ECLI:NL:RBOVE:2023:991

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 maart 2023
Publicatiedatum
20 maart 2023
Zaaknummer
08.996147-18(P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ponzifraude met aanzienlijke schadevergoeding en gevangenisstraf

Op 20 maart 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 37-jarige man, die zich schuldig heeft gemaakt aan ponzifraude. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden en een schadevergoeding van bijna 2 miljoen euro aan de benadeelde partijen. De verdachte heeft tussen 12 januari 2017 en 21 november 2018, via zijn bedrijven [bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 2] B.V., een groot aantal personen opgelicht door hen te misleiden met valse beloftes over investeringen in bitcoin mining. Ondanks dat investeerders op de hoogte waren van de risico's, heeft de verdachte op bedrieglijke wijze misbruik gemaakt van hun vertrouwen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de oplichting en dat hij zich heeft voorgedaan als een ervaren bitcoinminer en bonafide verkoper van miningcomputers. De rechtbank heeft de geldigheid van de dagvaarding bevestigd en de tenlastelegging als voldoende specifiek beoordeeld. De verdachte is ook schuldig bevonden aan witwassen van een bedrag van in totaal € 2.533.231,68, dat afkomstig was uit de gepleegde misdrijven. De rechtbank heeft de vorderingen van 48 benadeelde partijen toegewezen, waarbij de schadevergoeding is vastgesteld op basis van de door hen geleden schade door de oplichting.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.996147-18(P)
Datum vonnis: 20 maart 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1986 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] ,
nu verblijvende in de PI Arnhem.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 10 november 2022, 15 februari 2023 en 6 maart 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.M. Ruige en van wat door de gemachtigde raadsman mr. L.R. Rommy, advocaat in Amsterdam-Duivendrecht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:feitelijk leiding heeft gegeven aan het feit dat [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] samen met anderen of alleen in de periode van 12 januari 2017 tot en met 13 december 2017 in Lelystad en/of Apeldoorn een groot aantal personen heeft/hebben opgelicht door middel van de verkoop van
miners [1] ;
feit 2:in de periode van 12 januari 2017 tot en met 21 november 2018 in Lelystad en/of Apeldoorn samen met anderen of alleen een gewoonte heeft gemaakt van witwassen van een geldbedrag van in totaal € 2.533.231,68 en Bitcoins.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
feit 1:
[bedrijf 1] B.V. en/of [bedrijf 2] B.V op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 12 januari 2017 tot en met 13 december 2017, te Lelystad en/of te Apeldoorn, en/of elders in Nederland,tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,(telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
een groot aantal personen, waaronder- [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of [aangever 3] en/of [aangever 4] en/of- [aangever 5] en/of- [aangever 6] en/of- [aangever 7] en/of- [aangever 8] en/of- [aangever 9] en/of- [aangever 10] en/of [aangever 11] en/of- [aangever 12] en/of- [aangever 13] en/of- [aangever 14]heeft/hebben bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen en en/of een of meer dash computers, althans een of meer goed(eren), te weten:- 264.000 euro, althans een of meer geldbedrag(en), van [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of [aangever 3] en/of [aangever 4] (vindplaats: DOC-075a, pag. 1413 e.v.), en/of- 52.944,06 euro, althans een of meer geldbedrag(en), en/of drie dash computers, althans enig goed van [aangever 5] (vindplaats: DOC-075b, pag. 1449 e.v.), en/of- 27.180,61 euro, althans een of meer geldbedrag(en) van [aangever 6] (vindplaats: AMB-039, pag. 213 e.v.), en/of- 14.728,12 euro, althans een of meer geldbedrag(en) van [aangever 7] (vindplaats: AMB-039, pag. 285 e.v.), en/of- 66.466,65 euro, althans een of meer geldbedrag(en) van [aangever 8] (vindplaats: DOC-075d, pag. 1508), en/of- 13.207,50 euro, althans een of meer geldbedrag(en) van [aangever 9] (vindplaats: AMB-039, pag. 90 e.v.), en/of- 12.310,00 euro, althans een of meer geldbedrag(en) van [aangever 10] en/of [aangever 11] (vindplaats: DOC-075i, p. 2016 e.v.) , en/of- 70.198 euro, althans een of meer geldbedrag(en) van [aangever 12] (vindplaats: DOC-075L, pag. 2152 e.v.), en/of- 30.774,99 euro, althans een of meer geldbedrag(en) van [aangever 13] (vindplaats: AMB-039, pag. 267 e.v.), en/of- 6.166,55 euro, althans een of meer geldbedrag(en) van [aangever 14] (vindplaats: DOC-075Q, pag. 2310 e.v.),immers heeft/hebben [bedrijf 1] B.V. en/of [bedrijf 2] B.V en/of haar mededader(s) (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en in strijd met de waarheid:- zich voorgedaan als ervaren bitcoinminer(s) en/of miningexpert(s), en/of bonafide verkoper van bitcoinminingcomputers, en/of- op de website [website] informatie gepubliceerd over de voordelen van investeren in bitcoin mining machines dat ‘minen meer zou renderen dan het hebben van zonnepanelen en/of te vermelden dat de aansluiting van bitcoinminingcomputers en de stroom zou worden geregeld, en/of- een flyer met informatie verspreid en/of overhandigd aan een of meer personen met de koptekst ‘Bitcoin Mining Machine: voordeliger investeren dan in zonnepanelen’, en/of- verteld dat bitcoinminingcomputers op voorraad waren, en/of- verteld dat de daadwerkelijke maandelijkse netto opbrengsten nog veel hoger zijn en dat de opbrengsten op de webpagina en flyer de minimale opbrengsten zijn die [bedrijf 1] B.V. aan haar klanten zonder meer kan garanderen, en/of- verteld dat de opbrengst 0,3 tot 0,4 bitcoin per miningcomputer was, en/of- verteld dat als de miningcomputers aan elkaar werden gekoppeld de opbrengst hoger werd, en/of- verteld dat er door [bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 2] B.V. een grote serverruimte was ingericht op een geheime locatie, en/of- verteld dat niemand in de locatie van de bitcoinminingcomputers mocht en/of dat deze locatie geheim moest blijven om verzekeringstechnische redenen, en/of- een verzekeringsdocument opgemaakt en/of getoond, en/of- verteld dat er specialisten in dienst waren voor het beheren van de machines,- verteld dat er een miningfarm was, en/of- koopovereenkomsten opgemaakt en/of afgesloten voor de levering van miningcomputers TC 16, en/of- verteld en/of in koopovereenkomst(en) vermeld dat de computers altijd eigendom blijven van de koper, en/of- in de koopovereenkomst(en) vermeld dat de aangeschafte mining computers in het/de/een bitcoin miningfarm ondergebracht zouden worden, en/of- in de koopovereenkomst(en) vermeld dat elke 1e van de maand uitbetaling zal plaatsvinden, en/of- koopovereenkomst(en) betreffende (niet bestaande) bitcoinminingcomputer(s) te verzenden/mailen aan klanten, en/of- een servicecontract voor onderhoud voor een of meer (niet bestaande) bitcoinminingcomputer(s) af te sluiten, en/of- verteld dat krachtstroom werd gebruikt en/of de dienstverleningskosten laag waren door het gebruik van krachtstroom, en/of- verteld dat de gekochte (niet bestaande) bitcoinminingcomputer(s) was/waren voorzien van een serienummer, en/of- door (‘rendements’)uitbetaling(en) te doen aan een/of meer personen,waardoor bovengenoemde perso(o)n(en) (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte(n),zulks terwijl hij, verdachte, (telkens) tot bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) opdracht heeft gegeven, dan wel feitelijke leiding heeft gegeven aan boven omschreven verboden gedraging(en);
feit 2:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 12 januari 2017 tot en met 21 november 2018, in Lelystad en/of Apeldoorn, althans (elders) in Nederland,tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,(een) voorwerp(en), te weten: een of meer geldbedrag(en) van (in totaal) EUR 2.533.231,68 euro (vindplaats pag. 264) (zegge: twee miljoen vijfhonderd drieëndertig duizend twee honderd eenendertig euro en achtenzestig eurocent), althans een of meer geldbedrag(en)en/of een (aanzienlijke) hoeveelhe(i)d(en) bitcoin(s) heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of van voornoemd(e) voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt,terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en) dat dat/die voorwerp(en) – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig misdrijfen hij, verdachte, en/of zijn mededaders(s) van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt.

3.De voorvragen

3.1
De geldigheid van de dagvaarding
3.1.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de dagvaarding op een onderdeel nietig te verklaren. Het gaat om het volgende zinsdeel in de tenlastelegging van het onder feit 1 ten laste gelegde: “een groot aantal personen, waaronder”. De raadsman heeft betoogd dat de tenlastelegging op dit punt niet voldoet aan de eisen die de wet stelt. De tenlastelegging is onvoldoende feitelijk, nu niet duidelijk is welke personen met “een groot aantal personen, waaronder” worden bedoeld. Dit zinsdeel betreft op geen enkele wijze een inkadering of inperking van het ten laste gelegde, zodat het volgens de raadsman volstrekt onduidelijk blijft wat nu onder het bereik van het ten laste gelegde valt. Dat een groot aantal personen zich als benadeelde partij in het strafproces heeft gevoegd, doet daar volgens de raadsman niets aan af.
3.1.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het voor verdachte op basis van het procesdossier en de overige stukken in het dossier voldoende duidelijk is waar hij zich tegen moet verdedigen.
3.1.3
Het oordeel van de rechtbank
De maatstaf
De rechtbank stelt voorop dat de eisen waar een tenlastelegging aan moet voldoen, zijn opgenomen in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). In de tenlastelegging moeten de beschrijving van het feit, de tijd, de plaats en de wettelijke voorschriften voldoende specifiek zijn vermeld. De tenlastelegging dient een verdachte immers te informeren over het voorval waarvoor hij/zij terecht moet staan, zodat de verdachte weet waar hij/zij zich tegen moet verdedigen.
Een geldige dagvaarding
De rechtbank stelt op basis van het procesdossier [2] en de overige documenten in het dossier vast dat in de dagvaarding van verdachte van 1 november 2022 onder het feit 1 ten laste gelegde veertien namen van personen zijn opgenomen die zouden zijn opgelicht. Daarnaast is bij de dagvaarding een lijst met namen van personen gevoegd die zich als benadeelde partij in het strafproces hebben gevoegd en voor welke bedragen zij dit hebben gedaan. Het betreft in totaal 48 personen, inclusief de in feit 1 van de tenlastelegging vermelde personen. Ten aanzien van al deze personen stelt de rechtbank vast dat uit het procesdossier volgt dat zij aangifte van oplichting hebben gedaan en/of volgens de bankgegevens en facturen
minersvan [bedrijf 1] B.V. en/of [bedrijf 2] B.V. zouden hebben aangeschaft. [3] Bovendien heeft de officier van justitie in een, op 3 februari 2023, aan partijen verstrekt en op schrift gesteld requisitoir haar standpunt ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen op voorhand uiteengezet. In dat schriftelijk standpunt is benoemd welke benadeelde partijen zich daadwerkelijk in het strafproces hebben gevoegd en voor welke bedragen zij dit hebben gedaan.
Aan verdachte is – kort samengevat – als feit 1 ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het feitelijk leidinggeven aan (medeplegen van) oplichting, begaan door een rechtspersoon ( [bedrijf 1] B.V. en/of Mining [bedrijf 2] B.V.), meermalen gepleegd, van “een groot aantal personen, waaronder” de in de tenlastelegging bij naam genoemde personen. De rechtbank is van oordeel dat deze tenlastelegging, bezien in het licht van de in de bijlage bij de dagvaarding genoemde personen die zich als benadeelde partij in het strafproces hebben willen voegen, het procesdossier met de aangiften van deze personen en facturen van [bedrijf 1] B.V. en/of [bedrijf 2] B.V. waaruit volgt dat deze personen
minerszouden hebben aangeschaft en het op voorhand verstrekte schriftelijke requisitoir van de officier van justitie met daarin vermeld de namen van de in het strafproces gevoegde benadeelde partijen en de door hen gevorderde schadevergoeding, onder deze omstandigheden voldoende duidelijk en bepaald is en ook overigens voldoet aan de in de wet daaraan gestelde eisen. Het is voor verdachte helder waartegen hij zich te verdedigen heeft. Los van de vraag welke gevolgen moeten worden verbonden aan de beslissing die de rechtbank ter terechtzitting van 10 november 2022 heeft genomen, is de rechtbank van oordeel dat de dagvaarding in haar geheel geldig is en verwerpt het verweer van de raadsman.
3.2
De overige voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Inleiding
In deze strafzaak staat het strafrechtelijk onderzoek “Geppetto” centraal. Dit onderzoek is aangevangen naar aanleiding van artikelen in landelijke kranten en, aanvankelijk, zestien aangiften van oplichting tegen verdachte en/of de eerder genoemde rechtspersonen. Kopers van
minerszouden zijn opgelicht.
Door het bedrijf [bedrijf 1] B.V. (hierna: [bedrijf 1] ) werden
Bitcoinminersaangeboden. Deze
minerskonden worden aangekocht, waarbij aan de koper een koopovereenkomst werd toegestuurd waarin het serienummer van de aangeschafte
minerstond vermeld. De koper zou volgens die koopovereenkomst te allen tijde eigenaar blijven van de
miner. Daarnaast kon de koper een servicecontract voor de
minerafsluiten bij het bedrijf [bedrijf 2] B.V. (hierna: [bedrijf 2] ). De aangeschafte
minerzou vervolgens in een
miningfarmworden geplaatst. De opbrengst zou vervolgens per
minerongeveer 0,3 Bitcoin tot 0,4 Bitcoin per maand bedragen. De Bitcoinkoers heeft op zijn top in december 2017 een waarde van circa $ 20.000,-- per Bitcoin behaald. Dit brengt met zich dat het rendement van een computer bijna $ 6.000,-- per maand zou zijn geweest. Uit de aangiften volgt dat er geen of te lage rendementsuitkeringen zijn gedaan. Uiteindelijk is er niets meer aan de eigenaren van de
minersuitgekeerd. [4] De FIOD heeft geconcludeerd dat er nooit een
miningfarmmet
minersheeft bestaan. Voor zover er ‘rendementsuitkeringen’ zijn gedaan, zouden deze gefinancierd zijn uit de betalingen voor de aankoop van
minersdoor latere klanten. Daarnaast heeft verdachte zich volgens het Openbaar Ministerie schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht – overeenkomstig een overgelegd schriftelijk requisitoir – het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte volledig moet worden vrijgesproken.
Kort samengevat stelt de raadsman zich op het volgende standpunt.
Ten aanzien van het onder feit 1 ten laste gelegde zijn de gedragingen van verdachte ten aanzien van de aangevers niet als oplichting te kwalificeren, nu niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het oogmerk had om zichzelf of een ander wederrechtelijk te bevoordelen en/of iemand met een oplichtingsmiddel heeft bewogen tot de afgifte van enig goed (causaal verband) zoals bedoeld in artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Dit brengt met zich dat verdachte volgens de raadsman ook moet worden vrijgesproken van het onder feit 2 ten laste gelegde, omdat het witwassen niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat de gedragingen van verdachte niet als witwassen kunnen worden gekwalificeerd.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder feit 1 ten laste gelegde
Bewijs
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder feit 1 ten laste gelegde op grond van de hierna genoemde bewijsmiddelen.
De voorstelling van zaken & de werkelijkheid
Verdachte heeft voornamelijk zelf, namens de betrokken rechtspersonen, een voorstelling van zaken gegeven die niet in overeenstemming was met de werkelijkheid. Die rooskleurige voorstelling van zaken heeft een niet te ontkennen aantrekkingskracht gehad op aangevers. Zij zijn, op basis van die voorstelling, bewogen om in zee te gaan met [bedrijf 1] en [bedrijf 2] en dachten eigen miners te hebben aangeschaft met het geld dat zij hadden overgemaakt. De steller van de tenlastelegging heeft in 21 gedachtestreepjes een opsomming gegeven van feiten en omstandigheden die als oplichtingsmiddelen worden aangemerkt. Die laten zich onder verdelen in een aantal categorieën die hierna achtereenvolgens zullen worden besproken:
verdachte heeft zich, al dan niet namens [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] , ten onrechte, voorgedaan als ervaren
Bitcoinminer, miningexpert, en/of bonafide verkoper van
Bitcoinminingcomputers;
verdachte heeft, al dan niet namens [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] mondelinge en schriftelijke bedrieglijke mededelingen een valse voorstelling van zaken gegeven;
verdachte heeft, al dan niet namens [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] koopovereenkomsten opgemaakt, dan wel laten opmaken, en afgesloten voor de levering van
miningcomputersTC 16 en daarbij/daarin bewust valse informatie verstrekt;
verdachte heeft, al dan niet namens [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] aan bestaande investeerders betalingen gedaan alsof het rendementsuitkeringen waren.
Naar het oordeel van de rechtbank is een deel van de 21 gedachtestreepjes niet aan te merken als middel waarmee een aangever werd bewogen tot het doen van een investering in
miners, maar als een middel om te voorkomen dat reeds bestaande klanten (verder) onraad zouden ruiken en aan de bel zouden trekken. Het betreft over het algemeen leugens, bedrog en vervalsingen in incidentele gevallen, die naar het oordeel van de rechtbank onderstrepen met welk gemak verdachte in staat is de werkelijkheid te verdraaien en de gerechtvaardigde zorgen en belangen van anderen ondergeschikt te maken aan het eigen verdienmodel. Dergelijke handelingen zullen hierna waar nodig besproken worden, maar geschrapt worden in de bewezenverklaring.
Ad. 1 – Een ervaren Bitcoinminer, miningexpert en bonafide verkoper van Bitcoinminingcomputers
Op 12 januari 2017 wordt [bedrijf 1] door verdachte opgericht, met als bedrijfsdoel het handelen en verhandelen van cryptogeld (cryptocurrency). De oprichting door verdachte van [bedrijf 2] , met als bedrijfsdoel het handelen in onder meer digitale producten en software, heeft plaatsgevonden op 14 februari 2017. Verdachte was enig aandeelhouder en bestuurder van beide bedrijven. [5] [naam 1] heeft in de periode tussen de oprichting van deze bedrijven, op 26 januari 2017, een geldbedrag van € 13.735,-- op de privérekening van verdachte gestort voor de aanschaf van
miningcomputers. [6] Verdachte heeft dit geldbedrag echter aangewend voor de aanschaf van kantoormeubelen, zo heeft hij op 21 mei 2019 bij de FIOD verklaard. [7] De familie [familienaam aangevers 2, 3 en 4] [8] was volgens verdachte de eerste klant van ‘buiten’. [9] Dit betreft de familie die op 12 januari 2018 als eerste aangifte heeft gedaan van fraude/oplichting. [10] Verdachte heeft op 21 mei 2019 bevestigd dat hij zich tegenover de familie [familienaam aangevers 2, 3 en 4] heeft voorgedaan als miningexpert die privé al
minede, maar dat dit niet zo was. [11] Verdachte heeft daar op 20 mei 2019 over verklaard: ‘
Ik wilde vertrouwen wekken door te zeggen dat ik zelf ook minede’. [12] Uit een geluidsopname van het verkoopgesprek dat verdachte met de familie [familienaam aangevers 2, 3 en 4] voerde, volgt dat verdachte onder meer tegen hen heeft gezegd: ‘
Ik ben de enigste eigenaar’. ‘Ik heb wel een familielid die ook geïnvesteerd heeft’. Ik mag het eigenlijk niet zeggen, maar ik doe al heel lang zwart, het minen, zeg maar, (…) niet op papier. Ik had zelf (…) samen met een familielid (…) al 64 stuks (…) en daar minen we eigenlijk altijd al mee. Ik deed zelf al veel met Bitcoins.’ [13] Maar ‘
dat was eigenlijk (…) een lulverhaal’, zo heeft verdachte op 21 mei 2019 verklaard. [14] Hij heeft uiteindelijk ‘
nog niet eens één’ Bitcoin gemined. [15]
De rechtbank stelt op basis van het voorgaande vast dat de rechtspersonen [bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 2] B.V. door verdachte zijn opgericht en dat verdachte zich, als enig aandeelhouder en bestuurder van deze vennootschappen, ten onrechte voordeed als een ervaren
Bitcoinminer,
miningexperten bonafide verkoper van
Bitcoinminingcomputers, om het vertrouwen van potentiële investeerders te wekken.
Ad. 2 – De mondelinge en schriftelijke bedrieglijke mededelingen
Op de website van [bedrijf 1] , [website] , stond informatie gepubliceerd over de voordelen van investeren in
Bitcoinmining-machines. ‘
Het is voordeliger om in een Bitcoinmining-machine te investeren dan in zonnepanelen’. ‘
Na het tekenen van het contract wordt uw computer in onze Bitcoinminingfarm aangesloten en geactiveerd’, zo luidden de teksten onder meer op de website. [16] Daarnaast zijn er flyers gemaakt, waarmee verdachte volgens zijn verklaring zijn doelgroep probeerde te bereiken. [17] De voorkant van de flyer van [bedrijf 1] luidde als volgt: ‘
. BITCOINS: DE VALUTA VAN DE TOEKOMST. NU VOOR U BEREIKBAAR! Bitcoin mining bij [bedrijf 1] . [bedrijf 1] heeft er voor gekozen om voor particulieren het bitcoin mining aantrekkelijk te maken. Wij zijn het eerste bedrijf in Europa dat een bitcoin mining farm heeft voor particulieren. We kunnen deze mining machines voor zeer scherpe prijzen aanbieden, omdat we deze zelf hebben ontwikkeld en geproduceerd’. Vervolgens stond op de andere zijde van de flyer de koptekst: ‘
Bitcoin Mining Machine: voordeliger investeren dan in zonnepanelen’. [18]
De potentiële klanten van [bedrijf 1] werden ‘
vanuit de informatie op de flyer, de informatie die op de website stond en [verdachte] (toevoeging rechtbank: verdachte) zijn verhaal(…) dat aansloot (…)
op het verhaal wat op de website en de flyer stond’, geïnformeerd over de tegenprestatie die zij konden verwachten, zo heeft [aangever 1] (namens de familie [familienaam aangevers 2, 3 en 4] ) op 21 februari 2019 bij de FIOD verklaard. [19] De internetaansluiting was via een centrale kast geregeld en het stroom betrof krachtstroom met verdeelstations, zo had verdachte aan [aangever 1] verteld. Door het gebruik van krachtstroom waren de dienstverleningskosten laag. [20] [aangever 1] was via Google bij [bedrijf 1] terechtgekomen. Er werd volgens haar reclame gemaakt met de boodschap dat
minenmeer zou renderen dan het hebben van zonnepanelen. De aansluitingen en de stroom zouden worden geregeld. [21]
Verdachte hield klanten voor dat hij
minersop voorraad had, maar dit was bij zijn eerste klant al niet het geval. Er kwamen daarna nog veel meer klanten die
minersbestelden, maar het antwoord op de vraag hoe verdachte de vraag aan
minersdan wilde gaan opvangen luidde bij de FIOD: ‘
daar was eigenlijk geen plan voor’. [22] Aan potentiële klanten vertelde verdachte dat de daadwerkelijke maandelijkse netto opbrengsten nog veel hoger zijn en dat de opbrengsten op de webpagina en flyer de minimale opbrengsten zijn die [bedrijf 1] zonder meer aan haar klanten kan garanderen. De opbrengst van een
minerzou 0,3 tot 0,4 Bitcoin zijn, zo heeft verdachte aan [aangever 1] medegedeeld. [23] Als de
minersaan elkaar werden gekoppeld, dan zou de opbrengst per maand hoger worden. [24] De
minerswerden evenwel slechts op papier aan de klanten verkocht. [25]
Hoe het in werkelijkheid zit, is iets anders dan dat ik vertelde’, aldus de verklaring van verdachte tegenover de FIOD. [26]
Hoewel verdachte aan personen, onder wie de familie [familienaam aangevers 2, 3 en 4] en zijn administratief medewerkster, vertelde dat er een
miningfarmwas, was dit geenszins het geval. [27]
Hij wilde de precieze locatie gewoon niet vertellen. Hij toonde een verzekeringsdocument van de verzekeraar Aegon. Dit zou de verzekeraar zijn die de miningfarm verzekerde. Hij liet ons dit document zien om ons te overtuigen van het feit dat de farm verzekerd was en dat wij daar dus niet mochten kijken’, zo heeft [aangever 1] op 21 februari 2019 verklaard. [28] Ook in een artikel van de Volkskrant dat op 28 november 2017 verscheen, met de titel: ‘
Een Bitcoin is nu 10.000 dollar waard. [verdachte] ontdekte hoe je Bitcoins zelf kunt maken’, staat beschreven dat de verzekeringsmaatschappij geheimhouding als voorwaarde stelt. [29]
Omdat veel personen vroegen of ze bij de
miningfarmmochten kijken, terwijl er geen
miningfarmwas, heeft verdachte het verhaal verzonnen dat een bezoek aan de
miningfarmvanwege verzekeringstechnische redenen niet mogelijk was. [30] Om dit verhaal geloofwaardig te laten zijn, heeft hij daartoe een vals document opgemaakt en aan de familie [familienaam aangevers 2, 3 en 4] getoond. [31]
Verdachte heeft op deze wijze aan kopers van
minersde stand van zaken zodanig voorgesteld dat [bedrijf 1] en [bedrijf 2] een grote serverruimte hadden ingericht op een geheime locatie, alwaar specialisten die in dienst waren van de bedrijven zich bezig zouden houden met het beheren van de machines, zo heeft [aangever 8] op 20 januari 2018 in zijn aangifte verklaard. [32] Om de leugenachtige mededelingen te bekrachtigen werden onder de namen van [naam 2] en [naam 3] WhatsApp-berichten en e-mails aan de klanten verzonden, maar dit waren pseudoniemen. In werkelijkheid was het verdachte die de berichten en e-mails verstuurde. [33] De overtuigingskracht van verdachte was kennelijk groot, want ook zijn administratief medewerkster [naam 4] geloofde nog bij haar verhoor door de FIOD op 3 april 2019 dat [naam 3] echt bestond. [34] Bovendien leende [naam 4] aan verdachte op 6 april 2018 € 35.000,-- voor ‘
(het) op zo kort mogelijke termijn kunnen realiseren en operabel maken van een datacenter waarin miningcomputers opgesteld staan welke Bitcoins generen’. [35]
De rechtbank stelt op basis van het voorgaande en de eerder gedane vaststellingen vast dat door (verdachte namens) [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] mondeling en schriftelijk bedrieglijke mededelingen zijn gedaan over het investeren in
miners, de hoeveelheid
minersdie op voorraad waren, de opbrengsten van het
minen,de dienstverleningskosten, het bestaan van een
miningfarmdie om verzekeringstechnische redenen geheim moest blijven en het beheer van de
minersdoor specialisten.
Ad. 3 – Het opmaken en afsluiten van koopovereenkomsten voor de levering van miningcomputers TC 16 en de daarbij/daarin verstrekte informatie
Verdachte heeft namens [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] koopovereenkomsten opgemaakt (en laten opmaken) voor de levering van miningcomputers TC 16. [36] Deze koopovereenkomsten werden naar de klanten verzonden. [37] In de koopovereenkomsten stond vermeld dat de
minersin een
miningfarmzouden worden ondergebracht. Daarnaast stond in de koopovereenkomst vermeld dat elke eerste van de maand een uitbetaling zou plaatsvinden, met uitzondering van feestdagen want dan zou dit worden vervroegd. Ook werd bij de koopovereenkomst medegedeeld dat, mocht er iets met [bedrijf 1] gebeuren, de
minersaltijd eigendom van de koper zouden blijven. Dit stond in het servicecontract van [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] over het onderhoud van de
Bitcoinminingcomputersvermeld, waarin ook het serienummer van de gekochte
minerwerd genoemd. [38] De door de kopers te betalen geldbedragen voor de aanschaf van
minerszijn vervolgens overgemaakt op de bankrekening van [bedrijf 2] , met het Nederlandse rekeningnummer [rekeningnummer 1] . In totaal betrof dit een bedrag van € 2.333.015,--. Verdachte ontving daarnaast ook op zijn privérekeningen ( [rekeningnummer 2] en [rekeningnummer 3] ) een bedrag, namelijk € 28.921,15. Ook is een bedrag van € 137.000,-- contant voldaan en zijn aanschafkosten voldaan met de opbrengst van de verkoop van een BMW (€ 18.500,--. Uit onderzoek is gebleken dat [bedrijf 2] en verdachte met de verkoop van
miningcomputersin totaal een geldbedrag van € 2.533.231,68 hebben ontvangen. [39]
De rechtbank stelt op basis van het voorgaande en de eerder gedane vaststellingen vast dat door (verdachte namens) [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] koopovereenkomsten zijn opgemaakt en afgesloten voor de levering van miningcomputers TC 16, dat deze koopovereenkomsten aan de klanten zijn verzonden, dat in deze overeenkomsten bedrieglijke mededelingen zijn gedaan over het eigendom van de
miner(s)en het serienummer van de
miner(s), het onderbrengen daarvan in een
miningfarmen de opbrengst van het
minen. De enige reden die verdachte gezien zijn verklaringen bezien in onderling verband en samenhang hiervoor gehad kan hebben is om bij (potentiële) klanten het vertrouwen te wekken en hen ervan te overtuigen dat zij met een professionele partij in een betrouwbaar product stapten.
Ad. 4 – ‘Rendementsuitkeringen’
Aan meerdere klanten van [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] zijn ‘rendementen’ uitgekeerd. [40] De familie [familienaam aangevers 2, 3 en 4] ging vanwege de uitgekeerde rendementen over tot de aankoop van meer
miners. [41] In totaal is via de bankrekening van [bedrijf 2] en de privérekening van verdachte aan de klanten een geldbedrag van € 225.266,50 aan zogenaamde rendementen uitgekeerd. [42] Daarnaast zijn er ook ‘rendementen’ uitgekeerd in de vorm van Bitcoins. Uit het opsporingsonderzoek volgt dat die uitkeringen naar schatting een waarde van € 614.632,-- vertegenwoordigen. [43]
Ik kocht gewoon die Bitcoins via de zwarte markt, bij Chinezen. Dat is heel makkelijk’, zo heeft verdachte op 8 oktober 2019 verklaard. [44] Het ging echter niet om rendementen die afkomstig waren uit het
minen, zo heeft verdachte op 21 mei 2019 verklaard. ‘
Ik betaalde met de nieuwe klanten de bestaande klanten. Ik kocht dan met het geld van de nieuwe investeerders weer Bitcoins, waarmee ik de bestaande klanten weer kon betalen.’ [45] Verdachte vertelde dat hij aangepaste Antminers S9 verkocht, maar hij heeft daarover verklaard: ‘
Ik heb er zo’n verhaal over gehouden. Ik weet het niet eens meer. Het was één groot lulverhaal met chips en zo. Het was een lulverhaal hoe ik het deed’. [46] Verdachte heeft verder op 20 mei 2019 verklaard: ‘
Nadat ik die hal (…)(de loods aan [adres 2] in Lelystad)
(…) had gehuurd, ging het met de verkoop super goed. De Bitcoin steeg toen ook hard. Ik had toen ook al veel miners verkocht zonder dat ik ze ingekocht had. Het geld stond destijds op de rekening. (…) Ik kreeg destijds veel geld op mijn rekening door de verkoop van de miningcomputers. (…) Ik heb toen de keuze gemaakt om zelf Bitcoins te kopen en die uit te keren aan klanten. De Bitcoin stond toen nog niet zo hoog. Ik heb toen die klanten uitbetaald met de door mijzelf aangeschafte Bitcoins. (…) Ik wilde een goed bedrijf opzetten, maar dat is fout gelopen. Ik wilde gewoon trots zijn, maar het liep mis. En toen het mis liep, verviel ik weer in mijn oude gedrag. (…) Mensen aan het lijntje houden. Ik begon met een klein verhaal en het (…)werd
(…) een groot verhaal. Zo ook het verhaal met China. (…) Daar is helemaal niets van waar. China was toen actueel en daar paste ik mijn verhaal op aan. (…) Dat de Bitcoins vaststonden op een server in China en dat wij daar niet bij konden. Dit was dan de reden dat de rendementsuitkering uitbleef. Deze leugen bood mij ruimte om een oplossing te zoeken. [47] Om zijn leugen te staven, maakte verdachte een e-mailadres aan op naam van [naam 5] en verzond hij e-mails naar klanten om aan te tonen dat het probleem in China lag en dat hij hard werkte aan een oplossing. [48] Verdachte was echter in Barcelona. [49] Op 13 november 2017 wordt het China-verhaal tijdens een informatieavond voor de klanten van [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] aan ongeruste klanten medegedeeld, maar het verhaal berust op onwaarheden. [50]
Op 14 november 2017, een dag na de informatieavond, wordt [verdachte] persoonlijk failliet verklaard. [51] Hoewel op 28 november 2017 in de Volkskrant het eerder genoemde artikel verschijnt met de titel ‘
Een Bitcoin is nu 10.000 dollar waard. [verdachte] ontdekte hoe je Bitcoins zelf kunt maken’, [52] wordt [bedrijf 2] op 7 december 2017 in kort geding veroordeeld. Dit vonnis is op 8 december 2017 aan [medeverdachte] , de echtgenote van verdachte, betekend. [53] Dit heeft verdachte er evenwel niet van weerhouden om samen met [medeverdachte] in het weekend van 10 en 11 december 2017 nieuwe contracten voor klanten op te stellen. ‘
Zij hadden diverse contracten opgesteld en serienummers gebruikt die al waren uitgegeven aan andere klanten. Zij verkochten toen miningcomputers, maar er waren toen helemaal geen miningcomputers meer op voorraad. Maar deze klanten hebben wel voor deze miningcomputers geld overgemaakt. Ik zag op de rekening dat deze binnengekomen geldbedragen contant werdenopgenomen’, aldus de verklaring van [naam 4] . [54]
Op 22 december 2017 worden [bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 2] B.V. (nogmaals) in kort geding veroordeeld. [55]
Vooral ook de laatste mensen die instapten. Ik wist toen al dat het niet meer goed kwam’, zo heeft verdachte op 22 mei 2019 verklaard. [56]
Een van die nieuwe kopers is [getuige] . Hij heeft op 16 januari 2019 bij de FIOD verklaard: ‘
Het initiatief kwam vanuit [verdachte] . Hij belde of appte mij dat hij in Hongkong was. Hij vertelde dat hij net een afspraak had gehad met [bedrijf 3] en daar Antminers had besteld. Ik dacht wow, fijn dat je aan mij denkt. [57] Verdachte zou in Hongkong
Antminersvoor [getuige] bestellen. Aldaar zou verdachte ook contact hebben gehad met [naam 7] , van [bedrijf 3] . [58]
[verdachte] deed zich bij mij voor als een succesvolle zakenman. (…) Als ik vroeg hoe het met de zaken ging, dan gooide hij de sleutel van een dure Mercedes op tafel. Daarnaast liep hij in dure kleding, zoals Louis Vuitton, Gucci en dergelijke. [59] Verdachte wist echter bij voorbaat al dat hij van de € 100.000,-- die [getuige] had betaald, geen enkele
Antminerzou aanschaffen. ‘
Ik deed hem alleen een aanbod die te mooi was om waar te zijn. Met als enige doel het geld van hem te krijgen. Om met dit geld het bedrijf te redden en uitbetalingen aan klanten te kunnen doen. [60]
Het persoonlijk faillissement van verdachte brengt met zich dat de curator de
miningfarmwilde zien, ‘
waarop ik in paniek raakte en bedacht dat ik er computers neer moest gaan zetten’, aldus verdachte. Verdachte kocht daartoe 185 computers met het opschrift HP T5530 Thin-Client en plakte de serienummers van de kopers van
minersop de apparaten. [61]
De zogenaamde inkoop van computers moest aan zijn medewerkers worden verantwoord. Daartoe werden door verdachte valse inkoopfacturen opgemaakt, waarbij hij gebruik maakte van de persoonsgegevens van een persoon met de naam [naam 8] . Verdachte kocht daartoe op ‘het dark web’ een paspoort van ene [naam 8] : ‘
Ik heb er gewoon één gepakt. (…) Gewoon omdat dat gewoon goed aansloot bij het feit dat ik veel in Barcelona was’. [62] Het was echter onmogelijk om met de ingekochte computers te
minen, omdat deze niet over de daartoe vereiste rekenkracht beschikken. [63] Overigens is uit onderzoek ook gebleken dat de computers na levering helemaal niet zijn gebruikt. [64]
De rechtbank stelt op basis van het voorgaande vast dat door (verdachte namens) [bedrijf 1] B.V. en/of [bedrijf 2] B.V. aan meerdere personen betalingen zijn gedaan onder vermelding van ‘rendement’, terwijl het in werkelijkheid niet om rendementen ging die afkomstig waren uit het
minenvan Bitcoins maar om opbrengsten uit de latere inleg door participanten die geloofden dat zij
minershadden gekocht die hen op een later moment ook rendement zouden opleveren.
-
Oplichtingsmiddelen
De rechtbank overweegt, op basis van de bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, dat door (verdachte namens) [bedrijf 1] en [bedrijf 2] mededelingen zijn gedaan aan kopers van
minersen dat deze mededelingen grotendeels betrekking hebben op in de toekomst liggende verwachtingen en te leveren prestaties. Zulke mededelingen zijn niet zonder meer als oplichtingsmiddelen aan te merken, omdat het gaat over verwachtingen van partijen bij het aangaan van een overeenkomst.
In de regel zal bij niet-nakoming van daaruit voortvloeiende (inspannings)verplichtingen sprake kunnen zijn van wanprestatie, maar dat levert nog geen oplichting op. Dat kan echter anders zijn als komt vast te staan dat verdachte bewust van meet af aan niet de bedoeling had om [bedrijf 1] en [bedrijf 2] haar contractuele verplichtingen te laten nakomen en aldus een vertekend beeld van de werkelijkheid heeft gegeven door een samenweefsel van onwaarheden.
De rechtbank is van oordeel dat daar sprake van is, omdat uit de redengevende feiten en omstandigheden volgt dat door (verdachte namens) [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] reeds voor en bij het aangaan van de eerste contractuele verplichtingen met de familie [familienaam aangevers 2, 3 en 4] bewust een vertekend beeld van de werkelijkheid is gegeven door – in strijd met de waarheid – tegenover de kopers van
minersvoor te wenden dat zij een
minermet een specifiek serienummer in eigendom kregen, dat deze
minerin een
miningfarmzou worden geplaatst om aldaar Bitcoins te
minenen dat iedere eerste dag van de maand, met uitzondering van feestdagen, een rendementsuitkering zou plaatsvinden. Immers, [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] had(den) geen
miningfarmmet
minersdie geschikt waren voor het
minenvan Bitcoins en kon(den) aldus ook niet op bonafide wijze rendementen uit dit
minenuitbetalen, terwijl in alle koopovereenkomsten/servicecontracten het tegenovergestelde stond vermeld, zo volgt uit de reeds weergegeven bewijsmiddelen en de nog te bespreken bewijsmiddelen. Dat brengt met zich dat verdachte van meet af aan niet de bedoeling had om genoemde vennootschappen de door hen aangegane contractuele verplichtingen te laten nakomen en dat de door de klanten van de bedrijven ingelegde gelden aantoonbaar niet zijn aangewend om die verplichtingen na te komen teneinde het doel te verwezenlijken waartoe die overeenkomsten strekten, niet alleen volgens hun bewoordingen maar ook gezien de betekenis die de kopers onder de hiervoor gereleveerde omstandigheden in redelijkheid mochten toekennen aan hetgeen verdachte daarover met het oog op het tot stand brengen van die overeenkomsten aan de kopers heeft meegedeeld. Het betoog van de verdediging dat verdachte steeds in de veronderstelling is geweest dat het aanschaffen van
minersgeen probleem zou zijn en hij klaarblijkelijk dus aan de contractuele verplichtingen wilde voldoen, maakt dat niet anders. Uit het dossier kan niet worden afgeleid dat verdachte de kopers hierover op enig moment heeft ingelicht. Het voorgaande leidt de rechtbank tot de slotsom dat het handelen door (verdachte namens) [bedrijf 1] en [bedrijf 2] naar haar uiterlijke verschijningsvorm zo zeer is gericht op een bedrieglijk handelen, dat het niet anders kan zijn dan dat het door verdachte zo bedoeld is. Door (verdachte namens) [bedrijf 1] en [bedrijf 2] is dan ook van meet af aan bewust een onjuiste voorstelling in het leven geroepen om daarvan misbruik te maken. Hierbij is gebruik gemaakt van de oplichtingsmiddelen zoals bedoeld in artikel 326 Sr, zodat sprake is van een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen.
Listige kunstgrepen en een samenweefsel van verdichtsels
Er is sprake geweest van meer dan één misleidende feitelijke handeling die een onjuiste voorstelling van zaken in het leven heeft geroepen. Door verdachte zijn mondeling en schriftelijk bedrieglijke mededelingen gedaan over het investeren in
miners, de hoeveelheid
minersdie op voorraad waren, de opbrengsten van het
minen,de dienstverleningskosten, het bestaan van een
miningfarmdie om verzekeringstechnische redenen geheim moest blijven en het beheer van de
minersdoor specialisten. Ook zijn er koopovereenkomsten voor de levering van miningcomputers TC 16 opgemaakt, afgesloten en aan de kopers verstrekt en zijn in die overeenkomsten bedrieglijke mededelingen gedaan over het eigendom van de
miner(s),het serienummer van de
miner(s), het onderbrengen van deze computers in een
miningfarmen de opbrengst van het
minen. Om die mededelingen te staven, zijn door (verdachte namens) [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] aan meerdere personen ‘rendementsuitkeringen’ gedaan. Door (verdachte namens) [bedrijf 1] en [bedrijf 2] zijn aldus meerdere woorden geuit en meerdere gegevens op schrift weergegeven die bij de klanten een onjuiste voorstelling van zaken in het leven hebben geroepen, waarbij het gaat om meer dan één enkele mededeling. De rechtbank is op basis van het voorgaande dan ook van oordeel dat sprake is van ‘listige kunstgrepen’ en ‘een samenweefsel van verdichtsels’.
Het aannemen van een valse hoedanigheid
Het handelen van (verdachte namens) [bedrijf 1] en [bedrijf 2] heeft er ook toe geleid dat bij klanten een onjuiste voorstelling van zaken in het leven werd geroepen met betrekking tot de hoedanigheid van verdachte die namens de bedrijven handelde.
[bedrijf 1] en [bedrijf 2] zijn door verdachte opgericht als reguliere bedrijven die zich bezighielden met de handel in cryptocurrency of digitale producten en software. Verdachte, enig aandeelhouder en bestuurder van deze bedrijven, presenteerde zich in het rechtsverkeer vervolgens als een ervaren
Bitcoinminer, miningexperten bonafide verkoper van
Bitcoinminingcomputers.Die presentatie was erop gericht om bij de klanten van [bedrijf 1] en [bedrijf 2] een onjuiste voorstelling van zaken in het leven te roepen om daarvan misbruik te maken. De rechtbank is daarom van oordeel dat voorts sprake is van ‘het aannemen van een valse hoedanigheid’.
-
Causaal verband
Gelet op het betoog van de raadsman dat van ieder persoon moet worden vastgesteld of deze door een oplichtingsmiddel is bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank stelt vast dat in totaal 724 fictieve
minerszijn verkocht. [65] Meerdere personen hebben daarna aangifte gedaan van oplichting. [66]
De rechtbank stelt vast dat de inhoud van deze aangiften vergelijkbaar is en dat deze personen volgens de bankgegevens en facturen in de periode van 12 januari 2017 tot en met 13 december 2017
minersvan [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] hebben aangeschaft. De rechtbank stelt daarbij vast dat zij in de tenlastegelegde periode geld aan verdachte en/of [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] hebben afgegeven.
Uit de aan deze vaststelling ten grondslag liggende bewijsmiddelen volgt dat zij allen koopovereenkomsten/servicecontracten zijn aangegaan met [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] , maar dat in die overeenkomsten/contracten, zoals de rechtbank reeds eerder in dit vonnis heeft vastgesteld, aan hen een onjuiste voorstelling van zaken is gegeven om daarvan misbruik te maken. De ontvangen geldbedragen werden door verdachte deels voor privédoeleinden gebruikt. Hij creëerde geen waarde in de betreffende bedrijven en schafte geen echte
minersaan, waardoor de aan de klanten in het vooruitzicht gestelde rendementsuitkeringen feitelijk illusoir werden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de kopers van
minersonder invloed van een onjuiste voorstelling van zaken zijn overgegaan tot de afgifte van een of meer geldbedrag(en), nu het aannemelijk is dat zij de
minersniet zouden hebben aangeschaft als het bedrog niet had plaatsvonden. Of een koper van een
minervoorafgaand aan de aanschaf al dan niet contact met verdachte zelf heeft gehad, doet niets af aan het verband tussen de handelwijze van (verdachte namens) [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] en de door de kopers van
minersgeleden schade. De inhoud van de koopovereenkomsten/servicecontracten op basis waarvan de kopers zijn overgaan tot de afgifte van een of meer geldbedragen, is immers evident bedrieglijk, terwijl gezien de informatie die verdachte in het algemeen en aan individuele geïnteresseerden (via flyers, website en mondeling) mede in antwoord op hun vragen verstrekte en de wijze waarop hij dit deed (onder meer met valse documenten en gefingeerde e-mailcorrespondentie), niet aannemelijk is geworden dat de kopers de door verdachte gegeven onjuiste voorstelling van zaken hadden moeten doorzien of onderkennen. Daarmee is het causale verband gegeven tussen de door [bedrijf 1] en [bedrijf 2] ingezette oplichtingsmiddelen en de afgifte van de geldbedragen ten aanzien van alle kopers die een of meer geldbedragen hebben afgegeven.
Hoewel uit de genoemde bankgegevens en facturen volgt dat [naam 9] de geldbedragen voor de aanschaf van
minersop 29 november 2017, 14 december 2017, 15 december 2017 en 27 december 2017 heeft voldaan en die betalingen de facto deels buiten de ten laste gelegde periode vallen, laat dit onverlet dat hij in de ten laste gelegde periode is bewogen tot de afgifte van die geldbedragen nu de eerste betaling door hem in de ten laste gelegde periode is gedaan en hij aldus toen reeds door de oplichtingsmiddelen is bewogen tot de afgifte van een of meer andere geldbedragen. [67]
-
Oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling
Op grond van wat de rechtbank al eerder heeft vastgesteld is de rechtbank van oordeel dat bij [bedrijf 1] en [bedrijf 2] sprake is geweest van een vooropgezet plan om kopers van
minersop te lichten. Naar hun uiterlijke verschijningsvorm zijn de gedragingen van [bedrijf 1] en [bedrijf 2] sinds hun oprichting erop gericht geweest om zichzelf (en daarmee indirect verdachte) – onrechtmatig – financieel te bevoordelen. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Verdachte had vóór de oprichting van [bedrijf 1] en [bedrijf 2] nauwelijks of geen vermogen en geen inkomen. Evenmin was het vermogen of inkomen van zijn echtgenote zodanig dat zij zich een luxueuze levensstijl zouden kunnen veroorloven. [68]
[bedrijf 1] en [bedrijf 2] moesten daar klaarblijkelijk verandering in brengen. De FIOD komt op basis van het door haar verrichte onderzoek tot de conclusie dat verdachte via de bankrekening van [bedrijf 2] naar schatting in totaal een bedrag van € 1.296.377 privé heeft aangewend. Dit geld werd onder meer uitgegeven aan casinobezoeken, een trouwerij op Mallorca, auto’s en motoren, sponsoring van de motorsport en luxegoederen. [69] Bovendien is tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte op
21 november 2018 beslag gelegd op een aanzienlijke hoeveelheid kostbare handtassen en schoenen. [70] De voorwerpen die van [medeverdachte] waren, vertegenwoordigen een getaxeerde waarde van € 23.236,--. [71] [medeverdachte] heeft bij de FIOD verklaard dat deze goederen zijn aangeschaft met geld van verdachte. [72]
In aanmerking nemend wat de rechtbank reeds eerder heeft vastgesteld, dat door (verdachte namens) [bedrijf 1] en [bedrijf 2] in de ten laste gelegde periode op verschillende manieren, zowel mondeling als schriftelijk, meerdere leugenachtige mededelingen aan ieder van de kopers van
minerszijn gedaan en waarbij overigens ook door verdachte is ingespeeld op hun gevoelens, is de rechtbank dan ook van oordeel dat [bedrijf 1] en [bedrijf 2] jegens alle klanten het oogmerk hadden om zichzelf en anderen (in ieder geval verdachte) wederrechtelijk te bevoordelen. Het gaat immers niet om verwaarloosbare bedragen die op de rekening van [bedrijf 2] zijn ontvangen en vervolgens door verdachte privé zijn aangewend, maar om zeer forse bedragen waarover verdachte slechts door frauduleuze handelingen de beschikking kon krijgen. Voor zover de verdediging heeft betoogd dat verdachte niet de wetenschap had dat het met de
miningfarmniet zou goedkomen, overweegt de rechtbank dat de door de kopers ingelegde gelden niet in de vennootschappen zijn geïnvesteerd maar voor een groot deel door verdachte aan privédoeleinden zijn uitgegeven. Er is nimmer een miner aangeschaft, er was geen miningfarm, er zijn nimmer Bitcoins
gemineden slechts door inleggelden van nieuwe beleggers konden ‘rendementsuitkeringen’ worden gedaan, al dan niet na eerst elders Bitcoins te hebben gekocht en/of verhandeld
.Hierdoor heeft verdachte willens en wetens de situatie in het leven geroepen dat op enig moment de toegezegde rendementen niet meer konden worden uitbetaald en de bedrijven zouden instorten, zoals dat uiteindelijk het lot is van elke Ponzifraude.
-
Toerekening aan rechtspersonen & medeplegen
Op grond van artikel 51 Sr kunnen strafbare feiten worden begaan door een rechtspersoon. Hiertoe is van belang of de verboden gedraging in redelijkheid aan de rechtspersoon kan worden toegerekend. Naar het oordeel van de rechtbank is de oplichting telkens de rechtspersonen dienstig geweest en paste deze in de normale bedrijfsvoering van zowel [bedrijf 1] als [bedrijf 2] nu het hun
core businesswas om miners en bijbehorende onderhoudscontracten te verkopen (die in werkelijkheid niet geleverd werden). Andere bedrijfsactiviteiten hadden zij niet.
-
Feitelijk leidinggeven door verdachte
Op grond van artikel 51 lid 2 onder 3° Sr kan, indien een strafbaar feit wordt begaan door een rechtspersoon, tegen hen die feitelijk leiding hebben gegeven aan die verboden gedraging een straf of maatregel worden opgelegd. De rechtbank heeft hiervoor reeds geoordeeld dat [bedrijf 1] en [bedrijf 2] zich samen schuldig hebben gemaakt aan oplichting van kopers van
miners. De vraag die vervolgens aan de orde komt is of kan worden bewezen dat verdachte aan die gedraging feitelijk leiding heeft gegeven.
Voor de beoordeling van deze vraag neemt de rechtbank de in dit verband door de Hoge Raad geformuleerde criteria als uitgangspunt. [73] Omdat verdachte [bedrijf 1] en [bedrijf 2] heeft opgericht, als enig bestuurder en aandeelhouder namens de vennootschappen handelde, het initiatief heeft genomen tot de gedragingen waarmee een gefingeerde werkelijkheid werd gepresenteerd en deze gedragingen ook (namens de bedrijven) heeft verricht, merkt de rechtbank hem als feitelijk leidinggevende aan. De rechtbank acht het onder feit 1 ten laste gelegde dus wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde
Bewijs
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder feit 2 ten laste gelegde op grond van de hierna genoemde bewijsmiddelen.
Een geldbedrag van in totaal € 2.533.231,68
De rechtbank stelt onder verwijzing naar de hiervoor ten aanzien van de onder feit 1 genoemde bewijsmiddelen vast dat verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de door [bedrijf 1] en [bedrijf 2] gepleegde oplichting. Omdat enkel verdachte de feitelijke beschikkingsmacht had over de door deze bedrijven ontvangen geldbedragen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte in de periode van 12 januari 2017 tot en met 21 november 2018 in Nederland een geldbedrag van in totaal € 2.533.231,68 heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl dit onmiddellijk uit
enig eigen misdrijfafkomstig was. Het geldbedrag betreft immers de totale opbrengst van de onder feit 1 bewezen verklaarde ponzifraude. [74] Omdat de rechtbank niet ten aanzien van het gehele geldbedrag kan vaststellen dat sprake is geweest van verhullingshandelingen, acht de rechtbank ten aanzien van het totaalgeldbedrag van € 2.533.231,68 in ieder geval eenvoudig witwassen zoals bedoeld in artikel 420bis.1 Sr wettig en overtuigend bewezen, tenzij hierna anders wordt geoordeeld.
Een geldbedrag van in totaal € 1.296,377,-- en de uitgekeerde ‘rendementen’
Van het geldbedrag van € 2.533.231,68 heeft verdachte, zo volgt uit de aan de bewezenverklaring van feit 1 ten grondslag liggende bewijsmiddelen, een totaalbedrag van
€ 1.296,377,-- privé aangewend. Uit het door de FIOD verrichte onderzoek [75] volgt dat verdachte dit op de volgende wijze heeft gedaan:
  • € 167.800,-- via de zakelijke rekening van [bedrijf 2] voor casinobezoeken in België;
  • € 541.704,-- via de zakelijke rekening van [bedrijf 2] voor de aanschaf van Bitcoins terwijl dit bedrag niet aan de klanten van [bedrijf 1] en [bedrijf 2] als ‘rendement’ is uitgekeerd,
  • € 25.159,66 via de ING Businesscard van [bedrijf 2] voor privédoeleinden als een trouwerij op Mallorca, autohuur en contante opnamen;
  • € 104.209,-- via de zakelijke rekening van [bedrijf 2] voor contante opnamen;
  • € 313.347,18 via de zakelijke rekening van [bedrijf 2] voor uitgaven aan auto’s en motoren;
  • € 13.521,-- via de zakelijke rekening van [bedrijf 2] voor sponsoring van de motorsport,
  • € 130.555,-- via de zakelijke rekening van [bedrijf 2] naar de privérekening van verdachte.
De rechtbank overweegt dat verdachte de genoemde bedragen slechts voor privédoeleinden heeft kunnen gebruiken door deze van de zakelijke rekening van [bedrijf 2] aan zichzelf over te dragen, waarna verdachte de geldbedragen heeft omgezet en daar ook gebruik van heeft gemaakt. Volgens de bij de Belastingdienst bekende gegevens had verdachte in 2017 een bruto jaarinkomen van € 52.165,-- en bedroeg dit jaarinkomen in 2018 € 9.784,--. [76] Het is de rechtbank niet gebleken dat verdachte op enige wijze aan de Belastingdienst te kennen heeft gegeven dat hij de hiervoor weergegeven geldbedragen in privé heeft verworven en voorhanden heeft gehad. Verdachte wist dat het verkregen geld uit [bedrijf 2] van misdrijf afkomstig was. Door deze geldbedragen niet bij zijn belastingaangifte op te geven heeft hij deze geldbedragen in ieder geval aan het zicht van de fiscus onttrokken. Hierin ligt besloten dat de gedragingen van verdachte er op gericht zijn geweest om de criminele herkomst van het totaalgeldbedrag van € 1.296.377,-- (met inbegrip van een aanzienlijke hoeveelheid Bitcoins) daadwerkelijk te verbergen en te verhullen. Dit geldt ook voor het totaalbedrag dat door verdachte namens [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] als ‘rendementen’ is uitgekeerd. Uit de aan de bewezenverklaring van feit 1 genoemde bewijsmiddelen volgt dat dit naar schatting een bedrag betreft van
€ 614.632,--. Voor het kunnen uitkeren van die ‘rendementen’ zijn de van de kopers van de
minersontvangen geldbedragen, al dan niet door deze om te zetten naar Bitcoins, overgedragen naar andere kopers. Hierbij is sprake geweest van verhullingshandelingen, nu geen sprake was van daadwerkelijke rendementen uit het
minenvan Bitcoins maar slechts onder een valse benaming overdrachten zijn gedaan waarmee aan de kopers van
minersde criminele herkomst van de uitgekeerde rendementen is verhuld. De rechtbank acht in zoverre witwassen zoals bedoeld in artikel 420bis Sr ten aanzien van een geldbedrag € 1.296.377,-- en een geldbedrag van € 614.632,-- wettig en overtuigend bewezen.
Een gewoonte maken van het plegen van witwassen
De rechtbank is van oordeel dat verdachte van dit witwassen een gewoonte heeft gemaakt. Deze conclusie wordt gerechtvaardigd door het feit dat in de ten laste gelegde periode zeer veel transacties zijn verricht, wat maakt dat sprake is geweest van frequente witwashandelingen.
Individuele pleger
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting op 15 februari 2023 geen wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om vast te kunnen stellen verdachte het witwassen ‘tezamen en in vereniging met een of meer ander(en)’ heeft gepleegd. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het ten laste gelegde medeplegen. Daarbij heeft de rechtbank er acht op geslagen dat [medeverdachte] bij vonnis van 20 maart 2023 is veroordeeld ter zake van schuldwitwassen.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1:
[bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 2] B.V. in de periode van 12 januari 2017 tot en met 13 december 2017 in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen,telkens met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen,
telkens door het aannemen van een valse hoedanigheid, door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
een groot aantal personen, onder wie [aangever 1] , [aangever 2] , [aangever 3] , [aangever 4] , [aangever 5] , [aangever 6] , [aangever 7] , [aangever 8] , [aangever 9] , [aangever 10] , [aangever 11] , [aangever 12] , [aangever 13] en
[aangever 14] ,hebben bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedrag(en), te weten:- € 247.797,48 van [aangever 1] , [aangever 2] , [aangever 3] en
[aangever 4] ,- € 52.943,56 van [aangever 5] ,- € 27.180,61 van [aangever 6] ,- € 14.728,12 van [aangever 7] ,- € 66.466,65 van [aangever 8] ,- € 13.207,50 van [aangever 9] ,- € 12.310,-- van [aangever 10] en [aangever 11] ,- € 70.198,-- van [aangever 12] ,
- € 30.774,99 euro van [aangever 13] , en,- € 6.166,55 euro van [aangever 14] ,immers hebben [bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 2] B.V zich telkens met vorenomschreven oogmerk valselijk, listiglijk, bedrieglijk en in strijd met de waarheid:- voorgedaan als ervaren Bitcoinminer, miningexpert en bonafide verkoper van Bitcoinminingcomputers,- op de website [website] informatie gepubliceerd over de voordelen van investeren in Bitcoinmining-machines, dat ‘het voordeliger is om in een Bitcoinmining-machine te investeren dan in zonnepanelen’ en/of vermeld dat de aansluiting van de Bitcoinminingcomputer en de stroom zou worden geregeld,- een flyer met informatie verspreid en overhandigd aan personen, met de koptekst ‘Bitcoin Mining Machine: voordeliger investeren dan in zonnepanelen’,- verteld dat Bitcoinminingcomputers op voorraad waren,- verteld dat de daadwerkelijke maandelijkse netto opbrengsten nog veel hoger zijn en dat de opbrengsten op de webpagina en flyer de minimale opbrengsten zijn die [bedrijf 1] B.V. aan haar klanten zonder meer kan garanderen,- verteld dat de opbrengst 0,3 tot 0,4 Bitcoin per miningcomputer was,- verteld dat als de miningcomputers aan elkaar werden gekoppeld de opbrengst hoger werd,- verteld dat er door [bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 2] B.V. een grote serverruimte was ingericht op een geheime locatie,- koopovereenkomsten opgemaakt en afgesloten voor de levering van miningcomputers
TC 16,- verteld en/of in koopovereenkomst(en) vermeld dat de computers altijd eigendom blijven van de koper,- in de koopovereenkomst(en) vermeld dat de aangeschafte miningcomputer(s) in een Bitcoinminingfarm ondergebracht zou(den) worden,- in de koopovereenkomst(en) vermeld dat elke eerste van de maand uitbetaling zal plaatsvinden,- koopovereenkomst(en) betreffende bitcoinminingcomputer(s) te verzenden/mailen aan klanten,- een servicecontract over onderhoud van een of meer bitcoinminingcomputer(s) af te sluiten,- verteld dat krachtstroom werd gebruikt en/of de dienstverleningskosten laag waren door het gebruik van krachtstroom,- verteld dat de gekochte bitcoinminingcomputer(s) was/waren voorzien van een serienummer, en- rendementsuitbetalingen aan een of meer personen gedaan,waardoor bovengenoemde personen telkens werden bewogen tot bovenomschreven afgifte(n),zulks terwijl hij, verdachte, telkens feitelijke leiding heeft gegeven aan boven omschreven verboden gedragingen;
feit 2:
hij in de periode van 12 januari 2017 tot en met 21 november 2018 in Nederland,voorwerpen, te weten een of meer geldbedrag(en) van het totaalbedrag van € 2.533.231,68, heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of van voornoemde voorwerpen gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, en zijn mededaders telkens wisten dat die voorwerpen – onmiddellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf en hij, verdachte, en zijn mededader van het plegen van witwassen een gewoonte hebben gemaakt.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde
Het kwalificatie-uitsluitingsgrond-verweer
Uit de door de raadsman overgelegde en ter terechtzitting van 15 februari 2023 voorgehouden pleitnota volgt dat hij, voor het geval de rechtbank van oordeel is dat sprake is van witwassen, heeft bepleit dat de kwalificatie-uitsluitingsgrond moet worden toegepast, omdat het geldbedrag van in totaal € 2.533.231,68 afkomstig is uit een door verdachte gepleegd misdrijf.
De rechtbank stelt bij de beoordeling van dit verweer voorop dat volgens vaste rechtspraak artikel 420bis.1 Sr de bestaande witwasbepalingen in die zin aanvult dat het verwerven of voorhanden hebben van een voorwerp dat onmiddellijk afkomstig is uit een door de verdachte zelf begaan misdrijf, ook kan worden bestraft als vorm van witwassen, zonder de vaststelling van gedragingen van de verdachte die (kennelijk) gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het voorwerp. Alsdan moet het bewezen verklaarde verwerven of voorhanden hebben van een voorwerp dat onmiddellijk afkomstig is uit een door de verdachte zelf begaan misdrijf, worden gekwalificeerd als eenvoudig witwassen, als bedoeld in artikel 420bis.1 Sr. Is er, bij dezelfde bewezenverklaring, naar het oordeel van de rechtbank tevens sprake van een gedraging die meer omvat dan het enkele verwerven of voorhanden hebben en die een op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat onmiddellijk door eigen misdrijf verkregen voorwerp gericht karakter heeft, dan dient het bewezen verklaarde ter zake van die gedraging daarnaast te worden gekwalificeerd als – gewoonte – witwassen zoals bedoeld in artikel 420bis of 420quater Sr. [77]
De rechtbank verwerpt – in het licht bezien van deze jurisprudentie en wat zij eerder in dit vonnis heeft geoordeeld – het verweer van de raadsman.
Ten aanzien van het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde
Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 47, 326, 420bis, 420bis.1 en 420ter Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1:
het misdrijf:
feitelijk leidinggeven aan(
medeplegen van) oplichting, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
feit 2:
het misdrijf:
eenvoudig witwassen,
meermalen gepleegd,
en
het misdrijf:
een gewoonte maken van witwassen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van veertig maanden met aftrek van het voorarrest.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat, indien verdachte wordt veroordeeld, rekening moet worden gehouden met de forse overschrijding van de redelijke termijn, artikel 63 Sr, de persoonlijke omstandigheden van verdachte en zijn proceshouding en de jurisprudentie waaruit volgt dat in vergelijkbare zaken lagere straffen door rechters worden opgelegd dan de door de officier van justitie geëiste straf.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en de ernst van de stafbare feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een zogenoemde ponzifraude. Hoewel van een investeerder in
minersde hoogst mogelijke voorzichtigheid mag worden verlangd en mag worden verwacht dat deze weet dat het investeren in
minersrisico’s met zich brengt, heeft verdachte enkel en alleen uit eigen financieel gewin op een gewiekste en bedrieglijke wijze grof misbruik gemaakt van het vertrouwen dat het publiek heeft in het maatschappelijk en economisch verkeer. De personen die bij [bedrijf 1] en [bedrijf 2] door middel van een koopovereenkomst en een servicecontract
minersbeoogden aan te schaffen, werd op geraffineerde wijze gepresenteerd dat zij daarmee een
minermet een specifiek serienummer in eigendom kregen, dat deze
minerin een
miningfarmzou worden geplaatst om aldaar Bitcoins te
minenen dat iedere eerste dag van de maand, met uitzondering van feestdagen, een rendementsuitkering zou plaatsvinden. Er bleek echter geen
miningfarmte zijn met
minersdie geschikt waren voor het
minenvan Bitcoins. Voor de klanten werd verborgen gehouden dat geen rendementen konden worden uitgekeerd, nu die uitbetalingen slechts geschiedden met de inleggelden van nieuwe klanten. [bedrijf 1] en [bedrijf 2] lichtten hun klanten op door middel van listige kunstgrepen, een samenweefsel van verdichtsels en het aannemen van een valse naam, en wel op zodanige wijze dat de klanten het bedrog niet behoefden te onderkennen of te doorzien. Verdachte gaf daar feitelijk leiding aan. Overigens deinsde verdachte er ook niet voor terug om ook nog andere criminele handelingen te verrichten als valsheid in geschrift, faillissementsfraude en identiteitsfraude om zijn bedrieglijke handelwijze betrouwbaar te laten lijken en dat beeld in stand te houden. Door aldus te handelen is door verdachte financiële schade berokkend aan een groot aantal personen. Verdachte heeft middels zijn bedrijven in totaal een geldbedrag van € 2.533.231,68 verworven en voorhanden gehad. Hij heeft zichzelf en zijn partner van een ongekend luxueuze levensstijl voorzien. De rechtbank rekent verdachte deze feiten zwaar aan.
De persoon van verdachte
Uit het strafblad van verdachte van 3 februari 2022 volgt dat hij in het verleden meermalen voor vermogensdelicten met politie en/of justitie in aanraking is geweest. Daarnaast blijkt uit het strafblad van veroordelingen op een datum die liggen na de pleegperiode van de onderhavige bewezen feiten, zodat toepassing moet worden gegeven aan artikel 63 Sr. Deze veroordelingen hebben verdachte er evenwel niet van weerhouden om opnieuw ten koste van andere personen strafbare feiten te plegen. Het plegen van fraude lijkt zelfs het enige verdienmodel te zijn dat verdachte kent.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op wat de raadsman van verdachte ter terechtzitting heeft toegelicht. Verdachte heeft samen met zijn partner twee (minderjarige) kinderen. Zijn partner werkt parttime als chemisch analist in een ziekenhuis. Op dit moment bevindt verdachte zich in detentie vanwege een eerder aan hem opgelegde straf. Hij kampt met een contactallergie ten aanzien van plastic waardoor hij naar zijn eigen zeggen niet in staat was om op de terechtzitting op 15 februari 2023 te verschijnen.
De strafoplegging
De straf
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmodaliteit en de strafmaat rekening met straffen die in vergelijkbare gevallen door rechters zijn opgelegd. Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) in het geval van ‘fraude’, waarbij het bedrag dat met de fraude gemoeid is in grote mate bepalend is voor de hoogte van de straf. Voor een benadelingsbedrag van € 1.000.000,-- en hoger hanteert het LOVS als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vierentwintig maanden tot de maximale gevangenisstraf van acht jaren. Dit oriëntatiepunt ziet echter op een verdachte die zich niet eerder schuldig heeft gemaakt aan een dergelijk feit, terwijl verdachte kenmerken vertoond van een beroepscrimineel. De rechtbank houdt rekening met het bepaalde in de artikelen 57 en 63 Sr, maar voor de rechtbank wegen de hiervoor besproken ernst van de strafbare feiten en de omstandigheid dat verdachte vóór het plegen van deze feiten net een forse veroordeling achter de rug had desondanks strafverzwarend. Het is de rechtbank ook geenszins gebleken dat verdachte oprecht berouw heeft van zijn handelen. Hoewel de raadsman dit ter terechtzitting wel heeft medegedeeld, heeft verdachte geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden. De rechtbank is van oordeel dat niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank ziet geen aanleiding om een gedeelte van die gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen.
De redelijke termijn
De rechtbank is van oordeel dat er in stafmatigende zin rekening mee moet worden gehouden dat de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 EVRM is overschreden. De doorzoeking van de woning van verdachte heeft op 21 november 2018 plaatsgevonden. Op dat moment is de termijn aangevangen waarbinnen verdachte diende te worden berecht. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat redelijkerwijs de behandeling ter terechtzitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de verdachte weet heeft dat tegen hem een strafrechtelijk onderzoek loopt, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Van bijzondere omstandigheden die een overschrijding van de redelijke termijn rechtvaardigen, is niet gebleken. Op 20 maart 2023 wordt vonnis gewezen, wat een overschrijding van de redelijke termijn met twee jaren en vier maanden betekent. De rechtbank zal deze overschrijding verdisconteren in de strafmaat.
In beginsel acht de rechtbank een gevangenisstraf van achtenveertig maanden passend en geboden. Rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn en alle omstandigheden afwegende, zal de rechtbank verdachte veroordelen tot de door de officier van justitie gevorderde onvoorwaardelijke gevangenisstraf van veertig maanden. De rechtbank acht deze straf, gelet op het hiervoor overwogene, passend en geboden.
De tenuitvoerlegging
De tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidsstelling wordt verleend zoals bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.De vordering tot gevangenneming

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de gevangenneming van verdachte gevorderd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat een bevel tot gevangenneming in strijd is met het ‘nemo debet bis vexari’-beginsel, omdat dan sprake is van een herhaalde toepassing van dwangmiddelen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank ziet in deze strafzaak geen aanleiding om de gevangenneming van verdachte te bevelen, omdat op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting niet is gebleken van een gewichtige reden van maatschappelijke veiligheid die – althans op dit moment – de onverwijlde vrijheidsbeneming van verdachte vordert zoals bedoeld in artikel 67a, lid 1 onder a, Sv. De rechtbank zal de vordering tot gevangenneming afwijzen. Het verweer van de raadsman behoeft geen behandeling.

9.De schade van benadeelden

9.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
48 benadeelde partijen
In deze strafzaak hebben zich 48 personen als benadeelde partij in het strafproces gevoegd. Een groot aantal van deze personen heeft ter terechtzitting van 15 februari 2023 een toelichting op de vordering gegeven. De benadeelde partijen vorderen verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen, te vermeerderen met de daartoe geldende wettelijke rente. De betreffende benadeelde partijen en de door hen gevorderde totaalbedragen staan allen in de hierna bij het standpunt van de officier van justitie weergegeven tabel benoemd.
Een ontbrekende handtekening van een meerderjarig natuurlijk persoon
Een van de benadeelde partijen betreft [benadeelde 1] . De raadsman heeft bepleit dat de vordering van deze benadeelde partij niet is ondertekend en dat deze aldus niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De rechtbank is echter van oordeel dat [benadeelde 1] zich rechtsgeldig als benadeelde partij in het strafproces heeft gevoegd. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Uit artikel 51g lid 1 Sv volgt dat een slachtoffer zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces kan voegen aan de hand van een daartoe vastgesteld formulier dat door de officier van justitie aan hem/haar wordt verstrekt.
De rechtbank stelt op basis van het procesdossier en de daarbij behorende documenten vast dat [benadeelde 1] kennelijk zo’n formulier van de officier van justitie heeft ontvangen, nu het dossier een voegingsformulier bevat waarop de naam [benadeelde 1] staat vermeld. De inleidende tekst van dit formulier luidt als volgt:

Verzoek in vijf stappen
Lees eerst de toelichting vanaf bladzijde 7 goed door.
Vul daarna dit formulier en het formulier “Gegevens slachtoffer-verzoeker” naar waarheid in.
Voeg een kopie van de bewijsstukken bij.
Maak voor uw administratie een kopie van de ingevulde formulieren.
Verzend de formulieren en de kopieën van de bewijsstukken in de bijgevoegde envelop aan het Openbaar Ministerie.
De rechtbank stelt vast dat uit het formulier met de naam [benadeelde 1] volgt dat de daarin vermelde gegevens overeenkomen met de in de aangifte van [benadeelde 1] vermelde gegevens, dat [benadeelde 1] een natuurlijk persoon betreft en dat hij meerderjarig is. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat aan het formulier bewijsstukken ter onderbouwing van de vordering zijn gevoegd, evenals een door ondertekend wensenformulier dat op 13 januari 2020 door het Openbaar Ministerie is ontvangen en waarin is aangekruist dat het slachtoffer informatie wil krijgen over de strafzaak en schadevergoeding wil, zoals de officier van justitie ook heeft betoogd.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van het voorgaande de wens van [benadeelde 1] om zich als benadeelde partij in het strafproces te voegen, voldoende is komen vast te staan. Omdat in het voegingsformulier onder het kopje ‘Ondertekening’
nietis vermeld dat een door een meerderjarig slachtoffer zelfstandig ingediende vordering met een handtekening
moetworden ondertekend om deze ontvankelijk te kunnen laten zijn, maar dit formulier slechts ruimte laat voor het plaatsen van een handtekening, en evenmin uit de wet(sgeschiedenis) of de jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat een ondertekening van het formulier in dit geval een vereiste is, is de rechtbank van oordeel dat een niet-ondertekend voegingsformulier onder de hiervoor geduide omstandigheden in dit geval niet met zich brengt dat de vordering om die reden niet-ontvankelijk is. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
9.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft – overeenkomstig een overgelegd requisitoir – betoogd dat de vorderingen van de benadeelde partijen in deze strafzaak ontvankelijk zijn, nu kan worden vastgesteld dat tussen het onder feit 1 bewezen verklaarde handelen van verdachte en de door de benadeelde partijen geleden schade voor wat betreft de aanschafwaarde van de
minersvoldoende verband bestaat om te kunnen aannemen dat de benadeelde partijen door dit handelen rechtstreeks schade hebben geleden.
Ten aanzien van de vorderingen die door [benadeelde 2] , [benadeelde 3] , [benadeelde 4] en [benadeelde 5] namens de onderneming(en) zijn ingediend, dient de BTW volgens de officier van justitie in mindering te worden gebracht op de vordering.
Voor wat betreft de vordering die door [benadeelde 2] is ingediend heeft de officier van justitie in het bijzonder betoogd dat de gevorderde schadepost die verband houdt met het overhandigen van uit China geïmporteerde computer(onderdelen) aan verdachte niet-ontvankelijk moet worden verklaard, nu niet kan worden vastgesteld dat ten aanzien van deze schadepost sprake is van rechtstreekse schade door het ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van de vordering van [benadeelde 6] heeft de officier van justitie in het bijzonder betoogd dat ook de reiskosten naar het politiebureau ten behoeve van de aangifte van
13 januari 2018 als rechtstreekse schade kunnen worden aangemerkt.
Voor zover een benadeelde partij ‘een rendementsuitkering’ heeft ontvangen, dient deze uitkering volgens de officier van justitie
nietin mindering te worden gebracht op het gevorderde schadebedrag. De rendementsuitkeringen strekkers immers niet tot vergoeding van schade, maar zien enkel op de nakoming van een contractuele verplichting. Indien een benadeelde partij in haar vordering reeds een rendementsuitkering in mindering heeft gebracht en deze aldus een lager schadebedrag heeft gevorderd dan de aanschafwaarde van de
miner(s), dan dient als uitgangspunt te gelden dat moet worden uitgegaan van het door de benadeelde partij in de vordering gevorderde bedrag.
Voor zover de gevorderde schade ziet op gederfde winst, is de officier van justitie van mening dat een beoordeling van deze schadepost een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partijen dienen in zoverre in hun vorderingen niet-ontvankelijk te worden verklaard. Dit geldt ook voor de gevorderde schade vanwege verbeurde dwangsommen en advocaatkosten die zien op eerder gevoerde civiele procedures of anders gevorderde schade, nu deze kosten buiten het bestek van de strafzaak vallen, althans een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren.
In totaal kan volgens de officier van justitie aldus een bedrag van € 1.699.414,62 worden toegewezen. De wettelijke rente moet volgens de officier van justitie worden toegewezen vanaf de aankoopdatum van de
miner(s), dan wel de datum van de laatste betaling die ziet op de aanschaf van de
miner(s). De officier van justitie acht de vorderingen van de benadeelde partijen dan ook toewijsbaar tot de bedragen zoals zij in de onderstaande tabel zijn vermeld, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum zoals eveneens in deze tabel staan vermeld.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Gelet op de omvang van de gevorderde schade, kan, indien verdachte niet volledig betaald, de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden worden aangevuld met in totaal maximaal een jaar gijzeling. De officier van justitie heeft om die reden ten aanzien van de oplegging van de schadevergoedingsmaatregelen een verdeelsleutel voorgesteld, zoals in de hierna weergegeven tabel nader is gespecifieerd.
Benadeelde partij
Toewijsbaar:
Wettelijke rente per:
Aantal dagen gijzeling:
1
[aangever 11]
€ 6.155,--
18 september 2017
2
2
[aangever 6]
€ 27.180,61
17 augustus 2017
5
3
[benadeelde 7]
€ 53.100,--
18 oktober 2017
11
4
[benadeelde 1]
€ 11.950,--
26 september 2017
2
5
[benadeelde 8]
€ 110.151,--
4 oktober 2017
23
6
[benadeelde 9]
€ 6.100,--
30 november 2017
1
7
[benadeelde 10]
€ 23.400,--
13 oktober 2017
5
8
[benadeelde 2] ,
namens de eenmanszaak [bedrijf 4]
€ 32.999,64
24 augustus 2017
7
9
[aangever 7]
€ 14.728,12
5 juni 2017
3
10
[aangever 1]
€ 147.111,40
16 mei 2017
31
11
[benadeelde 11]
€ 6.220,--
30 november 2017
2
12
[benadeelde 12] ,
namens [bedrijf 5]
€ 50.913,--
28 november 2017
10
13
[benadeelde 13]
€ 22.443,01
9 september 2017
5
14
[benadeelde 14]
€ 13.395,22
10 september 2017
3
15
[benadeelde 15]
€ 14.265,--
21 september 2017
3
16
[aangever 10]
€ 6.155,--
18 september 2017
2
17
[benadeelde 3] ,
namens [bedrijf 6] B.V.
€ 10.192,64
28 november 2017
3
18
[benadeelde 16]
€ 6.155,--
27 november 2017
2
19
[benadeelde 17]
€ 8.930,--
17 augustus 2017
2
20
[aangever 2]
€ 67.230,--
28 maart 2017
13
21
[aangever 3]
€ 14.038,84
4 mei 2017
3
22
[aangever 4]
€ 19.417,24
4 mei 2017
4
23
[benadeelde 18]
€ 17.390,44
9 augustus 2017
4
24
[aangever 9]
€ 13.207,50
13 september 2017
3
25
[naam 9]
€ 140.653,26
27 december 2017
32
26
[getuige] ,
namens [bedrijf 7] B.V.
€ 199.091,--
1 januari 2018
42
27
[benadeelde 6]
€ 4.808,56
13 januari 2018
1
28
[benadeelde 19]
€ 29.195,25
6 september 2017
6
29
[benadeelde 20]
€ 9.510,--
4 september 2017
2
30
[benadeelde 21]
€ 9.040,--
5 september 2017
2
31
[benadeelde 22]
€ 4.755,--
13 september 2017
1
32
[aangever 13]
€ 30.774,99
15 december 2017
6
33
[benadeelde 23]
€ 17.860,--
17 augustus 2017
4
34
[benadeelde 4] , namens de eenmanszaak [bedrijf 8]
€ 8.437,03
8 september 2017
2
35
[benadeelde 24]
€ 61.217,61
22 augustus 2017
12
36
[benadeelde 5] ,
namens de eenmanszaak [bedrijf 9] en de eenmanszaak [bedrijf 10]
€ 147.530,35
29 september 2017
31
37
[benadeelde 25]
€ 3.682,03
31 mei 2017
1
38
[aangever 8]
€ 66.466,65
4 september 2017
13
39
[aangever 14]
€ 6.166,55
13 december 2017
2
40
[benadeelde 26]
€ 30.097,03
4 september 2017
6
41
[benadeelde 27] ,
namens [bedrijf 11] B.V.
€ 12.310,--
6 december 2017
3
42
[benadeelde 28]
€ 10.110,--
26 september 2017
2
43
[benadeelde 29]
€ 19.020,--
4 september 2017
4
44
[benadeelde 30]
€ 12.200,--
13 september 2017
3
45
[benadeelde 31]
€ 6.155,--
7 december 2017
2
46
[aangever 5]
€ 52.943,56
25 november 2017
10
47
[benadeelde 32]
€ 33.285,--
5 september 2017
7
48
[aangever 12]
€ 70.200,--
6 december 2017
14
9.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit dat de benadeelde partijen allen in de vordering niet-ontvankelijk moeten worden verklaard wegens de door hem bepleite vrijspraken. Subsidiair heeft de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd voor zover de gevorderde schade ziet op de aanschaf van de
miner(s). Met de officier van justitie is de verdediging van mening dat voor zover de vorderingen op gederfde winst zien, dit deel van de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard nu een beoordeling van deze schadepost een onevenredige belasting van het strafproces oplevert. Ook is de verdediging met de officier van justitie van mening dat bij de beoordeling van de vorderingen uitgegaan moet worden van het gevorderde bedrag, ook als dit bedrag lager is dan de aanschafkosten van de
miner(s). De raadsman heeft ten aanzien van de vordering van [benadeelde 8] gesteld dat de bedragen die door hem zijn ontvangen (een verbeurde dwangsom en een geldbedrag als gevolg van een vaststellingsovereenkomst) in mindering moeten worden gebracht op de gevorderde schade.
9.4
Het oordeel van de rechtbank
De ontvankelijkheid van de benadeelde partijen in hun vorderingen
De oplegging van een straf
De rechtbank beoordeelt allereerst aan de hand van artikel 361 lid 2 Sv of de benadeelde partijen ontvankelijk zijn in de vorderingen. Omdat aan verdachte een straf wordt opgelegd, is voldaan aan het eerste daar genoemde ontvankelijkheidsvereiste.
De aansprakelijkheid van een bestuurder
De vraag is vervolgens of sprake is van rechtstreekse schade. Bij de beoordeling van die vraag is de in de civiele rechtspraak van de Hoge Raad ontwikkelde criteria over bestuurdersaansprakelijkheid relevant. De situatie zoals bedoeld in het door de officier van justitie aangevoerde zogenoemde Spaanse Villa-arrest en de daaruit voortvloeiende jurisprudentie is naar het oordeel van de rechtbank niet aan de orde, omdat het in deze strafzaak gaat om een verdachte die als bestuurder en enig aandeelhouder feitelijk leiding heeft gegeven aan door vennootschappen gepleegde strafbare feiten, zoals onder feit 1 bewezen is verklaard. Het gaat dus
nietom de vraag of verdachte een op hem rustende zorgvuldigheidsverplichting jegens de benadeelde partijen heeft geschonden.
De rechtbank stelt voorop dat als uitgangspunt heeft te gelden dat alleen de vennootschap zelf aansprakelijk is voor haar schulden. In twee situaties, afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval, kan er grond zijn voor persoonlijke aansprakelijkheid van een bestuurder naast die van de vennootschap. Voor persoonlijke aansprakelijkheid van een bestuurder kan aanleiding bestaan i) indien de bestuurder namens de vennootschap heeft gehandeld, terwijl hij wist – of redelijkerwijze behoorde te weten – dat de vennootschap niet aan haar verplichting zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden en de bestuurder hiervan een ernstig verwijt kan worden gemaakt (de zogenoemde Beklamel-norm) [78] of ii) indien de bestuurder heeft bewerkstelligd of toegelaten dat de vennootschap haar wettelijke of contractuele verplichtingen niet nakomt en daardoor aan de wederpartij schade berokkent, terwijl dit handelen of nalaten ten opzichte van de schuldeiser in de gegeven omstandigheden zodanig onzorgvuldig is dat hem daarvan een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt. Van een dergelijk ernstig verwijt zal in ieder geval sprake kunnen zijn als komt vast te staan dat de bestuurder wist of redelijkerwijze had behoren te begrijpen dat de door hem bewerkstelligde of toegelaten handelwijze van de vennootschap tot gevolg zou hebben dat deze haar verplichtingen niet zou nakomen en ook geen verhaal zou bieden voor de als gevolg daarvan optredende schade (het zogenoemde Ontvanger/Roelofsen-arrest) [79] . Van een dergelijk persoonlijk ernstig verwijt zal in het algemeen geen sprake zijn als sprake is van betalingsonmacht van de vennootschap.
Daar vaststaat dat verdachte als enig aandeelhouder en bestuurder namens [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] koopovereenkomsten/servicecontracten met de benadeelde partijen is aangegaan, gaat het in dit geval om de vraag of sprake is van een situatie als bedoeld onder i).
De rechtbank overweegt op basis van de bewijsmiddelen en de eerder door haar gedane vaststellingen dat verdachte reeds bij het aangaan van de koopovereenkomsten/servicecontracten wist dat [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] niet aan de contractuele verlichtingen zou(den) kunnen voldoen en geen verhaal zou(den) bieden, en ook feitelijk zodanig heeft gehandeld dat de overeenkomsten niet werden nagekomen. Verdachte heeft bewust en van meet af aan niet de bedoeling gehad om [bedrijf 1] en [bedrijf 2] haar contractuele verplichtingen te laten nakomen en aldus een vertekend beeld van de werkelijkheid gegeven door een samenweefsel van onwaarheden. Hij is de persoon die de handelwijze heeft geïnitieerd en heeft uitgevoerd.
De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat verdachte als bestuurder een persoonlijk ernstig verwijt treft. Verdachte is dus – naast de vennootschappen – persoonlijk als bestuurder aansprakelijk voor schade die de klanten van [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] rechtstreeks door zijn handelen hebben geleden, voor zover de rechtbank die schade kan vaststellen. De benadeelde partijen zijn in deze strafzaak aldus ontvankelijk in de vordering.
De inhoudelijke beoordeling van de vorderingen
Voor vergoeding aan de benadeelde partij komt overeenkomstig de regels van het materiële burgerlijk recht slechts in aanmerking de schade die de benadeelde partij heeft geleden als gevolg van de onrechtmatige gedragingen van verdachte, voor zover deze schade op de voet van artikel 6:98 van het Burgerlijk Wetboek (BW) aan de verdachte kan worden toegerekend. Deze schade kan bestaan uit vermogensschade en, voor zover de wet daarop aanspraak geeft, ander nadeel (artikel 6:95 lid 1 BW). De rechtbank overweegt in het licht van de jurisprudentie van de Hoge Raad [80] hieronder als volgt.
De aanschafkosten van een minder (geleden verlies)
De rechtbank stelt op basis van de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting van 15 februari 2023 vast dat voldoende verband bestaat tussen het onder feit 1 bewezen verklaarde handelen en de door de benadeelde partijen gestelde schade die gelegen is in het door hen overgemaakte geldbedrag voor aanschaf van een
miner. Deze schadeposten, die door de verdediging niet zijn betwist, zijn op basis van de koopovereenkomsten/de servicecontracten en de betalingstransacties voldoende onderbouwd en komen de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor, voor zover daaruit volgt dat de aanschafkosten door de benadeelde partij daadwerkelijk zijn voldaan. De rechtbank acht deze schadeposten (geleden verlies in de zin van artikel 6:96 lid 1 BW) ten aanzien van alle vorderingen toewijsbaar nu zij in voldoende mate zijn komen vast te staan, maar overweegt ten aanzien van de benadeelde partijen die namens een rechtspersoon een vordering hebben ingediend, in afwijking op het voorgaande, het volgende.
BTW
Als een onderneming schade heeft geleden vanwege een strafbaar feit en er in verband met de schade (herstel)kosten zijn gemaakt, dan zal de vordering exclusief BTW worden toegewezen. Een onderneming kan de betaalde BTW in een voornoemde situatie immers terugvragen. De rechtsvorm van de onderneming is niet relevant, want elke onderneming die regelmatig en zelfstandig economische activiteiten verricht is BTW-plichtig.
De rechtbank is daarom van oordeel dat de BTW in het geval van de door [benadeelde 2] ,
[benadeelde 3] , [benadeelde 4] en [benadeelde 5] de door hen namens de onderneming(en) ingediende vorderingen in mindering moet worden gebracht op het gevorderde bedrag, omdat op basis van de uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel van deze ondernemingen genoegzaam kan worden aangenomen dat deze ondernemingen de betaalde BTW kunnen terugvragen.
Door [benadeelde 2] geïmporteerde computer(onderdelen)
Voor wat betreft de vordering die door [benadeelde 2] is ingediend geldt verder in het bijzonder dat de gevorderde schadepost die verband houdt met het overhandigen van uit China geïmporteerde computer(onderdelen) aan verdachte naar het oordeel van de rechtbank niet-ontvankelijk moet worden verklaard, nu niet kan worden vastgesteld dat voor dat gedeelte sprake is van rechtstreekse schade. De rechtbank zal de benadeelde partij voor deze schadepost in de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De reiskosten van [benadeelde 6] voor het doen van aangifte
Ten aanzien van de vordering van [benadeelde 6] is de rechtbank van oordeel dat tussen de schadepost van de reiskosten naar het politiebureau ten behoeve van de aangifte van
13 januari 2018 en het onder feit 1 bewezen verklaarde handelen onvoldoende verband bestaat om deze schade als rechtstreekse schade aan te merken, nu niet is gesteld of gebleken dat deze kosten gemaakt zijn voor het vaststellen van aansprakelijkheid of schade, zoals bedoeld in artikel 6:96 lid 2 onder b BW. Een aangifte strekt ertoe strafrechtelijke opsporing en vervolging van de dader te bewerkstelligen. De enkele omstandigheid dat een eventuele daarop volgende strafrechtelijke veroordeling de grondslag kan bieden voor schadevergoeding (en dit vaak mededoelstelling van het slachtoffer is), maakt niet dat zonder meer gezegd kan worden dat die reiskosten met dat doel zijn gemaakt. De rechtbank zal de benadeelde partij voor deze schadepost niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De niet-uitbetaalde rendementsuitkeringen (gederfde winst)
De rechtbank merkt de door de benadeelde partijen gevorderde schade die ziet op niet-uitgekeerde rendementsuitkeringen (gederfde winst in de zin van artikel 6:96 lid 1 BW) aan als toekomstige schade in de zin van artikel 6:105 BW. De rechtbank is evenwel van oordeel dat de exacte omvang van deze schade, als de goede en kwade kansen worden afgewogen, onvoldoende concreet is, omdat in de koopovereenkomsten/servicecontracten de exact uit te keren rendementen niet staan vermeld en de koers van de Bitcoin overigens ook sterk fluctueert. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partijen om deze schadeposten alsnog nader te onderbouwen, levert een onevenredige belasting van het strafgeding op.
De rechtbank zal de benadeelde partijen die gelegenheid niet bieden. De rechtbank zal de benadeelde partijen daarom voor dit gedeelte in de vorderingen niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partijen de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen.
De verbeurde dwangsommen en de advocaatkosten die zien op civiele procedures
Uit de vorderingen van de benadeelde partijen volgt dat enkelen niet-ontvangen dwangsommen en advocaatkosten die zien op eerder gevoerde civiele procedures vergoed willen hebben, al dan niet onder de noemer van proceskosten. De rechtbank stelt in dat licht bezien voorop dat door de rechter een dwangsom kan worden opgelegd voor de vordering tot nakoming van een overeengekomen afnameverplichting, onverminderd het recht op schadevergoeding. Een dwangsom treedt dan ook niet in de plaats van wettelijke schadevergoeding of tot fixatie van de definitieve schade, nu deze in dit geval enkel ziet op het niet-naleven van de inhoud van uitvoerbaar bij voorraad verklaarde kort gedingvonnissen. Dit brengt evenwel ook met zich dat een beoordeling van gevorderde verbeurde dwangsommen en de advocaatkosten die zien op eerder gevoerde civiele procedures buiten het bestek van deze strafzaak (zoals bedoeld in artikel 532 Sv) vallen. De rechtbank zal de benadeelde partijen daarom voor dit gedeelte in de vorderingen niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partijen de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen.
De niet-aftrekbare schadeposten
Het voorgaande betekent overigens ook dat de eventueel door benadeelden ontvangen rendementen, verbeurde dwangsommen of ontvangen geldbedragen op basis van een vaststellingsovereenkomsten buiten beschouwing worden gelaten. Deze aftrekposten worden
nietin mindering gebracht op de als schade toe te wijzen aanschafkosten van de
miner(s), omdat zij enkel zien op de nakoming van een contractuele verplichting en niet op vergoeding van
rechtstreekseschade.
De reeds door de benadeelde partijen in mindering gebrachte rendementsuitkeringen
De rechtbank overweegt ten aanzien van de materiële schade ten slotte dat uit de vorderingen van de benadeelde partijen volgt dat enkele benadeelden een lager schadebedrag hebben gevorderd dat dat de aanschafwaarde van de
minerswas. Deze benadeelde partijen hebben in hun vordering uitbetaalde rendementen van de aanschafwaarde van de
miner(s)afgetrokken. De rechtbank kan echter niet anders dan uitgaan van het uiteindelijk door de benadeelde partijen gevorderde bedrag. Het staat de rechtbank namelijk niet vrij om meer toe te wijzen dan door een benadeelde partij is gevorderd. Met inachtneming van het voorgaande en gelet op de inhoud van het betoog van de officier van justitie, leest en verstaat de rechtbank in het bijzonder de vorderingen [benadeelde 13] en [benadeelde 26] zo dat zij respectievelijk
€ 19.009,18 en € 22.319,08 hebben gevorderd en de rechtbank zal hun vordering dan ook tot die gevorderde bedragen toewijzen. Deze bedragen wijken dus af van de door de officier van justitie in het schriftelijk requisitoir benoemde bedragen.
De immateriële schade
De rechtbank overweegt, naar aanleiding van door benadeelde partijen gevorderde immateriële schade, het volgende. Op basis van artikel 6:106 lid 1, aanhef en onder b, BW kan een benadeelde aansprak maken op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van niet-vermogensschade, indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn/haar eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn of haar persoon is aangetast. De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partijen in dit geval slachtoffer zijn geweest van een vermogensdelict, namelijk oplichting. Van lichamelijk letsel of een schending in zijn of haar eer of goede naam is dan ook geen sprake. De vraag is vervolgens of de benadeelde ‘op andere wijze in zijn of haar persoon is aangetast’. De rechtbank stelt vast dat geen van de benadeelden dit met concrete gegevens heeft onderbouwd. Hoewel de benadeelden zijn opgelicht en zij daarmee zonder meer nadelige gevolgen hebben ervaren, komt de gevorderde vergoeding van immateriële schade in dit geval niet voor toewijzing in aanmerking. De rechtbank zal de benadeelde partijen voor dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren. Het nader onderbouwen van dat deel van de vordering is een onevenredige belasting van dit strafproces. De benadeelde partijen kunnen de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De conclusie
Verdachte is ten aanzien van elk van de in de hierna weergegeven tabel met de beslissing van de rechtbank ten aanzien van de vorderingen (hierna: de tabel) genoemde benadeelde partij (genummerd als 1 tot en met 48) naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de door die benadeelde partij geleden schade. In totaal gaat het hier om een bedrag van
€ 1.677.072,11. Dit bedrag wijkt dus af van het in het requisitoir van de officier van justitie genoemde totaalbedrag. Al het voorgaande brengt de rechtbank tot de slotsom dat, indien en voor zover een vordering van een benadeelde partijen niet wordt toegewezen, die benadeelde in de vordering voor het overig gevorderde niet-ontvankelijk is en dat elk van de benadeelde partijen zijn/haar vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De wettelijke rente
De rechtbank is van oordeel dat de onrechtmatige daad van de verdachte jegens de benadeelde partijen telkens ontstond toen verdachte de betreffende benadeelde partij oplichtte. Uit de gebezigde bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting op
15 februari 2023 volgt dat verdachte dit voor verschillende geldbedragen en op verschillende momenten heeft gedaan. Ingevolge artikel 6:119 lid 1 BW is de wettelijke rente verschuldigd vanaf de dag dat de schuldenaar in verzuim is geweest. In geval van een onrechtmatige daad, zoals in dit geval, is verdachte als schuldenaar zonder ingebrekestelling in verzuim als de verbintenis niet terstond wordt nagekomen (artikel 6:83, aanhef en onder b, BW).
De rechtbank zal, voor zover kan worden vastgesteld, voor het bepalen van de datum van de wettelijke rente aldus uitgaan van de datum waarop een koopsom van de
miner(s)op de bankrekening of in een
walletvan verdachte, [bedrijf 1] of [bedrijf 2] is ontvangen, omdat feitelijk op dat moment ten aanzien van dat bedrag de schade bij de benadeelde partij is ontstaan.
De schadevergoedingsmaatregelen
Het voorgaande brengt met zich dat de rechtbank ter zake van elke toegewezen vordering als vermeld in de tabel in de kolom “Toewijsbaar:” telkens aan verdachte ter zake van het onder feit 1 bewezen verklaarde ten behoeve van de desbetreffende benadeelde partij (telkens) de verplichting zoals bedoeld in artikel 36f Sr kan opleggen tot betaling aan de Staat van het geldbedrag zoals dat in de tabel in genoemde kolom bij iedere benadeelde partij afzonderlijk is vermeld. De rechtbank zal daar ook toe overgaan. De schadevergoedingsmaatregel kan bovendien worden opgelegd als een slachtoffer geen schadevergoeding heeft gevorderd, zoals naar het oordeel van de rechtbank bij [naam 9] het geval is. De rechtbank zal daarom ten aanzien van het slachtoffer [naam 9] wel de schadevergoedingsmaatregel opleggen voor een bedrag van € 11.076,89, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 december 2017, en bepalen, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van drie (3) dagen kan worden toegepast.
De rechtbank zal ten aanzien van elk van de in de tabel genoemde benadeelde partijen (genummerd als 1 tot en met 48) op de voet van artikel 36f de op te leggen betalingsverplichting vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum respectievelijk data en over het bedrag onderscheidenlijk de bedragen zoals in de tabel in de kolom “Wettelijke rente per:” ten aanzien van elke toegewezen vordering is gespecificeerd. Als door verdachte niet volledig wordt betaald, kan de betalingsverplichting telkens worden aangevuld met een aantal dagen gijzeling zoals in de hierna weergegeven tabel in de klom “Aantal dagen gijzeling:” is vermeld, waarbij toepassing van de gijzeling ter zake van een toegewezen vordering de betalingsverplichting ter zake van die vordering niet opheft. Dit geldt ook voor de schadevergoedingsmaatregel tegen behoeve van [naam 9] . Omdat sprake is van meerdere schadevergoedingsmaatregelen, beloopt de aan de schadevergoedingsmaatregelen te verbinden gijzeling volgens bestendige jurisprudentie ten hoogste een jaar. De rechtbank stelt daartoe vast dat de door verdachte gepleegde strafbare feiten vóór 25 januari 2020 zijn gepleegd en dat een jaar aldus 360 dagen bedraagt. [81]
Er zal dus een verdeelsleutel worden gehanteerd ten aanzien van een totaalbedrag van
€ 1.688.149. [82] inhoudende dat per schadevergoedingsmaatregel minimaal een dag gijzeling wordt opgelegd en dat daarnaast als leidraad heeft te gelden dat naar rato voor iedere
€ 5.428,13 een dag gijzeling wordt opgelegd. Deze verdeelsleutel wijkt daarmee dus af van wat de officier van justitie heeft betoogd.
De rechtbank zal bepalen dat als verdachte met betrekking tot een van de hiervoor genoemde
benadeelde partijen heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der
Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de
benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan
een van de hiervoor genoemde benadeelde partijen het aan die partij verschuldigde bedrag
heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat
bedrag komt te vervallen.
De tabel met de beslissing van de rechtbank ten aanzien van de vorderingen:
Benadeelde partij
Toewijsbaar:
Wettelijke rente per:
Aantal dagen gijzeling:
1
[aangever 11]
€ 6.155,--
18 september 2017
2
2
[aangever 6]
€ 27.180,61
26 april 2017 - € 3.670,48
9 mei 2017 – € 7.364,06
6 juni 2017 – € 7.340,96
17 juli 2021 – € 4.402,61
17 augustus 2021 – € 4.402,50
6
3
[benadeelde 7]
€ 53.100,--
18 oktober 2017
11
4
[benadeelde 1]
€ 11.950,--
7 september 2017 – € 6.100,--
26 september 2017 – € 5.850,--
3
5
[benadeelde 8]
€ 110.151,--
25 augustus 2017 – € 25.600,--
18 september 2017 – € 52.305,--
4 oktober 2017 – € 32.246,12
21
6
[benadeelde 9]
€ 6.100,--
30 november 2017
2
7
[benadeelde 10]
€ 23.400,--
13 oktober 2017
5
8
[benadeelde 2] ,
namens de eenmanszaak [bedrijf 4]
€ 32.999,64
31 mei 2017 – € 6.086,--
6 juni 2017 – € 3.043,--
9 juni 2017 – € 6.086,--
12 juni 2017 – € 13.382,14
24 augustus 2017 – € 4.402,50
7
9
[aangever 7]
€ 14.728,12
5 juni 2017
4
10
[aangever 1]
€ 147.111,40
27 maart 2017 – € 13.446,--
4 mei 2017 – € 59.712,40
16 mei 2017 – € 73.953,--
28
11
[benadeelde 11]
€ 6.220,--
30 november 2017
2
12
[benadeelde 12] ,
namens [bedrijf 5]
€ 50.913,--
28 november 2017
10
13
[benadeelde 13]
€ 19.009,18
9 juni 2017 – € 4.347,61
10 juli 2017 – € 4.347,61
14 augustus 2017 – € 4.347,61
9 september 2017 – € 9.400,--
5
14
[benadeelde 14]
€ 13.395,22
12 juni 2017 – € 4.347,61
8 augustus 2017 – € 4.347,61
10 september 2017 – € 4.700,--
3
15
[benadeelde 15]
€ 14.265,--
21 september 2017
4
16
[aangever 10]
€ 6.155,--
18 september 2017
2
17
[benadeelde 3] ,
namens [bedrijf 6] B.V.
€ 10.192,64
28 november 2017
3
18
[benadeelde 16]
€ 6.155,--
27 november 2017
2
19
[benadeelde 17]
€ 8.930,--
17 augustus 2017
3
20
[aangever 2]
€ 67.230,--
28 maart 2017
13
21
[aangever 3]
€ 14.038,84
28 maart 2017 – € 8.067,60
4 mei 2017 – € 5.971,24
4
22
[aangever 4]
€ 19.417,24
28 maart 2017 – € 13.446,--
4 mei 2017 – € 5.971,24
5
23
[benadeelde 18]
€ 17.390,44
13 juni 2017 – € 4.347,61
9 augustus 2017 – € 13.042,83
4
24
[aangever 9]
€ 13.207,50
13 september 2017
3
25
[naam 9]
€ 140.653,26
30 november 2017 – € 10.192,64
15 december 2017 – € 66.252,16
27 december 2017 – € 64.208,46
27
26
[getuige] ,
namens [bedrijf 7] B.V.
€ 199.091,--
8 november 2017 – € 22.534,--
27 november 2017 – € 13.600,--
29 november 2017 – € 48.000,--
4 december 2017 – € 3.000,--
1 januari 2018 – € 100.000,--
38
27
[benadeelde 6]
€ 4.755,--
30 augustus 2017 – € 4.755,--
2
28
[benadeelde 19]
€ 29.195,25
29 juni 2017 – € 9.533,35
22 augustus 2017 – € 1.886,90
6 september 2017 – € 17.775,--
6
29
[benadeelde 20]
€ 9.510,--
4 september 2017
3
30
[benadeelde 21]
€ 9.040,--
14 augustus 2017 – € 4.520,--
5 september 2017 – € 4.520,--
3
31
[benadeelde 22]
€ 4.755,--
13 september 2017
2
32
[aangever 13]
€ 30.774,99
28 november 2017 – € 6.155,--
15 december 2017 – € 24.619,99
7
33
[benadeelde 23]
€ 17.860,--
17 augustus 2017
4
34
[benadeelde 4] , namens de eenmanszaak [bedrijf 8]
€ 8.437,03
25 mei 2017 – € 3.682,03
8 september 2017 – € 4.755,--
3
35
[benadeelde 24]
€ 61.217,61
12 juni 2017 – € 4.347,61
17 augustus 2017 – € 13.395,--
21 augustus 2017 – € 25.000,--
22 augustus 2017 – € 18.475,--
12
36
[benadeelde 5] ,
namens de eenmanszaak [bedrijf 9] en de eenmanszaak [bedrijf 10]
€ 147.530,35
6 juli 2017 – € 32.628,08
1 augustus 2017 – € 3.471,07
4 augustus 2017 – € 16.314,05
8 augustus 2017 – € 16.314,05
16 augustus 2017 – € 8.157,02
17 augustus 2017 – € 8.157,02
25 augustus 2017 – € 8.157,02
28 augustus 2017 – € 8.157,02
6 september 2017 – € 16.314,05
11 september 2017 – € 19.785,13
18 september 2017 – € 1.900,83
29 september 2017 – € 8.175,02
28
37
[benadeelde 25]
€ 3.682,03
31 mei 2017
2
38
[aangever 8]
€ 66.466,65
1 augustus 2017 – € 44.141,65
4 september 2017 – € 22.325,--
13
39
[aangever 14]
€ 6.166,55
13 december 2017
2
40
[benadeelde 26]
€ 22.319,08
15 juni 2017 – € 3.682,03
4 september 2017 – € 26.415,--
5
41
[benadeelde 27] ,
namens [bedrijf 11] B.V.
€ 12.310,--
6 december 2017
3
42
[benadeelde 28]
€ 10.110,--
26 september 2017
3
43
[benadeelde 29]
€ 19.020,--
24 augustus 2017 – € 4.755,--
4 september 2017 – € 14.265,--
5
44
[benadeelde 30]
€ 12.200,--
13 september 2017
3
45
[benadeelde 31]
€ 6.155,--
7 december 2017
2
46
[aangever 5]
€ 52.943,56
8 mei 2017 – € 3.682,03
1 juni 2017 – € 3.682,03
17 november 2017 – € 5.642,50
25 november 2017 – € 39.937,50
11
47
[benadeelde 32]
€ 33.285,--
21 augustus 2017 – € 19.020,--
4 september 2017 – € 4.755,--
5 september 2017 – € 9.510,--
7
48
[aangever 12]
€ 70.200,--
11 oktober 2017 – € 11.700,--
16 oktober 2017 – € 11.700,--
18 oktober 2017 – € 11.700,--
8 november 2017 – € 23.400,--
6 december 2017 – € 11.700,--
14

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen.

11.De beslissing

De rechtbank:
geldigheid dagvaarding
- verklaart de dagvaarding geldig;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1 en feit 2 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het onder feit 1 en feit 2 bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:
het misdrijf:
feitelijk leidinggeven aan (medeplegen van) oplichting, begaan door
een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
feit 2:
het misdrijf:
eenvoudig witwassen,
meermalen gepleegd,
en
het misdrijf:
gewoonte maken van witwassen.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder feit 1 en feit 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
40 (veertig) maanden;
- beveelt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
afwijzing vordering tot gevangenneming
-
wijst afde
vordering tot gevangennemingvan verdachte;
schadevergoeding
- wijst de
vorderingen van elk van de in de hierna weergegeven tabel (hierna: de tabel) genoemde benadeelde partijen (genummerd als 1 tot en met 48)ten aanzien van het onder feit 1 bewezen verklaarde toe tot het bedrag zoals dat in de tabel in de kolom “Toegewezen:” staat vermeld en veroordeelt verdachte tot betaling van dat bedrag aan de betreffende benadeelde partij, bestaande uit materiële schade, iedere vordering telkens te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum respectievelijk data en over het bedrag onderscheidenlijk de bedragen zoals in de tabel in de kolom “Wettelijke rente per:” ten aanzien van elke toegewezen vordering is gespecificeerd, welke tabel inhoudt:
Benadeelde partij
Toegewezen:
Wettelijke rente per:
Aantal dagen gijzeling:
1
[aangever 11]
€ 6.155,--
18 september 2017
2
2
[aangever 6]
€ 27.180,61
26 april 2017 - € 3.670,48
9 mei 2017 – € 7.364,06
6 juni 2017 – € 7.340,96
17 juli 2021 – € 4.402,61
17 augustus 2021 – € 4.402,50
6
3
[benadeelde 7]
€ 53.100,--
18 oktober 2017
11
4
[benadeelde 1]
€ 11.950,--
7 september 2017 – € 6.100,--
26 september 2017 – € 5.850,--
3
5
[benadeelde 8]
€ 110.151,--
25 augustus 2017 – € 25.600,--
18 september 2017 – € 52.305,--
4 oktober 2017 – € 32.246,12
21
6
[benadeelde 9]
€ 6.100,--
30 november 2017
2
7
[benadeelde 10]
€ 23.400,--
13 oktober 2017
5
8
[benadeelde 2] ,
namens de eenmanszaak [bedrijf 4]
€ 32.999,64
31 mei 2017 – € 6.086,--
6 juni 2017 – € 3.043,--
9 juni 2017 – € 6.086,--
12 juni 2017 – € 13.382,14
24 augustus 2017 – € 4.402,50
7
9
[aangever 7]
€ 14.728,12
5 juni 2017
4
10
[aangever 1]
€ 147.111,40
27 maart 2017 – € 13.446,--
4 mei 2017 – € 59.712,40
16 mei 2017 – € 73.953,--
28
11
[benadeelde 11]
€ 6.220,--
30 november 2017
2
12
[benadeelde 12] ,
namens [bedrijf 5]
€ 50.913,--
28 november 2017
10
13
[benadeelde 13]
€ 19.009,18
9 juni 2017 – € 4.347,61
10 juli 2017 – € 4.347,61
14 augustus 2017 – € 4.347,61
9 september 2017 – € 9.400,--
5
14
[benadeelde 14]
€ 13.395,22
12 juni 2017 – € 4.347,61
8 augustus 2017 – € 4.347,61
10 september 2017 – € 4.700,--
3
15
[benadeelde 15]
€ 14.265,--
21 september 2017
4
16
[aangever 10]
€ 6.155,--
18 september 2017
2
17
[benadeelde 3] ,
namens [bedrijf 6] B.V.
€ 10.192,64
28 november 2017
3
18
[benadeelde 16]
€ 6.155,--
27 november 2017
2
19
[benadeelde 17]
€ 8.930,--
17 augustus 2017
3
20
[aangever 2]
€ 67.230,--
28 maart 2017
13
21
[aangever 3]
€ 14.038,84
28 maart 2017 – € 8.067,60
4 mei 2017 – € 5.971,24
4
22
[aangever 4]
€ 19.417,24
28 maart 2017 – € 13.446,--
4 mei 2017 – € 5.971,24
5
23
[benadeelde 18]
€ 17.390,44
13 juni 2017 – € 4.347,61
9 augustus 2017 – € 13.042,83
4
24
[aangever 9]
€ 13.207,50
13 september 2017
3
25
[naam 9]
€ 140.653,26
30 november 2017 – € 10.192,64
15 december 2017 – € 66.252,16
27 december 2017 – € 64.208,46
27
26
[getuige] ,
namens [bedrijf 7] B.V.
€ 199.091,--
8 november 2017 – € 22.534,--
27 november 2017 – € 13.600,--
29 november 2017 – € 48.000,--
4 december 2017 – € 3.000,--
1 januari 2018 – € 100.000,--
38
27
[benadeelde 6]
€ 4.755,--
30 augustus 2017 – € 4.755,--
2
28
[benadeelde 19]
€ 29.195,25
29 juni 2017 – € 9.533,35
22 augustus 2017 – € 1.886,90
6 september 2017 – € 17.775,--
6
29
[benadeelde 20]
€ 9.510,--
4 september 2017
3
30
[benadeelde 21]
€ 9.040,--
14 augustus 2017 – € 4.520,--
5 september 2017 – € 4.520,--
3
31
[benadeelde 22]
€ 4.755,--
13 september 2017
2
32
[aangever 13]
€ 30.774,99
28 november 2017 – € 6.155,--
15 december 2017 – € 24.619,99
7
33
[benadeelde 23]
€ 17.860,--
17 augustus 2017
4
34
[benadeelde 4] , namens de eenmanszaak [bedrijf 8]
€ 8.437,03
25 mei 2017 – € 3.682,03
8 september 2017 – € 4.755,--
3
35
[benadeelde 24]
€ 61.217,61
12 juni 2017 – € 4.347,61
17 augustus 2017 – € 13.395,--
21 augustus 2017 – € 25.000,--
22 augustus 2017 – € 18.475,--
12
36
[benadeelde 5] ,
namens de eenmanszaak [bedrijf 9] en de eenmanszaak [bedrijf 10]
€ 147.530,35
6 juli 2017 – € 32.628,08
1 augustus 2017 – € 3.471,07
4 augustus 2017 – € 16.314,05
8 augustus 2017 – € 16.314,05
16 augustus 2017 – € 8.157,02
17 augustus 2017 – € 8.157,02
25 augustus 2017 – € 8.157,02
28 augustus 2017 – € 8.157,02
6 september 2017 – € 16.314,05
11 september 2017 – € 19.785,13
18 september 2017 – € 1.900,83
29 september 2017 – € 8.175,02
28
37
[benadeelde 25]
€ 3.682,03
31 mei 2017
2
38
[aangever 8]
€ 66.466,65
1 augustus 2017 – € 44.141,65
4 september 2017 – € 22.325,--
13
39
[aangever 14]
€ 6.166,55
13 december 2017
2
40
[benadeelde 26]
€ 22.319,08
15 juni 2017 – € 3.682,03
4 september 2017 – € 26.415,--
5
41
[benadeelde 27] ,
namens [bedrijf 11] B.V.
€ 12.310,--
6 december 2017
3
42
[benadeelde 28]
€ 10.110,--
26 september 2017
3
43
[benadeelde 29]
€ 19.020,--
24 augustus 2017 – € 4.755,--
4 september 2017 – € 14.265,--
5
44
[benadeelde 30]
€ 12.200,--
13 september 2017
3
45
[benadeelde 31]
€ 6.155,--
7 december 2017
2
46
[aangever 5]
€ 52.943,56
8 mei 2017 – € 3.682,03
1 juni 2017 – € 3.682,03
17 november 2017 – € 5.642,50
25 november 2017 – € 39.937,50
11
47
[benadeelde 32]
€ 33.285,--
21 augustus 2017 – € 19.020,--
4 september 2017 – € 4.755,--
5 september 2017 – € 9.510,--
7
48
[aangever 12]
€ 70.200,--
11 oktober 2017 – € 11.700,--
16 oktober 2017 – € 11.700,--
18 oktober 2017 – € 11.700,--
8 november 2017 – € 23.400,--
6 december 2017 – € 11.700,--
14
- bepaalt dat de in de tabel genoemde benadeelde partijen (genummerd als 1 tot en met 48) voor het
overige niet-ontvankelijkzijn in de vordering en dat elk van de benadeelde partijen zijn/haar vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding die door elk van de benadeelde partijen is gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook – ten aanzien van iedere benadeelde partij afzonderlijk – in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt ter zake van elke toegewezen vordering als vermeld in de tabel in de kolom “Toegewezen:”
telkensaan verdachte
de maatregelop dat verdachte ter zake van het onder feit 1 bewezen verklaarde ten behoeve van de desbetreffende benadeelde partij (telkens) verplicht is tot betaling aan de Staat der Nederlanden van het bedrag zoals dat in de tabel in genoemde kolom bij iedere benadeelde partij afzonderlijk is vermeld, iedere toegewezen vordering telkens te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum respectievelijk data en over het bedrag onderscheidenlijk de bedragen zoals in de tabel in de kolom “Wettelijke rente per:” ten aanzien van elke toegewezen vordering is gespecificeerd, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt,
dat telkens het aantal dagen gijzeling zoals in de tabel in de kolom “Aantal dagen gijzeling:” is vermeld kan worden toegepast (met een totaal aantal dagen van 357). De tenuitvoerlegging van de gijzeling ter zake van een toegewezen vordering als in de vorige zin vermeld laat de betalingsverplichting ter zake van die vordering onverlet;
- bepaalt dat als verdachte met betrekking tot een van de hiervoor genoemde benadeelde partijen heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoelde bedragen daarmee de verplichting van verdachte om aan de betreffende benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan een van de hiervoor genoemde benadeelde partijen het aan die partij verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- legt voorts de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het onder feit 1 bewezen verklaarde tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 11.076,89, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 december 2017, ten behoeve van
[naam 9], en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt,
dat gijzeling voor de duur van drie (3) dagen kan worden toegepast. De tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. ten Boer, voorzitter, mr. H. Manuel en mr. J.T. Pouw, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Klunder, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2023.

Voetnoten

1.De rechtbank gebruikt de term
2.Indien hierna wordt verwezen naar documenten/dossierpagina’s, zijn dit documenten of (de doorgenummerde) pagina’s uit het dossier van de Belastingdienst/FIOD, kantoor Zwolle, genaamd Geppetto, met onderzoeksnummer 62627. Er wordt steeds verwezen naar documenten/bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal, tenzij hieronder anders wordt vermeld.
3.DOC-090, pagina’s 1220 tot en met 1225, inhoudende een overzicht van de berekende omzet met de verkoop van
4.AMB-009, pagina 97, de alinea onder het kopje ‘In casu’.
5.DOC-001 en DOC-002, inhoudende uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel, pagina’s 971 tot en met 974.
6.G-017-01, pagina 793, de derde alinea.
7.V-001-005, pagina 586, de twaalfde, dertiende en vertiende alinea.
8.Met de familie [familienaam aangevers 2, 3 en 4] worden de personen [aangever 1] , [aangever 2] , [aangever 3] en
9.V-001-005, pagina 586, de elfde alinea.
10.DOC-075A, pagina’s 1413 tot en met 1417.
11.V-001-005, pagina 586, de tweede en derde alinea, en pagina 590, de tweede alinea van onderen.
12.V-001-02, pagina 569, de tweede zin van de eerste alinea.
13.AMB-031, pagina 228.
14.V-001-005, pagina 584, de derde alinea van onderen.
15.V-001-005, pagina 571, de vijfde alinea.
16.DOC-102, inhoudende de tekst op de website van [bedrijf 1] , pagina 1335, de eerste regel van de tweede alinea onder het kopje ‘Bitcoin mining bij [bedrijf 1] ’, en de alinea onder het kopje ‘Na aanschaf:’.
17.V001-007, pagina 603, de elfde alinea, en V-001-03, pagina 568, de negende en tiende alinea.
18.DOC-108, inhoudende de flyer van [bedrijf 1] , pagina’s 1396 en 1397.
19.GET-022-01, pagina 884, de eerste twee regels van de tweede alinea.
20.GET-022-01, pagina 884, de vierde zin van de derde alinea, en pagina 888, de vijfde alinea.
21.GET-022-01, pagina 885, de vierde en zevende zin.
22.V001-007, pagina 607, de zesde en zevende alinea.
23.GET-022-01, pagina 885, de tweede zin van de laatste alinea.
24.DOC-102, inhoudende de tekst op de website van [bedrijf 1] , pagina 1335, de eerste regel van de alinea onder het kopje ‘MAAR’.
25.V-001-04, pagina 578, de tweede alinea van onderen.
26.V-001-05, pagina 587, de zevende alinea.
27.V-001-04, pagina 580, de eerste, tweede, derde en vierde zin van de negende alinea, en de eerste en tweede zin van de tiende alinea, pagina 584, de tweede alinea van onderen, en pagina 585, de twaalfde alinea.
28.GET-022-01, 884, de zesde alinea.
29.DOC-004, inhoudende een artikel van de Volkskrant van 28 november 2017, pagina 978.
30.V-001-05, pagina 584, de tweede alinea van onderen.
31.V-001-05, pagina 585, de negende en tiende alinea.
32.DOC-075D, pagina 1510, de vierde alinea.
33.V-001-05, pagina 591, de achtste tot en met veertiende alinea, en pagina 591, de tweede tot en met de vijfde alinea van onderen.
34.G-018-01, pagina 807.
35.DOC-065, inhoudende een overeenkomst van geldlening, pagina’s 1139 en 1140.
36.V-002-01, pagina 633, de negende alinea.
37.G-018-01, pagina 814, de tiende alinea.
38.De bijlage op pagina’s 1418 en 1419 van DOC-075A, inhoudende een koopovereenkomst en een servicecontract met [aangever 1] .
39.AMB-035, pagina 245, DOC-090, pagina’s 1220 tot en met 1225, inhoudende een overzicht van de berekende omzet met de verkoop van
40.AMB-035, pagina 247 tot en met 250, DOC-104, inhoudende een overzicht van de klanten van [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] die de rendementen in Bitcoins zouden hebben ontvangen, DOC-117, pagina’s 1410 tot en met 1412, inhoudende een overzicht van de uitgekeerde rendementen via de bankrekeningen, en AMB-035, pagina 264, de alinea’s onder het kopje ‘B. Af: uitbetaling rendementen’.
41.GET-022-01, pagina 885, de laatste alinea.
42.AMB-035, pagina 247, DOC-117, pagina’s 1410 tot en met 1412, inhoudende een overzicht van de uitgekeerde rendementen via de bankrekeningen, en AMB-035, pagina 264, de alinea’s onder het kopje ‘B. Af: uitbetaling rendementen’.
43.AMB-035, pagina’s 247 tot en met 250, DOC-104, inhoudende een overzicht van de klanten van [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] die de rendementen in Bitcoins zouden hebben ontvangen, en AMB-035, pagina 264, de alinea’s onder het kopje ‘B. Af: uitbetaling rendementen’.
44.V-001-08, pagina 622, de derde alinea.
45.V-001-05, pagina 587, de laatste alinea.
46.V-001-05, pagina 588, de derde, vierde en vijfde alinea.
47.V-001-03, pagina 570, de tweede, derde, vierde, vijfde en laatste zin van de zevende alinea en de achtste alinea, en pagina 573, de derde, vierde en vijfde zin van de tiende alinea, de elfde alinea, de twaalfde alinea en de eerste, tweede, derde en vierde zin van de dertiende alinea.
48.DOC-092, pagina’s 1227 en 1228, inhoudende een e-mailbericht van [mailadres] , AMB-032, pagina’s 231-233, en DOC-075E, pagina’s 1540 tot en met 1762.
49.DOC-110, pagina 1401, inhoudende een overzicht van de reisbewegingen per week en de bestedingen per bank.
50.De bijlage op pagina’s 1956 tot en met 1958 van DOC-075H, inhoudende verslag van de informatieavond voor klanten op 13 november 2017.
51.G-002-01, pagina 662.
52.DOC-004, inhoudende een artikel van de Volkskrant van 28 november 2017.
53.Het vonnis in kort geding van 7 december 2017, pagina’s 1266 tot en met 1272, en het exploot van de deurwaarder, pagina’s 1273 tot en met 1275.
54.G-018-01, pagina 813, de achtste, negende, tiende en elfde zin van de laatste alinea.
55.Het vonnis in kort geding van 22 december 2017, pagina’s 1930 tot en met 1934.
56.V-001-07 pagina 613, de laatste zin van de vijfde alinea.
57.G-014-01, inhoudende een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , pagina 766, de eerste, tweede, derde en vierde zin van de negende alinea.
58.G-014-01, inhoudende een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , pagina 765, de vijfde en de zesde zin van de tweede alinea van onderen.
59.G-014-01, inhoudende een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , pagina 770, de eerste, tweede en derde zin van de derde alinea van onderen.
60.V-001-03, inhoudende een proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 574, de tweede, derde en vijfde alinea.
61.V-001-05, pagina 593, de laatste twee zinnen van de derde alinea van onderen, en pagina 594, de negende en tiende alinea, en DOC-079A, pagina 1179, DOC-079B, pagina 1180, DOC-80, pagina’s 1181 tot en met 1193, inhoudende foto’s van de computers met serienummers.
62.V-001-04, pagina 577 en 578, DOC-085, pagina 1207, DOC-086, pagina 1210, DOC-087, pagina 1213, en DOC-089, pagina’s 1216 en 1217, inhoudende koopovereenkomsten van [bedrijf 2] en een kopie van een ID-bewijs van [naam 8] .
63.G-014-01, pagina 767, de vijfde alinea.
64.AMB-030, pagina 227.
65.DOC-090, pagina’s 1220 tot en met 1225, inhoudende een overzicht van de berekende omzet met de verkoop van
66.DOC-075A, DOC-075K, de bijlage op pagina’s 212 tot en met 247.van AMB-039, de bijlage op pagina’s 284 tot en met 293.van AMB-039, DOC-075I, DOC-075L, de bijlage op pagina’s 266 tot en met 283.van AMB-039 en DOC-075Q.
67.DOC-075P.
68.AMB-040, pagina 2, de derde alinea en de vierde alinea (met de tabel waarin een overzicht is weergegeven van de saldi), AMB-040, pagina 1, de alinea’s onder het kopje ‘Financiële situatie [medeverdachte] en [verdachte] bij aanvang van de onderzoeksperiode, en pagina 2, de eerste drie alinea’s, V-002-01, pagina 630, de tweede alinea van onderen en de laatste alinea, en pagina 631, de eerste alinea.
69.AMB-035, inhoudende het proces-verbaal van onderzoek naar de geldstromen, en AMB-040, inhoudende een proces-verbaal van bevindingen over de wetenschap van [medeverdachte] bij (schuld)witwassen.
70.AMB-025, pagina’s 198 tot en met 200, inhoudende een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, met daaraan gehecht de beslaglijst met de vermelding van de voorwerpen die de rechter-commissaris tijdens de doorzoeking in beslag heeft genomen (pagina’s 201 tot en met 203).
71.AMB-041.
72.V-002-01, pagina’s 636 en 637.
74.Ponzifraude is een methode van oplichting door het aanbieden van beleggingen waarbij de uitbetaalde gelden worden gefinancierd uit de inleg van nieuwe klanten.
75.AMB-035.
76.AMB-040, pagina 2, de eerste drie alinea’s.
77.HR 13 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2842, r.o. 2.4.3, en HR 2 maart 2021, ECLI:NL:HR:2021:321.
78.HR 6 oktober 1989, ECLI:NL:HR:1989:AB9521.
79.HR 8 december 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ0758.
80.HR 28 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:793.
81.HR 1 juni 2021, ECLI:NL:HR:2021:812.
82.De hoogte van het bedrag waartoe de rechtbank een schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van [naam 9] oplegt, is in dit bedrag meegewogen.