ECLI:NL:RBOVE:2024:1452

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 maart 2024
Publicatiedatum
20 maart 2024
Zaaknummer
ak_23_2285
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de toekenning van huishoudelijke hulp op basis van het HHM Normenkader 2019

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Overijssel het beroep van eiseres tegen de toekenning van een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo). Eiseres had een aanvraag ingediend voor hulp bij het huishouden, waarbij het college van burgemeester en wethouders van Zwartewaterland haar aanvankelijk 65 minuten per week toekende, maar dit later wijzigde naar 2 uur en 18 minuten per week. Eiseres betwistte deze toekenning en stelde dat het HHM Normenkader 2019 niet als uitgangspunt mocht worden gebruikt voor de indicatie van de hulp, omdat het normenkader niet wetenschappelijk onderbouwd zou zijn. De rechtbank oordeelt dat het college in de situatie van eiseres kon uitgaan van de gemiddelde cliëntsituatie, maar dat de toekenning voor het resultaat wasverzorging onvoldoende onderbouwd was. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt het college op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Eiseres heeft recht op vergoeding van het griffierecht en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 23/2285

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. R.C.A. van Niftrik,
en

het college van burgemeester en wethouders van Zwartewaterland,

gemachtigde: M. Kolijn.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de toekenning van een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo).
1.1.
Met het besluit van 31 januari 2023 heeft het college aan eiseres voor de periode
1 februari 2023 tot en met 31 januari 2026 hulp bij het huishouden voor 65 minuten per week toegekend in de vorm van zorg in natura. Met het bestreden besluit van
3 oktober 2023 op het bezwaar van eiseres heeft het college de indicatie voor hulp bij het huishouden gewijzigd in 2 uur en 18 minuten per week.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 7 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het bestreden besluit. Zij doet dat aan de hand van de argumenten van eiseres, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Feiten
4. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1959. Eiseres is bekend met lichamelijke aandoeningen en ervaart daardoor beperkingen in haar zelfredzaamheid. Eiseres is sinds
[datum] weduwe. Eiseres heeft zich op 14 november 2022 gemeld bij het college met een hulpvraag op het gebied van de zelfredzaamheid en participatie. Een Wmo-consulent heeft deze vraag met eiseres en haar cliëntondersteuner op 3 januari 2023 bij eiseres thuis besproken. Van dit gesprek is een verslag van 10 januari 2023 gemaakt, waarin een Wmo-indicatie voor huishoudelijke hulp is opgenomen. Eiseres heeft op
25 januari 2023 telefonisch de Wmo-voorziening voor huishoudelijke hulp aangevraagd. Dit heeft geleid tot de besluitvorming, zoals vermeld onder ‘Inleiding’.
Standpunten van partijen
Standpunt college
5. Het college heeft aan eiseres voor de periode 1 februari 2023 tot en met 31 januari 2026 voor 2 uur en 18 minuten (138 minuten) per week huishoudelijke hulp toegekend.
5.1.
Het college heeft zijn besluit op grond van zijn beleidsregels [1] gebaseerd op het Normenkader Huishoudelijke ondersteuning 2019 (HHM Normenkader 2019). Volgens dit normenkader zijn 125 minuten per week nodig voor een schoon en leefbaar huis in een gemiddelde cliëntsituatie. Het college heeft hier 15 minuten van afgetrokken in verband met de eigen kracht van eiseres en 10 minuten bij opgeteld in verband met extra inzet voor extra ruimten in het huis. Het totaal aantal toegekende minuten voor het resultaat schoon en leefbaar huis komt daarmee uit op 120 minuten. Volgens het HHM Normenkader 2019 zijn verder 35 minuten per week nodig voor de was van een éénpersoonshuishouden. Het college heeft hier 17 minuten van afgetrokken in verband met de eigen kracht van eiseres. Het totaal aantal toegekende minuten voor het resultaat wasverzorging komt daarmee uit op
18 minuten.
5.2.
De indicatie van 2 uur en 18 minuten per week is volgens het college voldoende om het resultaat schoon en leefbaar huis en het resultaat wasverzorging in het geval van eiseres te bereiken.
Standpunt eiseres
6. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij in aanmerking dient te komen voor meer huishoudelijke hulp dan 2 uur en 18 minuten per week.
6.1.
Eiseres stelt dat het HHM Normenkader 2019 niet mag worden gebruikt als uitgangspunt bij het bepalen van de omvang van de maatwerkvoorziening huishoudelijke hulp. Het normenkader ontbeert volgens haar een deugdelijke wetenschappelijke onderbouwing. Zij wijst in dat kader op het rapport-Homan [2] en stelt verder dat het normenkader niet tot stand is gekomen op basis van objectief en onafhankelijk onderzoek van derden, die geen belang hebben bij de uitkomst daarvan. Eiseres verwijst in dat kader ook naar een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB), waarin de CRvB het HHM Normenkader 2019 niet heeft geaccepteerd voor zover dit ziet op het resultaat wasverzorging. [3] Zij stelt echter dat het normenkader om bovenstaande redenen ook niet geschikt is als uitgangspunt bij het bepalen van de omvang van de maatwerkvoorziening die nodig is voor het resultaat schoon en leefbaar huis.
6.2.
Voor zover het HHM Normenkader 2019 wél mag worden gebruikt als uitgangspunt bij het bepalen van de omvang van de maatwerkvoorziening huishoudelijke hulp, stelt eiseres dat de gemiddelde cliëntsituatie waar het normenkader van uitgaat, niet op haar van toepassing is. De gemiddelde cliëntsituatie gaat namelijk uit van een bepaalde mate van eigen mogelijkheden die zij niet heeft. Ze is vergaand beperkt in haar mogelijkheden om nog bij te dragen aan het huishouden, omdat ze zeer slecht ter been is en afhankelijk is van een rollator, trippelstoel en elleboogkruk om zich voort te kunnen bewegen.
Eiseres wijst er daarnaast op dat zij een grotere woning heeft dan waarvan in de gemiddelde cliëntsituatie wordt uitgegaan. Ze woont alleen in een twee-onder-één-kapwoning. De woning heeft drie slaapkamers, een grote zolder, een badkamer, een extra toilet, een woonkamer en een keuken met bijkeuken. De basismodule uit het HHM Normenkader 2019 van 125 minuten is gebaseerd op een kleine rijtjeswoning in Utrecht en ziet enkel op huishoudelijke taken in één slaapkamer, een woonkamer, een hal, een toilet, een badkamer en een keuken en geldt daarom in het geval van een grotere woning, zoals de hare, niet.
6.3.
Voor zover de gemiddelde cliëntsituatie wél op haar van toepassing is, stelt eiseres dat het college ten onrechte een mate van eigen kracht in mindering heeft gebracht op de basismodule. Uit niets blijkt volgens eiseres dat een verlaging van de basismodule met eigen kracht gerechtvaardigd is. Ook blijkt niet van objectieve criteria op basis waarvan het college de mate van eigen kracht heeft bepaald op 32 (15 + 17) minuten. Eiseres merkt verder op dat het college geen onafhankelijk medisch advies heeft ingewonnen om de eigen kracht van eiseres vast te stellen.
Eiseres heeft ook gesteld dat extra inzet nodig is, omdat zij door haar aandoeningen snel dingen laat vallen. Zij heeft er verder op gewezen dat zij problemen heeft met het in- en uitruimen van de vaatwasser en dat daarmee geen rekening is gehouden. Daarnaast heeft zij opgemerkt dat het college er in het kader van de wasverzorging van uitgaat dat de wasmachine en de droger naar boven zullen worden verplaatst. Technisch gezien is dit echter niet mogelijk zonder kostbare verbouwing.
6.4.
Tot slot voert eiseres aan dat, voor zover de indicatie naar het oordeel van de rechtbank hoger zou moeten zijn, indirecte tijd voor contactmomenten met de hulp moet worden geïndiceerd.
Verweer college
7. In het verweerschrift blijft het college bij zijn standpunt. Wel heeft het college vermeld dat eiseres sinds mei 2023 in een revalidatiecentrum verblijft. In verband daarmee heeft eiseres vanaf 27 mei 2023 geen huishoudelijke hulp afgenomen. Het college stelt in het verweerschrift dat het de indicatie inmiddels met terugwerkende kracht heeft beëindigd. Als eiseres weer thuis is, zal het college een nieuw onderzoek doen naar de situatie van eiseres.
Overwegingen van de rechtbank
Beoordelingskader
8. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Procesbelang
9. Tijdens de zitting is gebleken dat het college de indicatie voor huishoudelijke hulp, in tegenstelling tot wat het college in het verweerschrift heeft vermeld, niet met terugwerkende kracht vanaf 27 mei 2023 heeft beëindigd. Omdat eiseres vanaf mei 2023 in een revalidatiecentrum verblijft, heeft zij vanaf eind mei 2023 geen zorg meer afgenomen. De verwachting is dat eiseres eind februari 2024 weer thuis komt. Zolang de indicatie niet is beëindigd, geldt het bestreden besluit en wordt aan eiseres na haar thuiskomst nog steeds hulp bij het huishouden voor 2 uur en 18 minuten per week in de vorm van zorg in natura verstrekt tot en met 31 januari 2026. De rechtbank is van oordeel dat eiseres daarom wel procesbelang heeft bij haar beroep. Nu de toekenning van de huishoudelijke hulp nog doorloopt tot 31 januari 2026, is geen sprake van een in het verleden liggende, afgesloten periode. Het resultaat dat eiseres met het beroep nastreeft, kan dan ook daadwerkelijk worden bereikt en het realiseren van dat resultaat kan voor haar feitelijk betekenis hebben.
Het geschil
10. In geschil is of de omvang van de toegekende hulp bij het huishouden van 2 uur en 18 minuten per week voldoende is. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
HHM normenkader 2019
11. Volgens vaste rechtspraak moeten regels op basis waarvan de omvang van een maatwerkvoorziening voor huishoudelijke hulp wordt vastgesteld, steunen op deugdelijk onderzoek verricht door onafhankelijke, geen belang bij de uitkomst hebbende, derden. [4]
12. Het college heeft voor het bepalen van de omvang van de huishoudelijke hulp het HHM Normenkader 2019 gehanteerd. Dit door Bureau HHM opgestelde normenkader voorziet in een basismodule in uren/minuten per jaar voor het resultaat schoon en leefbaar huis.
HHM Normenkader 2019 resultaat schoon en leefbaar huis
13. In een recente uitspraak [5] heeft de CRvB geoordeeld dat het HHM Normenkader 2019, voor zover dat ziet op het resultaat schoon en leefbaar huis, zowel ten aanzien van de in het normenkader opgenomen basismodule als ten aanzien van de verschillende invloedsfactoren voor meer of minder inzet, mag worden gebruikt als uitgangspunt bij het bepalen van de omvang van de maatwerkvoorziening huishoudelijke hulp. Uit het HHM Normenkader 2019 blijkt volgens de CRvB op inzichtelijke wijze dat dit kader het resultaat is van een deugdelijk onderzoek verricht door onafhankelijke, geen belang bij de uitkomst hebbende, derden. Het rapport is mede gebaseerd op het onderzoek van KPMG Plexus en Bureau HHM in de gemeente Utrecht. De CRvB heeft al in zijn uitspraken van 10 december 2018 geoordeeld dat dit onderzoek aan vorenbedoelde eisen voldoet, ondanks dat het niet voldoet aan de in het door eiser aangehaalde rapport‑Homan bedoelde wetenschappelijke maatstaven. [6] Verder wijst de CRvB er in zijn uitspraak van 13 december 2023 op dat in het HHM Normenkader 2019 op gedegen en inzichtelijke wijze rekening is gehouden met de resultaten van (nadien verrichte) onderzoeken in enkele tientallen gemeenten en regio’s naar nieuwe actuele maatstaven voor huishoudelijke hulp. De in het rapport opgenomen normtijden zijn herleidbaar naar de resultaten van vorenbedoelde onderzoeken en de daarop gebaseerde rapporten.
13.1.
De rechtbank ziet in wat eiseres heeft aangevoerd, geen aanleiding om van het oordeel van de CRvB af te wijken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het HHM Normenkader 2019 kon en kan worden gehanteerd als uitgangspunt bij het bepalen van de omvang van de toe te kennen huishoudelijke hulp voor het resultaat schoon en leefbaar huis.
Toepassing HHM Normenkader 2019 resultaat schoon en leefbaar huis: de gemiddelde cliëntsituatie
14. Uit het bestreden besluit blijkt dat het college voor de toekenning van huishoudelijke hulp voor het resultaat schoon en leefbaar huis is uitgegaan van de gemiddelde cliëntsituatie. Voor eiseres is daarom de basismodule van 125 minuten per week voor licht en zwaar huishoudelijk werk geïndiceerd. Voor de extra ruimten zijn 10 minuten per week extra toegekend.
15. Eiseres stelt dat op haar de gemiddelde cliëntsituatie niet van toepassing is. De basismodule uit het HHM Normenkader 2019 van 125 minuten gaat uit van enige eigen mogelijkheden, is gebaseerd op een kleine rijtjeswoning in Utrecht en ziet enkel op huishoudelijke taken in één slaapkamer, één woonkamer, een hal, een toilet, een badkamer en een keuken. Eiseres heeft geen eigen mogelijkheden en haar twee-onder-één-kapwoning heeft twee extra slaapkamers (2x18 minuten extra), een grote zolder (18 minuten extra), een bijkeuken (18 minuten extra) en een extra toilet (15 minuten extra).
16. De rechtbank stelt vast dat het normenkader bij een gemiddelde cliëntsituatie uitgaat van een huishouden met 1 of 2 volwassenen zonder thuiswonende kinderen, wonend in een zelfstandige huisvestingssituatie, gelijkvloers of met een trap. Ook wordt ervan uitgegaan dat de cliënt de woning dagelijks zodanig op orde kan houden (bijvoorbeeld aanrecht afnemen, algemeen opruimen) dat deze gereed is voor de schoonmaak.
16.1.
De rechtbank is van oordeel dat het college in de situatie van eiseres kon uitgaan van deze gemiddelde cliëntsituatie. Niet in geschil is dat eiseres alleen en in een zelfstandige huisvestingsituatie woont. Uit het verslag van het huisbezoek en van het gesprek tussen de cliëntondersteuner, de Wmo-consulent en eiseres van 10 januari 2023 volgt dat eiseres zelfredzaam is in onder meer opruimen en huishoudelijke taken op middenniveau. Het college heeft hieruit naar het oordeel van de rechtbank kunnen afleiden dat eiseres in staat is om de woning dagelijks zodanig op orde te houden dat deze gereed is voor de schoonmaak. Anders dan eiseres op de zitting stelde, mocht het college ook van het verslag van 10 januari 2023 uitgaan. Eiseres heeft het verslag ondertekend. Daarbij heeft zij de opmerking geplaatst dat zij zich niet kan vinden in het aantal minuten dat aan haar is toegekend. Eiseres heeft daarmee – anders dan zij ter zitting stelde – niet aangegeven dat zij het niet eens was met de
inhoudvan het verslag. Zij heeft alleen aangegeven dat zij het niet eens is met de
conclusievan het verslag.
16.2.
De rechtbank is verder van oordeel dat de omstandigheid dat de woning van eiseres extra ruimten heeft ten opzichte van de basismodule, niet betekent dat niet meer mag worden uitgegaan van de gemiddelde cliëntsituatie. Met extra ruimten in de woning die in gebruik zijn, wordt blijkens het normenkader namelijk rekening gehouden door extra tijd toe te kennen bovenop de basismodule.
16.3.
Het college heeft in het geval van eiseres om deze reden 10 minuten extra tijd geïndiceerd. Dit is naar het oordeel van de rechtbank conform het HHM Normenkader 2019. Een zolder wordt blijkens de bijlage van het normenkader niet meegenomen. Een bijkeuken wordt gezien als een onderdeel van de keuken en is dus inbegrepen in de basismodule. Ook voor een extra toilet gaat het normenkader uit van geen extra inzet. Dit wordt gezien als onderdeel van het sanitair. Over de twee extra slaapkamers overweegt de rechtbank het volgende. Uit het normenkader volgt dat per extra kamer die structureel wordt gebruikt als slaapkamer, 18 minuten extra tijd moet worden toegekend. Per extra kamer die niet als slaapkamer wordt gebruikt, moeten 5 minuten extra per week worden geïndiceerd. Uit het gespreksverslag van 10 januari 2023 volgt dat eiseres de twee extra slaapkamers in haar huis niet daadwerkelijk als slaapkamers gebruikt. Dit is ter zitting ook door eiseres bevestigd. Eén is als hobbykamer in gebruik en één als logeerkamer. Het college heeft met deze twee extra ruimten in de woning rekening gehouden door 10 minuten extra tijd te indiceren. Dit is naar het oordeel van de rechtbank conform het HHM normenkader.
16.4.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het college in de situatie van eiseres heeft kunnen uitgaan van de gemiddelde cliëntsituatie. Het college heeft naar het oordeel van de rechtbank ook terecht alleen de twee extra slaapkamers aangemerkt als ruimten waarvoor extra tijd moet worden geïndiceerd. Omdat deze ruimten niet als slaapkamers in gebruik zijn, heeft het college hiervoor terecht 10 minuten extra huishoudelijke hulp per week toegekend en niet 2x18 minuten, zoals volgens eiseres had gemoeten.
HHM Normenkader 2019 resultaat wasverzorging
17. Het college heeft de toekenning van de huishoudelijke hulp voor het resultaat wasverzorging ook gebaseerd op het HHM Normenkader 2019.
18. In bovengenoemde uitspraak van 13 december 2023 heeft de CRvB geoordeeld dat het HHM Normenkader 2019 niet als uitgangspunt kan worden gebruikt bij het bepalen van de omvang van het resultaat wasverzorging. De CRvB is van oordeel dat bij het resultaat wasverzorging onduidelijk is hoe de daar opgenomen normtijden tot stand zijn gekomen. De normtijden voor de wasverzorging in het HHM Normenkader 2019 zijn niet op inzichtelijke wijze terug te voeren op de resultaten van de uitgevoerde onderzoeken in Utrecht, Hoorn, Amsterdam en Rotterdam. De rechtbank sluit zich hierbij aan.
19. Dit betekent dat het college de toekenning van 18 minuten per week voor het resultaat wasverzorging onvoldoende heeft onderbouwd, door deze toekenning te baseren op het HHM Normenkader 2019. Dat de huidige indicatie niettemin voldoende is, zoals het college ter zitting stelde, heeft het college niet onderbouwd. Het beroep is daarom gegrond.
Nader (medisch) onderzoek
20. In haar overige beroepsgronden stelt eiseres dat het college ten onrechte eigen kracht in mindering heeft gebracht op de basismodule schoon en leefbaar huis en wasverzorging, ten onrechte heeft aangenomen dat het technisch mogelijk is om de wasmachine en droger naar de eerste verdieping te verplaatsen zonder kostbare verbouwing en ten onrechte geen tijd heeft toegekend voor het in- en uitruimen van de vaatwasser. Tijdens de zitting heeft het college erkend dat niet is gebleken dat deze punten tijdens het huisbezoek zijn besproken of bekeken en dat medisch advies nodig is over de eigen kracht van eiseres. De rechtbank is het hiermee eens en is dan ook van oordeel dat het bestreden besluit op deze drie punten onvoldoende zorgvuldig is voorbereid.
Het vervolg
21. Het college heeft ter zitting toegezegd dat het medisch advies gaat inwinnen en nader onderzoek gaat doen op deze drie punten wanneer eiseres thuiskomt uit het revalidatiecentrum. Op basis daarvan zal het een nieuw besluit nemen. Eiseres heeft ter zitting aangegeven dit nieuwe besluit niet te willen afwachten. Zij wil graag nu een inhoudelijk oordeel over bovengenoemde overige beroepsgronden. Of het college vanwege deze drie punten onvoldoende huishoudelijke ondersteuning heeft geïndiceerd, is voor de rechtbank echter niet te beoordelen, omdat daartoe nader onderzoek naar de medische situatie en thuissituatie van eiseres aangewezen is. De rechtbank volstaat dan ook met het oordeel dat het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig is voorbereid.
21.1.
De beroepsgrond van eiseres dat het college extra indirecte tijd voor contactmomenten met de hulp moet indiceren, werd ter zitting door eiseres afhankelijk gesteld van het oordeel van de rechtbank dat eiseres recht heeft op een hogere indicatie. Omdat de rechtbank in dit verband nader onderzoek door het college aangewezen acht, zal zij deze beroepsgrond onbesproken laten.

Conclusie en gevolgen

22. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, omdat het in strijd is met de artikelen 2.3.2, eerste en vierde lid, en 2.3.5, derde en vijfde lid, van de Wmo en de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Awb. De rechtbank ziet geen aanleiding om de rechtsgevolgen in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien, omdat nader onderzoek door het college aangewezen is.
23. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat het college een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak.
24. Eiseres heeft de rechtbank niet verzocht om een voorlopige voorziening te treffen totdat opnieuw op het bezwaar is beslist. De rechtbank acht dit ook niet opportuun vanwege de noodzaak van aanvullend (medisch) onderzoek. De rechtbank gaat er wel van uit dat eiseres, totdat opnieuw op het bezwaar is beslist, in aanmerking blijft komen voor de met het bestreden besluit toegekende indicatie van 2 uur en 18 minuten (138 minuten) per week.
25. Omdat het beroep gegrond is, moet het college het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.750,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 3 oktober 2023;
- draagt het college op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 50,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.P. Heisterkamp, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.A.H. Beenen-Oskam, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo)
Op grond van artikel 2.3.2, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo) voert het college, indien bij het college melding wordt gedaan van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning, in samenspraak met degene door of namens wie de melding is gedaan en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers dan wel diens vertegenwoordiger, zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes weken, een onderzoek uit overeenkomstig het tweede tot en met achtste lid. Het college bevestigt de ontvangst van de melding.
Op grond van artikel 2.3.2, vierde lid, van de Wmo onderzoekt het college:
a. de behoeften, persoonskenmerken en de voorkeuren van de cliënt;
b. de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te verbeteren of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;
c. de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;
d. de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt;
e. de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, onderscheidenlijk de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;
f. de mogelijkheden om door middel van samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening met het oog op de behoefte aan verbetering van zijn zelfredzaamheid, zijn participatie of aan beschermd wonen of opvang;
g. welke bijdragen in de kosten de cliënt met toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2.1.4 en 2.1.4a, verschuldigd zal zijn.
Op grond van artikel 2.3.2, zevende lid, van de Wmo verschaft de cliënt dan wel diens vertegenwoordiger het college de gegevens en bescheiden die voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.
Op grond van artikel 2.3.2, achtste lid, van de Wmo verstrekt het college de cliënt dan wel diens vertegenwoordiger een schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek.
Op grond van artikel 2.3.2, negende lid, van de Wmo kan een aanvraag als bedoeld in artikel 2.3.5 niet worden gedaan dan nadat het onderzoek is uitgevoerd, tenzij het onderzoek niet is uitgevoerd binnen de in het eerste lid genoemde termijn.
Op grond van artikel 2.3.5, eerste lid, onder a, van de Wmo beslist het college op een aanvraag van een ingezetene van de gemeente om een maatwerkvoorziening ten behoeve van zelfredzaamheid en participatie.
Op grond van artikel 2.3.5., derde lid, van de Wmo beslist het college tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met een algemeen gebruikelijke voorziening, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
Op grond van artikel 2.3.5, vijfde lid, onder a, van de Wmo is de maatwerkvoorziening, voor zover daartoe aanleiding bestaat, afgestemd op de omstandigheden en mogelijkheden van de cliënt.
Beleidsregels Wmo gemeente Zwartewaterland 2022 (beleidsregels)
In artikel 16, eerste lid, van de Beleidsregels Wmo gemeente Zwartewaterland 2022 (beleidsregels) is bepaald dat het college een maatwerkvoorziening verstrekt voor ondersteuning bij zelfstandig wonen aan cliënten die ondersteuning bij zelfredzaamheid en participatie nodig hebben doordat zij beperkingen ondervinden bij het zelfstandig wonen.
Artikel 16, tweede lid, van de beleidsregels bepaalt dat het college een maatwerkvoorziening verstrekt voor ondersteuning bij zelfstandig wonen wanneer in de beperkingen niet kan worden voorzien op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met voorliggende voorzieningen, met een algemeen gebruikelijke voorziening, met een algemene voorziening, met mantelzorg of met ondersteuning uit het eigen sociaal netwerk.
Artikel 16, derde lid, onder a, van de beleidsregels bepaalt dat de maatwerkvoorziening of het Pgb voor ondersteuning bij zelfstandig wonen kan bestaan uit ondersteuning bij het voeren van een gestructureerd huishouden.
Artikel 17, tweede lid, van de beleidsregels bepaalt dat als noodzakelijke woonruimtes in ieder geval gelden:
a. Woonkamer;
b. aanwezige en gebruikte slaapkamer(s);
c. keuken;
d. sanitaire ruimten;
e. daadwerkelijk gebruikte berging.
Artikel 18, tweede lid, van de beleidsregels bepaalt dat het college slechts ondersteuning verstrekt bij zelfstandig wonen voor de noodzakelijke woonruimtes.
Artikel 19, eerste lid, van de beleidsregels bepaalt dat het college onder hulp bij het huishouden verstaat:
- Schoonmaakwerkzaamheden in gebruiksruimten in de woning van de cliënt.
- Bedden opmaken.
- Indien nodig wasverzorging.
- Bereiden van een maaltijd.
- Regie en ondersteuning bij het huishouden.
Artikel 19, tweede lid, van de beleidsregels bepaalt dat het college hulp bij het huishouden slechts verstrekt voor de in artikel (de rechtbank leest lid) één genoemde activiteiten.
Artikel 19, derde lid, van de beleidsregels bepaalt dat een onderzoek naar aanleiding van een hulpvraag naar ondersteuning bij het schoonhouden van de woning, naast de onderdelen genoemd in artikel 2.3.2 Wmo een onderzoek naar de omvang van de noodzakelijke ondersteuning omvat.
Artikel 19, vierde lid, van de beleidsregels bepaalt dat indien uit het onderzoek blijkt dat er geen andere mogelijkheden zijn voor de noodzakelijke ondersteuning, het college een maatwerkvoorziening verstrekt.
Artikel 19, vijfde lid, van de beleidsregels bepaalt dat als objectieve maatstaf voor de hulp bij het huishouden het college het “Normenkader huishoudelijke ondersteuning 2019 HHM” hanteert. Dit normenkader is opgenomen in een bijlage bij de beleidsregels.

Voetnoten

1.Beleidsregels Wmo gemeente Zwartewaterland 2022.
2.Rapport van prof. A.C. Homan van 3 augustus 2018, getiteld Evaluatie onderzoeken “normering van de basisvoorziening ‘schoon huis’” en “maatstaf hulp bij het huishouden – gemeente Amsterdam”.
3.CRvB 13 december 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:2470.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de CRvB van 18 mei 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:1402 en ECLI:NL:CRVB:2016:1403.
5.Zie CRvB 13 december 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:2470.