
De aangiften inkomstenbelasting op naam van anderen
Ten slotte heeft de Belastingdienst op naam van andere, niet in de tenlastelegging genoemde personen aangiften inkomstenbelasting ontvangen waarin bedragen aan aftrekbare giften zijn opgegeven waarbij het telkens gaat om giften aan de Staat der Nederlanden. [84] Zo zijn op naam van [naam 2] op 15 oktober 2022 aangiften inkomstenbelasting ingediend over de jaren 2017 tot en met 2021, waarbij gebruik is gemaakt van het IP-adres [adres 3] en waarbij het telefoonnummer van [verdachte] in de aangifte inkomstenbelasting als telefoonnummer van de belastingplichtige is opgegeven en waarbij is gebleken van WhatsApp-verkeer tussen [naam 2] en [verdachte] . [85] Hetzelfde is aan de orde bij de op 16 oktober 2022 op naam van
[naam 3] ingediende aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2017, 2018, 2019, 2020 en 2021. Bovendien heeft [naam 3] op 3 juni 2023 per brief aan de Belastingdienst laten weten dat zij van mening is dat de ingediende aangiften inkomstenbelastingen moeten worden goedgekeurd. Deze brief, uit naam van [bedrijf] , is door [verdachte] en [medeverdachte] medeondertekend. [86]
Overwegingen en oordeel
Artikel 69 lid 2 van de van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) stelt het opzettelijk doen van een onjuiste of onvolledige bij de belastingwet voorziene aangifte strafbaar.
Bij wet voorziene aangiften inkomstenbelasting
De rechtbank stelt vast dat de in de tenlastelegging genoemde aangiften inkomstenbelasting zijn ingediend vóór het door de Belastingdienst opleggen van een definitieve aanslag inkomstenbelasting. Daarom is telkens sprake van “bij de belastingwet voorziene aangiften”. [87] Of een belastingplichtige al dan niet door de Belastingdienst is uitgenodigd tot het doen van aangifte is daarvoor niet relevant. [88]
Onjuiste aangiften inkomstenbelasting
De rechtbank stelt verder vast dat de ten laste gelegde aangiften inkomstenbelasting onjuist zijn gedaan door hierin ten onrechte een bedrag aan aftrekbare giften op te geven. Immers, de enkele omstandigheid dat een betaling aan een als ANBI erkende instelling is gedaan, zoals aan de Staat der Nederlanden, levert naar het oordeel van de rechtbank geen “aftrekbare gift” op. Daarvoor moet aan meer voorwaarden worden voldaan. De rechtbank stelt voorop dat artikel 6.32 van de Wet op de inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) bepaalt dat “periodieke giften” en “andere giften” als aftrekbare giften kunnen gelden. In artikel 6.33 onder a van de Wet IB 2001 staat beschreven dat het bij “een gift” gaat om “bevoordelingen uit vrijgevigheid en verplichte bijdragen waar geen directe tegenprestatie tegenover staat”. Betalingen aan de Belastingdienst, gemeenten, waterschappen, het CJIB, energiebedrijven en verhuurinstanties voldoen niet aan die voorwaarden. Deze betalingen worden niet uit vrijgevigheid gedaan. Het zijn betalingen die gebaseerd zijn op een wettelijke verplichting, dan wel zijn het betalingen waar een directe tegenprestatie tegenover staat. Uit jurisprudentie van de Hoge Raad volgt ook dat onder meer betaalde of ingehouden loonheffing en gemeentelijke belastingen niet gezien moeten worden als verplichte bijdragen in de zin van “een gift”, maar dat dit wettelijke verplichtingen betreffen en dat deze daarom niet kunnen worden opgevoerd als aftrekbare gift. [89]
Het is de rechtbank op basis van het dossier en de behandeling op de zitting niet gebleken dat de in de aangiften inkomstenbelasting opgevoerde giften, giften zijn als bedoeld in artikel 6.33 onder a Wet IB 2001. Bovendien heeft het opvoeren van deze bedragen als gift er telkens toe gestrekt dat er te weinig belasting werd geheven. Immers, door een gift als aftrekpost op te voeren, wordt het belastbare inkomen verminderd, waardoor er per saldo minder belasting wordt geheven.
Strafbaarheid van de rechtspersoon
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kan een rechtspersoon aangemerkt worden als dader van een strafbaar feit indien de desbetreffende gedraging redelijkerwijs aan haar kan worden toegerekend. De vraag wanneer een (verboden) gedraging in redelijkheid aan
een rechtspersoon kan worden toegerekend is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval, waartoe mede behoort de aard van de (verboden) gedraging. Belangrijk oriëntatiepunt bij de toerekening is de vraag of de gedraging heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon.
De rechtbank stelt vast dat uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel van [bedrijf] reeds volgt dat de vereniging zichzelf als een “rechtskundig adviesbureau” omschrijft. “Het doen aan juridische advisering, begeleiding en ondersteuning alsmede het verrichten van onderzoek voor haar leden” behoort tot haar activiteiten. [90] Dit brengt de rechtbank tot het oordeel dat aan de voorwaarden voor strafbaarheid van [bedrijf] is voldaan, aangezien deze aan haar kunnen worden toegerekend, nu deze bij uitstek gelden als gedragingen verricht in de sfeer van deze rechtspersoon.
Opzet
De verdediging heeft bepleit dat [verdachte] geen opzet heeft gehad op het doen van een onjuiste aangifte. [verdachte] zou enkel hebben gekeken naar de grammaticale uitleg van artikel 6.33 Wet IB 2001, waarin is bepaald dat een gift onder meer is “een verplichte bijdrage waar geen directe tegenprestatie tegenover staat”. Daaruit kan, door iemand zonder kennis van jurisprudentie van de Hoge Raad (zoals [verdachte] ), worden afgeleid dat een verplichte betaling aan de staat (zijnde een ANBI) kwalificeert als een gift, aldus de verdediging.
De rechtbank volgt de verdediging hierin niet. De reden daarvoor is dat [verdachte] op 14 december 2020 tegenover de FIOD heeft verklaard dat hij zijn informatie van internet haalt. Letterlijk verklaarde [verdachte] : “Google geeft antwoord op mijn vragen”. [91] Ter zitting heeft [verdachte] verder over de door hem ingediende aangiften inkomstenbelasting verklaard dat hij “verbaasd” was over de hoogte van de belastingteruggave vanwege de in de aangiften opgevoerde bedragen aan aftrekbare giften. [92] De rechtbank leidt hieruit af dat [verdachte] zelf via Google onderzoek heeft gedaan naar welke betalingen kwalificeren als gift én dat [verdachte] niet verwachtte dat het opvoeren van deze “giften” daadwerkelijk tot een belastingteruggaaf zou leiden. Over een grammaticale uitleg van de wet heeft [verdachte] zelf in eerste instantie dus niet gesproken. Echter, zelfs indien [verdachte] had gekeken naar een grammaticale uitleg van de wettelijke bepalingen, slaagt het verweer van de verdediging niet. Hoewel een grammaticale uitleg wellicht de indruk kan wekken dat iedere gift aan een ANBI als aftrekbare gift in een aangifte inkomstenbelasting kan worden opgevoerd, kan via algemeen toegankelijke bronnen (zoals Google) zonder noemenswaardige moeite worden achterhaald dat een gift aan voorwaarden moet voldoen om te kunnen spreken van een aftrekbare gift. Een enkele grammaticale uitleg van de wettelijke bepalingen is dus onvoldoende. Bovendien is het naar het oordeel van de rechtbank logischerwijze discutabel dat betalingen aan de Belastingdienst, gemeenten, waterschappen, het CJIB, energiebedrijven en woningcorporaties als aftrekbare gift kunnen worden opgevoerd, omdat dit het belastingstelsel zou ontwrichten.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat [verdachte] met zijn handelen ten minste bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de aangiften inkomstenbelasting op zijn eigen naam en die op naam van anderen onjuist zouden zijn en die kans heeft hij op de koop toegenomen. In die zin heeft [verdachte] ten aanzien van alle ten laste gelegde onjuiste aangiften inkomstenbelasting gehandeld met het voor een bewezenverklaring vereiste (voorwaardelijk) opzet. Ook het opzet van de rechtspersoon acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen, gelet op de door [verdachte] en [medeverdachte] verrichtte handelingen en het door [bedrijf] gevoerde beleid zoals hiervoor beschreven.
Dat [verdachte] naar zijn zeggen ook advies heeft ingewonnen van anderen, doet aan dit oordeel niet af. Het is de rechtbank niet gebleken dat [verdachte] aan de hand van enig schriftelijk en onderbouwd stuk van deskundig advies is voorzien. Alleen in geval van een schriftelijk en onderbouwd advies van een erkend deskundige kan immers worden beoordeeld welke informatie door [verdachte] aan de adviseur is verstrekt, op welke informatie het advies aldus was gebaseerd, of de adviseur al dan niet correct en volledig was geïnformeerd en dus of, mede gelet op diens deskundigheid, op diens advies mocht worden vertrouwd. [93] Bovendien heeft [verdachte] dit advies pas ingewonnen nadat hij zijn eigen aangiften over 2021, 2022 en 2023 al had gedaan.
Medeplegen ten aanzien van feit 2
De rechtbank is op basis van het voorgaande van oordeel dat [bedrijf] en de onder feit 2 ten laste gelegde belastingplichtigen op een nauwe en bewuste wijze hebben samengewerkt, waarbij [bedrijf] een intellectuele bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd aan het ten laste gelegde feit. Daartoe hoeft niet te worden vastgesteld dat de ten laste gelegde belastingplichtigen ook opzet hadden op het indienen van een onjuiste aangifte inkomstenbelasting. [94] De mate van betrokkenheid van [bedrijf] bij het ten laste gelegde is aldus voldoende voor het oordeel dat zij gedurende de ten laste gelegde periode als medepleger kan worden aangemerkt.
Feitelijk leidinggeven door [verdachte]
Op grond van artikel 51 lid 2 onder 3° Sr kan, indien een strafbaar feit wordt begaan door een rechtspersoon, tegen hen die feitelijk leiding hebben gegeven aan die verboden gedraging een straf of maatregel worden opgelegd. [verdachte] is sinds de oprichting van [bedrijf] op 30 augustus 2022 bestuurder van deze vereniging. [95] In die hoedanigheid is hij verantwoordelijkheid voor de gedragingen van de vereniging. [verdachte] heeft ook op de zitting van 19 mei 2025 verklaard dat hij samen met [medeverdachte] eindverantwoordelijke was voor [bedrijf] . Hij en [medeverdachte] onderhielden namens de vereniging het contact met haar leden en verleenden “juridische hulp”. [96] Bovendien volgt uit de bewijsmiddelen niet alleen dat [verdachte] anderen namens [bedrijf] van “advies” heeft voorzien, maar ook dat hij aangiften inkomstenbelasting op naam van andere belastingplichtigen heeft ingediend. Dit maakt naar het oordeel van de rechtbank dat [verdachte] ook actief heeft gehandeld namens [bedrijf] en aldus feitelijke leiding heeft gegeven aan het feit dat [bedrijf] samen met anderen op naam van anderen opzettelijk onjuiste aangiften inkomstenbelasting heeft gedaan.
Conclusie en partiële vrijspraken feiten 1 en 2
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk doen van onjuiste aangiften inkomstenbelasting en dat hij feitelijke leiding heeft gegeven aan het medeplegen van het opzettelijk doen van onjuiste aangiften inkomstenbelasting door [bedrijf] , zoals ten laste is gelegd.
De rechtbank zal [verdachte] partieel vrijspreken van het onder feit 1 ten laste gelegde “medeplegen”, omdat van een nauwe en bewuste samenwerking met één of meer anderen niet is gebleken. Ook zal de rechtbank [verdachte] partieel vrijspreken van het onder feit 1 en feit 2 overig cumulatief alternatief ten laste gelegde, nu niet aan de vereisten van “doen plegen” is voldaan en artikel 69 lid 4 AWR meebrengt dat vervolging op grond van artikel 225 lid 2 Sr is uitgesloten.
Ten aanzien van het onder feit 3 ten laste gelegde
De feiten en omstandigheden
De inkomsten en de uitgaven van [bedrijf]
[verdachte] , als voorzitter, en [medeverdachte] , als secretaris, zijn sinds de oprichting van [bedrijf] op 30 augustus 2022 gezamenlijk bevoegd tot het vertegenwoordigen van [bedrijf] . [97] Deze vereniging heeft volgens haar statuten de volgende doelen:
“1. Het begeleiden en ondersteunen vanuit juridisch aspect van haar leden. 2a. Het doen aan juridische advisering alsmede het verrichten van onderzoek voor haar leden en al hetgeen aan vorengenoemde doelstelling dienstig kan zijn. 2B. Het verrichten van alle verdere handelingen, die hiermee in de ruimste zin verband houden of daarvoor bevorderlijk kunnen zijn. [98] heeft sinds haar oprichting diverse bankrekeningen, waaronder privérekeningen op naam van [medeverdachte] en [verdachte] , gebruikt waarop inkomsten van de vereniging zijn gestort. [99] De inkomsten en de uitgaven van [bedrijf] zijn door [naam 4] in een Excelbestand bijgehouden. [100] [naam 4] deed de boekhouding aan de hand van bonnetjes en bankafschriften. [101] Uit het Excelbestand volgt dat [bedrijf] in de periode van 30 augustus 2022 tot en met 24 oktober 2023 in totaal een bedrag van € 73.273,26 aan inkomsten heeft gehad, bestaande uit lidmaatschapsgelden, betalingen voor aanvullende werkzaamheden en de eerdergenoemde 15%-betalingen. Wat betreft de uitgaven van [bedrijf] in genoemde periode ging het om een totaalbedrag van € 64.241,27. [102] De FIOD constateert dat van die uitgaven een gedeelte van in totaal € 34.666,10 geen zakelijke grondslag heeft. [103] Daarnaast constateert de FIOD aan de hand van de transactiegegevens van een Revolut-rekening dat van deze rekening een totaalbedrag van € 10.743,-- contant is opgenomen of is besteed aan vermoedelijke privédoeleinden. [104] Uit nader onderzoek volgt volgens de FIOD dat € 5.279,66 aan uitgaven geen zakelijke grondslag heeft. [105] [verdachte] heeft op de zitting verklaard dat [bedrijf] van die Revolut-rekening gebruik heeft gemaakt. [106]
WhatsApp-berichten
Op 5 oktober 2023 stuurde [verdachte] een audiobericht naar [medeverdachte] , waarin hij, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende heeft gezegd: “
M'n maatje, ik heb je gewoon even gelaten. De rechtszaak is voor heel Nederland, 100 duizenden mensen zitten te kijken wat hier gaat uitkomen, ja? En van jou hoor je niks. Ik betaal me blauw aan die advocaat. Ik ben heel eerlijk maat, we hebben allemaal geld gebruikt en je hebt meer gebruikt als mij hè, moet ik het, moeten we de bankrekeningen even erbij gaan leggen. Dan vind ik het zeer schandalig dat je dit nu doet vriend, kom op hé.” [107]
[medeverdachte] heeft daarop op 6 oktober 2023 een bericht geschreven naar [verdachte] , waarin hij, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende heeft geschreven: “
Luister pik, om 5 uur ‘s morgens neem ik inderdaad geen telefoon op en ik bel terug wanneer het mij uitkomt of als ik daar zelf zin in heb, zeker als je me van tevoren ligt uit te schelden en te beschuldigen van dingen. Ik ben gewoon weer meer voor mezelf bezig en voor mijn gezin, mijn gezin! En precies dat, jouw vereniging steeds, alles van jou. Maar ik hoef daar ook helemaal niks van. Ik heb er toen een beetje van geleefd ja, zou ook mooi staan en dat is maar een habbekrats voor alle uren die ik en [naam 5] erin hebben gestoken.” [108]
Overwegingen en oordeel
Enig goed van een ander anders dan door misdrijf onder zich hebben
De rechtbank stelt voorop dat giraal geld valt onder het begrip “enig goed” in de zin van artikel 321 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). [109] Daarnaast stelt de rechtbank vast dat de inkomsten van [bedrijf] hun oorsprong vinden in onder meer verschuldigde lidmaatschapsgelden en 15%-betalingen (15% van door de verschillende belastingplichtigen ontvangen belastingteruggaven). [bedrijf] beschikte niet over een eigen zakelijke bankrekening. Deze bedragen zijn daarom onder meer op verschillende privérekeningen van [medeverdachte] en [verdachte] gestort. [verdachte] en [medeverdachte] hadden deze gelden, die geheel aan [bedrijf] toebehoorden, dus anders dan door misdrijf onder zich.
Opzettelijk wederrechtelijk toe-eigenen
[verdachte] en [medeverdachte] konden als heer en meester beschikken over de gelden van de vereniging die op hun privérekeningen zijn gestort, maar dit maakt nog niet dat die gelden hun eigendom zijn geworden. Hoewel sprake is van vermenging van privégelden en verenigingsgelden, blijven de verenigingsgelden volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad toebehoren aan de vereniging. [110] [verdachte] heeft op geen enkele wijze inzichtelijk gemaakt en/of onderbouwd waaraan hij de verenigingsgelden exact heeft besteed, terwijl uit de bewijsmiddelen volgt dat meerdere uitgaven geen zakelijke grondslag hebben en (mede) voor privédoeleinden zijn gedaan. Gezien de omvang van deze uitgaven afgezet tegen het eigen inkomen van [verdachte] uit een uitkering, staat voor de rechtbank vast dat hiervoor ook verenigingsgelden zijn gebruikt. [111] [verdachte] heeft volledig naar eigen goeddunken over de verenigingsgelden beschikt en deze - gelet op de aard van bepaalde uitgaven - ten minste mede voor privédoeleinden gebruikt en deze daarmee in strijd met de doelstellingen van de vereniging besteed. Het is de rechtbank niet gebleken dat [verdachte] hier op enige wijze van de algemene ledenvergadering van de vereniging toestemming voor heeft gekregen. Evenmin is het de rechtbank gebleken dat de algemene ledenvergadering van de vereniging een besluit heeft genomen over een vergoeding aan [verdachte] vanwege onkosten of verrichte werkzaamheden of de eventuele hoogte daarvan, of dat dit bij de statuten is vastgelegd. Het stond [verdachte] dus ook niet vrij om op die wijze niet-zakelijke uitgaven van verenigingsgelden te verrekenen met een nog te ontvangen (onkosten)vergoeding, dan wel verenigingsgelden mede voor privédoeleinden aan te wenden. [verdachte] wist dit, nu hij als bestuurder van [bedrijf] op de hoogte was van de in de statuten neergelegde doelen en de uitgaven die namens de vereniging werden gedaan. Omdat [verdachte] deze uitgaven zelf deels heeft verricht, wist hij dat verenigingsgelden gedeeltelijk niet aan de doelen van de vereniging werden besteed. [verdachte] heeft zich aldus opzettelijk geldbedragen wederrechtelijk toegeëigend. [112] Uit het dossier is onvoldoende gebleken welke exacte bedragen zijn verduisterd, nu een aantal van de opgevoerde posten (zoals brandstof) mogelijk wel gedeeltelijk aan de vereniging ten goede zijn gekomen. Daarom is naar het oordeel van de rechtbank sprake van verduistering van meerdere geldbedragen, waarbij het totaalbedrag niet kan worden vastgesteld.
Conclusie en partiële vrijspraak voor feit 3
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering, zoals ten laste gelegd.
De rechtbank zal [verdachte] partieel vrijspreken van het onder feit 3 ten laste gelegde “medeplegen”, omdat van een nauwe en bewuste samenwerking met één of meer anderen niet is gebleken. Ook zal de rechtbank [verdachte] vrijspreken van de onder feit 3 ten laste gelegde strafverzwarende omstandigheid dat [verdachte] de geldbedragen uit hoofde van een dienstbetrekking onder zich had, omdat geen sprake is geweest van een ondergeschikte verhouding bij het beschikken over de verenigingsgelden door [verdachte] tegenover de vereniging en een of meer andere bestuursleden.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen van het aan verdachte ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen dat:
feit 1
hij
in de periode vanaf 23 september 2022 tot en met 1 maart 2024,
in Nederland,
opzettelijk bij de belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten aangiften voor de inkomstenbelasting ten name van hem, [verdachte] , over de jaren 2021, 2022 en 2023,
telkens onjuist heeft gedaan, door
op die ingediende aangiften een (te hoog) bedrag aan aftrekbare giften op te geven,
terwijl die feiten telkens ertoe strekten dat te weinig belasting wordt geheven;
feit 2
de vereniging [bedrijf]
in de periode vanaf 30 augustus 2022 tot en met 13 december 2023,in Nederland,tezamen en in vereniging met anderen,meermalen,opzettelijk bij de belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten aangiften voor de inkomstenbelasting ten name van- [betrokkene 1] over de jaren 2017, 2018, 2019, 2020 en 2021,- [betrokkene 2] over de jaren 2018, 2019 en 2020,- [betrokkene 3] over de jaren 2017, 2020 en 2021,- [betrokkene 4] over de jaren 2020 en 2021,- [betrokkene 5] over de jaren 2017, 2018, 2019, 2020 en 2021,- [betrokkene 6] over de jaren 2018, 2019, 2020 en 2021,- [betrokkene 7] over de jaren 2017, 2018 en 2021,- [betrokkene 8] over de jaren 2020 en 2021,- [betrokkene 9] over het jaar 2021,- [betrokkene 10] over het jaar 2022,- andere belastingplichtigen;telkens onjuist heeft gedaan, door
op die ingediende aangiften een (te hoog) bedrag aan aftrekbare giften op te geven,terwijl die feiten ertoe strekten dat te weinig belasting wordt geheven,
aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte feitelijke leiding heeft gegeven;
feit 3
hij
op meer tijdstippen in de periode vanaf 30 augustus 2022 tot en met 13 december 2023,
in Nederland,
opzettelijk geldbedragen die toebehoorden aan de vereniging [bedrijf] ,
welke geldbedragen verdachte anders dan door misdrijf onder zich had,
zich wederrechtelijk heeft toegeëigend.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 47, 51 en 321 Sr en artikel 69 lid 2 AWR. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1:
het misdrijf:
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd;
feit 2:
het misdrijf:
feitelijke leidinggeven aan het medeplegen van opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
feit 3:
het misdrijf:
verduistering, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

6.De strafmotivering

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat [verdachte] wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat [verdachte] wordt ontzet uit zijn recht van de uitoefening het beroep van juridisch en fiscaal adviseur en het beroep van bestuurder van een rechtspersoon voor de duur van vijf jaren. Ook heeft de officier van justitie de openbaarmaking van dit vonnis in niet-geanonimiseerde vorm gevorderd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van [verdachte] , zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en de ernst van het strafbare feiten
[verdachte] heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan het opzettelijk onjuist indienen van aangiften inkomstenbelasting voor zichzelf en het feitelijke leiding geven aan het feit dat de vereniging [bedrijf] op grootschalige wijze samen met anderen opzettelijk onjuiste aangiften inkomstenbelasting heeft gedaan op naam van anderen. In deze aangiften inkomstenbelasting zijn betalingen aan “de Staat der Nederlanden”, een ANBI, als aftrekbare giften opgevoerd, wat ertoe strekte dat telkens te weinig inkomstenbelasting werd geheven. Het systeem van de Belastingdienst is initieel gebaseerd op het vertrouwen dat de Belastingdienst in de juistheid van de door de belastingplichtigen en in het bijzonder hun (belasting)adviseurs ingediende (digitale) geschriften moet kunnen stellen, maar [verdachte] heeft zijn eigen interpretatie van de regelgeving gehanteerd. Dat terwijl hij geen enkele fiscale of juridische opleiding heeft genoten. Het advies dat hij vervolgens aan belastingplichtigen gaf, was eveneens gebaseerd op een onjuiste interpretatie van de wet- en regelgeving. De risico’s daarvan heeft [verdachte] voor lief genomen. De leden van de vereniging zijn daardoor geconfronteerd met navorderingen. Ook hun vertrouwen heeft [verdachte] beschaamd. [verdachte] had als bestuurder van het “adviesbureau” [bedrijf] de plicht om zich ervan te vergewissen dat de opgevoerde aftrekposten correct waren. Haar klanten mochten daar bij het invullen van de belastingaangiften op vertrouwen, vooral ook nu zij tegen betaling van advies werden voorzien. De inkomsten van de vereniging zijn op privérekeningen van de bestuurders gestort, zo ook op die van [verdachte] . [verdachte] heeft die inkomsten vervolgens mede voor privédoeleinden aangewend. Hiermee heeft [verdachte] verenigingsgelden gebruikt voor een ander doel dan waartoe deze aan de vereniging waren gegeven en heeft deze daarmee verduisterd. Door misbruik te maken van de financiën van de vereniging heeft [verdachte] opnieuw het vertrouwen van de leden geschaad. De rechtbank neemt dit alles [verdachte] kwalijk
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van [verdachte] van 18 april 2025. Hieruit blijkt dat hij in het verleden eerder voor strafbare feiten is veroordeeld. Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van wat [verdachte] op de zitting over zijn persoonlijke omstandigheden heeft toegelicht. [verdachte] woont in een huurwoning en heeft met zijn ex-partner twee kinderen. [verdachte] is wegens medische redenen beroepsmatig afgekeurd. Om pijnklachten zoveel mogelijk te onderdrukken, gebruikt hij sterke medicatie. De vereniging was en is heel belangrijk voor hem. Het geeft hem een doel en hij wil er andere mensen mee helpen.
De strafoplegging
De hoofdstraffen: een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf
De rechtbank is van oordeel dat vanwege de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten en rekening houdend met straffen die in vergelijkbare gevallen door rechters zijn opgelegd, in beginsel niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, zoals de officier van justitie heeft gevorderd. De rechtbank ziet in de persoon van [verdachte] en de hierna te bespreken bijkomende straffen echter aanleiding om in plaats hiervan een forse voorwaardelijke gevangenisstraf en een onvoorwaardelijke taakstraf aan hem op te leggen, om naast het vergeldend karakter van een straf zoveel mogelijk te voorkomen dat [verdachte] in de toekomst opnieuw de fout ingaat en hem ervan te doordringen dat hij, ook als het doel in zijn ogen nobel is, zich dient te bewegen binnen de grenzen van de wet, ongeacht of hij opereert als privépersoon of namens een rechtspersoon.
De rechtbank acht het, alles afwegende, passend en geboden om aan [verdachte] op te leggen een voorwaardelijke gevangenisstraf van tien maanden, met een proeftijd van drie jaren, en een taakstraf van honderdtwintig uren met aftrek van het voorarrest.
De bijkomende straffen: een beroepsverbod en openbaarmaking van het vonnis
Ook is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] voor de duur van drie jaren moet worden ontzet uit zijn recht om het beroep van bestuurder van een rechtspersoon uit te oefenen. [verdachte] heeft de bewezen verklaarde feiten gedurende langere tijd als bestuurder van een rechtspersoon gepleegd en de rechtbank is daarom van oordeel dat een verbod tot het uitoefenen van een beroep als bestuurder van een rechtspersoon als bijkomende straf is aangewezen om het gevaar in te perken dat [verdachte] zich in de toekomst opnieuw schuldig zal maken aan het plegen van soortgelijke feiten. De rechtbank zal de termijn daarvan vaststellen op een termijn die gelijk is aan de duur van de proeftijd van de voorwaardelijke straf; drie jaren.
De rechtbank ziet geen aanleiding om [verdachte] daarbovenop te ontzetten uit zijn recht om het beroep van fiscaal en juridisch adviseur uit te oefenen, zoals de officier van justitie heeft gevorderd. Immers, aan [verdachte] is reeds bij vonnis van de rechtbank Limburg van 8 november 2023 [113] een verbod opgelegd tot het geven van adviezen op het gebied van fiscale aftrekbaarheid van betalingen aan ANBI-instellingen.
Ten slotte zal de rechtbank de openbaarmaking van dit vonnis gelasten. Hierbij weegt, gelet op de aard en de ernst van de bewezen verklaarde strafbare feiten en de gewoonte van [verdachte] om dergelijke misdrijven te plegen, mee dat de maatschappij en nietsvermoedende burgers tegen [verdachte] moeten worden beschermd. Dit te meer omdat uit het dossier blijkt dat [verdachte] zich wervend heeft geuit over de activiteiten van hem en de vereniging [bedrijf] . De openbaarmaking van dit vonnis (zodra dit onherroepelijk is geworden) dient te geschieden door middel van publicatie van dit, voor zover het [verdachte] betreft, niet-geanonimiseerde vonnis op www.rechtspraak.nl en door middel van toezending aan de Kamer van Koophandel. Door registratie van dit vonnis bij de Kamer van Koophandel in het bestuursverbodenregister wordt beoogd voornoemde ontzetting van [verdachte] van het recht om bestuurder van een rechtspersoon te zijn daadwerkelijk te effectueren. De rechtbank veroordeelt [verdachte] in de kosten die hiermee gemoeid zijn. Deze kosten worden voorlopig geschat op nihil.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 28, 31, 36, 47, 51, 57, 63 en 321 Sr en artikel 69 lid 2 AWR.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:
het misdrijf:
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd;
feit 2:
het misdrijf:
feitelijke leidinggeven aan het medeplegen van opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
feit 3:
het misdrijf:
verduistering, meermalen gepleegd.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straffen
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte daarnaast tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
- beveelt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de in inverzekeringstelling doorgebrachte dag twee uren aftrek plaatsvindt;
bijkomende straffen
-
ontzetverdachte voor de duur van
3 (drie) jarenuit
het recht op de uitoefening van het beroep als bestuurder van een rechtspersoon;
- gelast de
openbaarmaking van dit vonnisna het onherroepelijk worden daarvan, met vermelding van de personalia van verdachte, door publicatie ervan op www.rechtspraak.nl, waartoe het Openbaar Ministerie dit vonnis dient aan te bieden aan de redactie van voornoemde website, en door toezending ervan aan de Kamer van Koophandel ter registratie in het bestuursverbodenregister ten behoeve van de effectuering van voornoemde ontzetting;
- veroordeelt verdachte in de kosten die voor de openbaarmaking van dit vonnis in redelijkheid gemaakt dienen te worden, waarbij deze kosten voorlopig worden geschat op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Melaard, voorzitter, mr. M.W. Eshuis en
mr. R.P. van Campen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Klunder en mr. M.S. de Bruin, griffiers, en is in het openbaar uitgesproken op 17 juni 2025.

Voetnoten

1.Indien hierna wordt verwezen naar documenten/dossierpagina’s, zijn dit documenten of (de doorgenummerde) pagina’s uit het dossier van de FIOD/Belastingdienst, genaamd Darton, met onderzoeksnummer 72867. Er wordt steeds verwezen naar documenten/bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal, tenzij hieronder anders wordt vermeld.
2.Een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-001, te weten een brief van de Belastingdienst “Onderbouwing vermoeden van strafbare feiten”, en een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-002, te weten een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel.
3.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode AMB-030-01, een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-020, inhoudende een aangifte inkomstenbelasting, een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-056, inhoudende een aangifte inkomstenbelasting, een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-191, inhoudende een aangifte inkomstenbelasting, en een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-179, inhoudende een brief van de Belastingdienst “Fiscaal nadeelberekening [verdachte] ”.
4.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode AMB-030-01, pagina 817, de vierde alinea.
5.Een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-151, inhoudende een brief van de Belastingdienst “Voornemen tot afwijking van uw aangifte”.
6.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode AMB-038.
7.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode AMB-030-01, pagina 817, de laatste alinea.
8.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode AMB-030-01, pagina 819, tweede alinea en zesde alinea.
9.De verklaring van verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 19 mei 2025.
10.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode AMB-033-08, een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-139-01, te weten een aangifte inkomstenbelasting, een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-139-07, te weten een aangifte inkomstenbelasting, een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-139-12, een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-139-14, te weten een aangifte inkomstenbelasting, en een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-139-17, te weten een aangifte inkomstenbelasting.
11.Een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-139-08, inhoudende een brief van de Belastingdienst “Verzoek om informatie”.
12.Een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-139-09, inhoudende een brief van [betrokkene 1] .
13.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode AMB-024-01 en een proces-verbaal van bevindingen met documentcode AMB-033-08.
14.Een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-139-04, inhoudende een brief van de Belastingdienst “Handhaving afwijkingen aangiften”.
15.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode AMB-034-01, pagina 933.
16.Een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-169-01, inhoudende een formulier lidmaatschap.
17.Een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-169-04, inhoudende een overeenkomst van opdracht.
18.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode AMB-009-01, de negende en de tiende regel van de vierde alinea.
19.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode AMB-033-11, een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-142-05, inhoudende een aangifte inkomstenbelasting, een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-142-07, inhoudende een aangifte inkomstenbelasting, en een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-142-08, inhoudende een aangifte inkomstenbelasting.
20.Een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-142-09, inhoudende een brief van de Belastingdienst “Voornemen om af te wijken van aangifte”.
21.Een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-142-10, inhoudende een brief van [betrokkene 2] , de tweede alinea.
22.Een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-142-13, inhoudende een brief van de Belastingdienst “Beslissing op uw verzoekschrift”.
23.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode AMB-033-11 en een proces-verbaal van bevindingen met documentcode AMB-024-01.
24.Een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-142-11, inhoudende een brief van de Belastingdienst “Handhaving afwijking aangiften”.
25.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode AMB-034-01, pagina 933.
26.Een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-181-01, inhoudende een formulier lidmaatschap.
27.Een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-181-02, inhoudende een overeenkomst van opdracht.
28.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode AMB-039-01, een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-158-01, inhoudende een aangifte inkomstenbelasting, een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-158-08, inhoudende een aangifte inkomstenbelasting, en een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-158-10, inhoudende een aangifte inkomstenbelasting.
29.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode AMB-039-01, pagina 985.
30.Een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-158-03, inhoudende een brief van de Belastingdienst “Voornemen af te wijken van aangiften”.
31.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode AMB-039-01.
32.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode AMB-029-18, een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-100-07, inhoudende een aangifte inkomstenbelasting, en een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-100-10, inhoudende een aangifte inkomstenbelasting.
33.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode AMB-040-01 en een proces-verbaal van bevindingen met documentcode AMB-003-01.
34.Een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-100-08, inhoudende een brief van de Belastingdienst “Verzoek om informatie”.
35.Een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-100-09, inhoudende mails van [betrokkene 4] en de Belastingdienst.
36.Een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-186, inhoudende een overeenkomst van opdracht.
37.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode AMB-029-19, een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-101-01, inhoudende een aangifte inkomstenbelasting, een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-101-06, inhoudende een aangifte inkomstenbelasting, een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-101-07, inhoudende een aangifte inkomstenbelasting, een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-101-08, inhoudende een aangifte inkomstenbelasting, en een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-101-09, inhoudende een aangifte inkomstenbelasting.
38.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode AMB-040-01.
39.Een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-101-10, inhoudende een aangifte inkomstenbelasting.
40.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode AMB-029-09.
41.Een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-101-03, inhoudende een brief van de Belastingdienst “Voornemen af te wijken van aangiften”.
42.Een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-101-04, inhoudende een brief van [betrokkene 5] , de vierde alinea.
43.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode AMB-029-19.
44.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode AMB-034-01, pagina 929.
45.Een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-168, inhoudende een formulier lidmaatschap.
46.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode AMB-033-09, een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-140-01, inhoudende een aangifte inkomstenbelasting, een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-140-04, inhoudende een aangifte inkomstenbelasting, een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-140-05, inhoudende een aangifte inkomstenbelasting, en een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-140-06, inhoudende een aangifte inkomstenbelasting.
47.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode AMB-040-01.
48.Een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-140-07, inhoudende een aangifte inkomstenbelasting.
49.Een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-140-08, inhoudende een aangifte inkomstenbelasting.
50.Een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-140-02, inhoudende een brief van de Belastingdienst “Verzoek om informatie”.
51.Een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-140-03, inhoudende een brief van de Belastingdienst “Voornemen af te wijken van aangiften”.
52.Een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-170-02, inhoudende een formulier lidmaatschap.
53.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode AMB-034-01, pagina 933.
54.Een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-170-01, inhoudende een overeenkomst van opdracht.
55.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode AMB-033-09.
56.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode AMB-033-07, een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-138-01, inhoudende een aangifte inkomstenbelasting, een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-138-02, inhoudende een aangifte inkomstenbelasting, en een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-138-05.
57.Een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-138-08, inhoudende een brief van de Belastingdienst “Verzoek om informatie”.
58.Schriftelijke bescheiden met documentcode DOC-138-09 en DOC-138-11, inhoudende e-mailberichten van [betrokkene 7] .
59.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode AMB-033-07 en een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-138-07.
60.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode AMB-034-01, pagina 933.
61.Een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-166-01, inhoudende een formulier lidmaatschap.
62.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode AMB-033-02, een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-133-04, inhoudende een aangifte inkomstenbelasting, en een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-133-05, inhoudende een aangifte inkomstenbelasting.
63.Een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-133-06, inhoudende een aangifte inkomstenbelasting.
64.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode AMB-024-01, pagina 419.
65.Een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-133-10, inhoudende een brief van de Belastingdienst “Verzoek om informatie”, en een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-133-13, inhoudende een brief van de Belastingdienst “Verzoek om informatie”.
66.Een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-133-11, inhoudende een brief van [betrokkene 8] , en een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-133-14, inhoudende een brief van [betrokkene 8] .
67.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode AMB-033-02, pagina 842, de eerste alinea, en een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-133-07, inhoudende een aangifte inkomstenbelasting.
68.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode AMB-034-01, pagina 932.
69.Een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-182-01, inhoudende een formulier lidmaatschap.
70.Een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-182-02, inhoudende een overeenkomst van opdracht.
71.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode AMB-029-29 en een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-111-11, inhoudende een aangifte inkomstenbelasting.
72.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode AMB-040-01.
73.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode AMB-029-29.
74.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode AMB-034-01, pagina 932.
75.Een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-185-01, inhoudende een formulier lidmaatschap.
76.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode AMB-029-06 en een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-088-07, inhoudende een aangifte inkomstenbelasting.
77.Een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-088-08, inhoudende een brief van de Belastingdienst “Voornemen om af te wijken van de aangifte”.
78.Een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-088-09, inhoudende een brief van [betrokkene 10] , en een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-088-10, inhoudende een brief van [betrokkene 10] .
79.Een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-088-11, inhoudende een brief van [bedrijf] .
80.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode AMB-029-06.
81.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode AMB-034-01, pagina 928.
82.Een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-165-01, inhoudende een formulier lidmaatschap.
83.Een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-165-02, inhoudende een zekerheidsstellingsovereenkomst.
84.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode AMB-029-01 en een proces-verbaal van bevindingen met documentcode AMB-033-01.
85.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode AMB-029-10.
86.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode AMB-029-15.
87.HR 28 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1333.
88.Artikel 9 lid 4 AWR.
89.HR 12 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1930, en HR 29 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:941.
90.Een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-002, te weten een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel.
91.Een proces-verbaal van verhoor verdachte met documentcode V-001-02, pagina 163, de tweede alinea van onderen.
92.De verklaring van [verdachte] , afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 19 mei 2025.
93.HR 23 mei 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZD0052, en HR 4 april 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU4664.
94.HR 6 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BQ8596, r.o. 5.4.
95.Een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-002, te weten een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel.
96.De verklaring van [verdachte] , afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 19 mei 2025.
97.Een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-002, te weten een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel.
98.Een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-004, inhoudende de statuten van [bedrijf] .
99.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode AMB-037-02.
100.Een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-192, inhoudende een Excel-bestand.
101.Een proces-verbaal van verhoor getuige met documentcode G-006-01, pagina 259, de negende alinea.
102.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode AMB-037-02 en een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-192, inhoudende een Excel-bestand.
103.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode AMB-037-02, pagina 960, de vierde alinea.
104.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode AMB-037-02, pagina 968, de laatste alinea, en een proces-verbaal van bevindingen met documentcode AMB-020-02.
105.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode AMB-043-01.
106.De verklaring van [verdachte] , afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 19 mei 2025.
107.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode AMB-041-01.
108.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode AMB-041-01.
109.HR 11 mei 1982, ECLI:NL:HR:1982:AC1987,
110.HR 12 februari 1952,
111.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode AMB-020-01, pagina’s 385, 386 en 388, en een proces-verbaal van bevindingen met documentcode AMB-020-02.
112.HR 20 februari 2018, ECLI:NL:HR:2018:246.
113.Rb. Limburg 8 november 2023, ECLI:NL:RBLIM:2023:6530.