ECLI:NL:RBOVE:2023:2846

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 juli 2023
Publicatiedatum
21 juli 2023
Zaaknummer
ak_22_584
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eervol ontslag wegens ongeschiktheid voor de functie op grond van het Besluit algemene rechtspositie politie

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 21 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, werkzaam bij de politie, en de korpschef van politie. De eiser was sinds 3 september 2001 in dienst en bekleedde de functie van Generalist Tactische Opsporing. Na een incident op 10 mei 2019, waarbij eiser onnodig fysiek geweld toepaste, werd hij disciplinair gestraft en in een functioneringstraject geplaatst. Dit traject was gericht op het verbeteren van zijn competenties, maar eiser weigerde mee te werken aan een IQ-test en de resultaten van een persoonlijkheidsonderzoek werden niet gedeeld met de werkgever. Uiteindelijk werd eiser op 22 juli 2021 eervol ontslag verleend wegens ongeschiktheid voor zijn functie, wat hij aanvocht. De rechtbank oordeelde dat verweerder onvoldoende concrete gedragingen had aangetoond die de ongeschiktheid van eiser voor zijn functie onderbouwden. De rechtbank concludeerde dat het ontslag niet zorgvuldig was voorbereid en onvoldoende gemotiveerd, en vernietigde het bestreden besluit. Verweerder werd opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 22/584

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[naam] te [woonplaats], eiser,

gemachtigde: mr. drs. M. Hendriks,
en

de korpschef van politie, verweerder,

gemachtigde: mr. drs. A.E.L. Weistra.

Procesverloop

Bij besluit van 22 juli 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder met toepassing van
artikel 94, eerste lid, aanhef en onder g, van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) aan eiser eervol ontslag verleend wegens ongeschiktheid voor de functie.
Tegen dat besluit heeft eiser bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 28 februari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en het ontslagbesluit, met aanvulling van de motivering, in stand gelaten.
Eiser heeft tegen dat besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Bij besluit van 31 mei 2023 heeft verweerder de motivering van het bestreden besluit nader aangevuld.
Eiser heeft een reactie gegeven op het besluit van 31 mei 2023 en de daarin opgenomen aanvullende motivering.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 juni 2023. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en door [naam], teamchef bij het Basisteam Noordoost-Twente (BT NOT) van de politie.

Overwegingen

Relevante feiten en omstandigheden

1.1
Eiser was sinds 3 september 2001 werkzaam bij de politie, laatstelijk in de functie van
Generalist Tactische Opsporing bij het Basisteam Noord Oost Twente (BT NOT).
1.2
Naar aanleiding van een incident in Hengelo op 10 mei 2019, waarbij eiser onnodig fysiek geweld jegens (een) burger(s) heeft toegepast, heeft verweerder hem op 30 januari 2020 disciplinair gestraft door inhouding van 24 verlofuren.
1.3
Naast het opleggen van een disciplinaire straf heeft verweerder tevens besloten om eiser in een begeleidings- en beoordelingstraject (hierna aangeduid als: het functionerings-traject) te plaatsen, omdat zich in het verleden meerdere incidenten hadden voorgedaan waardoor verweerder zich zorgen maakte over eisers gedrag.
1.4
In het kader van het functioneringstraject van eiser is een persoonlijkheidsonderzoek uitgevoerd door onderzoeksbureau Birdview. Het doel daarvan was te onderzoeken welke voor de functie relevante competenties, te weten incasseren/beheersen, samenwerken en zelfreflectie, bij eiser (verder) ontwikkelbaar zijn. Eiser heeft om hem moverende redenen geweigerd mee te werken aan de IQ-test, die ook onderdeel was van het onderzoek.
1.5
Birdview heeft op 15 mei 2022 rapport uitgebracht. Dat rapport bood verweerder echter onvoldoende aanknopingspunten voor de begeleiding van eiser, omdat eiser aan Birdview geen toestemming had gegeven om de inhoud en uitkomsten van het onderzoek
te delen met de werkgever. Eiser heeft ook niet zelf de onderzoeksresultaten met de dienstleiding gedeeld.
1.6
Op 16 juni 2020 heeft een startgesprek voor het functioneringstraject plaatsgevonden, waarin eiser de contouren van dat traject zijn geschetst. Aangegeven is dat de focus van het functioneringstraject vooral zou zijn gericht op ontwikkeling van de competenties zelfreflectie, accuratesse, transparantie, samenwerken en stressbestendigheid. Daarnaast
was het opbouwen van vertrouwen in de dienstleiding een belangrijk speerpunt van het traject. Het functioneringstraject zou een half jaar duren en na afloop van die periode zou
een beoordeling worden opgemaakt. Afgesproken is dat tijdens het functioneringstraject elke drie weken een voortgangsgesprek met eiser zou plaatsvinden. Eisers directe leidinggevende [naam] (hierna: [naam]) was hierbij eisers eerste aanspreekpunt.
1.7
Eiser mocht gedurende het functioneringstraject zijn functie volledig blijven uitoefenen met uitzondering van het dragen van een vuurwapen. Na afloop van het functioneringstraject zou worden beoordeeld of eiser zijn vuurwapen zou terugkrijgen.
Eiser werd tijdens het functioneringstraject volledig ingezet, behalve bij sommige geweldsituaties, omdat hij zich daarbij onbewapend niet veilig voelde.
1.8
Nadat in de maanden juni/juli 2020 een plan van aanpak was opgesteld en met eiser
en zijn toenmalige raadsman was besproken, is het functioneringstraject op 1 augustus 2020 feitelijk van start gegaan.
1.9
Op 16 september 2020 heeft het eerste voortgangsgesprek plaatsgevonden. Volgens [naam] waren er op dat moment nog geen specifieke momenten geweest waarin eiser aan zijn te ontwikkelen competenties had kunnen werken.
1.1
Op 27 oktober 2020 heeft een volgend voortgangsgesprek plaatsgevonden, waarbij
met eiser is gesproken over de mogelijkheid van e-coaching op kosten van de politie, in ieder geval tot het eind van het functioneringstraject. Eiser heeft zelf een coach gezocht en verweerder heeft een akkoord gegeven voor deze coach.
1.11
Op 14 december 2020 heeft opnieuw een voortgangsgesprek plaatsgevonden. Uit het verslag van dat gesprek blijkt dat de leiding op dat moment een goede houding zag bij eiser. Hij was meer naar buiten gericht. Er is een incident besproken waarbij eiser niets verkeerd had gedaan, maar waarmee hij, ook nadat hij met zijn operationeel expert had gesproken,
erg had gezeten. Hij had het incident niet met zijn coach besproken. Eiser kreeg het advies om juist in dit soort situaties contact op te nemen met zijn coach, die hij iedere 2 tot 3 weken sprak. Eiser zei dat de coaching goed verliep en dat hij hoopte dat het voor hem zou werken.
1.12
Op 21 januari 2021 hebben [naam] en senior teamlid [naam] een gesprek met eiser gehad, waarbij laatstgenoemde namens het gehele team heeft uitgesproken dat er door eisers houding en gedrag een onwerkbare situatie binnen het team werd ervaren en dat het team niet met hem verder wilde. Na afloop van dat gesprek is eiser naar huis gestuurd, waarbij is afgesproken dat hij voorlopig vanuit huis zou werken.
1.13
Tijdens een voortgangsgesprek op 26 januari 2021 is door de teamleiding vastgesteld dat het functioneringstraject tot 1 februari 2021 zou lopen en dat men had gehoopt het traject af te kunnen ronden. De leiding had echter het gevoel dat eiser weer terug bij af was nu het team het vertrouwen in hem had opgezegd. Met eiser is afgesproken dat concrete voorbeelden van zijn gedragingen op papier zouden worden gezet.
1.14
Op 28 januari 2021 heeft een collega van eiser bij teamchef [naam] (hierna
te noemen: [naam]) gemeld dat eiser zich op 18 januari 2021 tegenover hem op ongepaste wijze over [naam] en diens echtgenote had uitgelaten, welke uitlatingen als bedreigend konden worden aangemerkt.
1.15
Naar aanleiding van deze melding heeft verweerder op 3 februari 2021 besloten eiser per direct buitengewoon verlof met behoud van bezoldiging te verlenen en hem de toegang tot dienstterreinen en dienstgebouwen alsmede het verblijf aldaar te ontzeggen.
1.16
In een gesprek op 4 februari 2021 is eiser door zijn teamchef [naam] (hierna te noemen: [naam]) aangesproken op zijn uitlatingen over [naam]. Daarbij heeft [naam] meegedeeld dat het functioneringstraject wordt stopgezet, omdat eiser aantoonbaar onvoldoende verbetering in zijn gedrag heeft laten zien en dat hij aan de districtsleiding zal adviseren om over te gaan tot ongeschiktheidsontslag.
1.17
Op 16 maart 2021 heeft verweerder aan eiser het voornemen bekendgemaakt om hem – met inachtneming van een opzegtermijn van twee maanden – met ingang van 1 juli 2021 eervol ontslag te verlenen op grond van artikel 94, eerste lid, onder g, van het Barp. Verweerder is tot de conclusie gekomen dat eiser niet de bekwaamheid of geschiktheid voor het door hem beklede ambt bezit. Ook is het niet mogelijk gebleken om hem op een andere functie binnen de politie te plaatsen.
1.18
Eiser heeft in een brief van 29 maart 2021 en in twee zienswijzegesprekken zijn zienswijze ten aanzien van het voorgenomen ongeschiktheidsontslag kenbaar gemaakt.
1.19
Bij het primaire besluit van 22 juli 2021 is eiser met toepassing van artikel 94, eerste lid, onder g, van het Barp, per 1 juli 2021 eervol ontslag verleend wegens ongeschiktheid voor zijn functie.
1.2
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Hij is op 5 oktober 2021 gehoord
door de Bezwaaradviescommissie HRM (hierna: de commissie). De commissie heeft op
8 november 2021 advies uitgebracht aan verweerder en heeft daarbij geadviseerd het bezwaar van eiser gegrond te verklaren en het ontslagbesluit – met inachtneming van de overwegingen van de commissie – te herroepen.
1.21
Verweerder heeft bij het bestreden besluit besloten om het advies van de commissie niet over te nemen, maar het bezwaar van eiser ongegrond te verklaren en het ontslagbesluit in stand te laten. Daarbij heeft verweerder overwogen dat eiser niet aan de in redelijkheid
aan zijn functioneren te stellen eisen en/of verwachtingen heeft voldaan en dat hij door zijn houding en gedrag ongeschikt is voor het uitoefenen van de politiefunctie. Ook is verweerder van mening dat de voor de functie vereiste competenties, die bij aanvang van het functionerings- en begeleidingstraject uitdrukkelijk zijn gemonitord omdat deze onvoldoende waren, onder het vereiste niveau zijn gebleven.
1.22
Eiser is het niet eens met het ontslagbesluit en heeft daartegen beroep ingesteld.

De beroepsgronden van eiser

2. In beroep heeft eiser – kort gezegd – aangevoerd dat geen zorgvuldige uitvoering is gegeven aan het functioneringstraject en dat niet is gebleken van concrete gedragingen die een ongeschiktheidsontslag rechtvaardigen. Eiser is daarom van mening dat de grondslag voor het ongeschiktheidsontslag ontbreekt en dat het ontslagbesluit om die reden niet in stand kan blijven.
Voor de gronden van het beroep verwijst eiser in de eerste plaats naar de gronden van bezwaar. Deze luiden – samengevat – als volgt:
a. Onvoldoende sturing/geen gelegenheid om zich te verbeteren.
Eiser stelt dat een functioneringstraject is bedoeld als sturingsmiddel, maar van voldoende zorgvuldige sturing is naar zijn mening geen sprake geweest. Pas aan het einde van het traject is benoemd dat er al vanaf de aanvang van het traject incidenten zouden hebben plaatsgevonden, maar de incidenten waar het om gaat, zijn niet benoemd. Daardoor heeft
er geen bijsturing kunnen plaatsvinden, wat nu juist de bedoeling is van een dergelijk traject. Om die reden kan er volgens eiser niet gesproken worden over een zorgvuldig uitgevoerd functioneringstraject waarbij hij de gelegenheid heeft gehad zich te verbeteren.
b. Twee van de door verweerder genoemde incidenten waren geen negatieve incidenten.
Eiser wijst erop dat het incident op 10 mei 2019 in Hengelo, dat wordt genoemd in het gespreksverslag van 30 januari 2020, heeft plaatsgevonden voor aanvang van het functioneringstraject. Eiser heeft de gang van zaken bij dat incident betreurd, maar heeft het verslag ervan niet ondertekend omdat hij een andere lezing heeft van wat er is gebeurd.
De situaties die zijn genoemd in de gespreksverslagen van 29 en 30 oktober en 3 november 2020, ziet eiser niet als voorbeelden van negatieve incidenten. Twee collega’s verschilden van mening over de manier waarop hij in een bepaalde situatie had gereageerd, waarbij één collega, tegen wie hij reageerde, zijn reactie juist niet heftig vond. Dat incident kan volgens eiser dan ook niet gebruikt worden als onderbouwing van het ontslag.
c. Verzoek deelname herintrederscursus IBT
Volgens eiser blijkt uit het gespreksverslag van 7 januari 2021 noch uit eerdere verslagen
dat hij niet op de goede weg zou zijn. Er is hem zelfs gevraagd om de herintrederscursus IBT te volgen, wat naar eisers mening niet wijst op een aanstaand ontslag wegens het onvoldoende hebben ontwikkeld van de voor hem geldende competenties.
d. Gebrek aan vertrouwen team onvoldoende geconcretiseerd.
Er wordt naar de mening van eiser op geen enkele manier geconcretiseerd wat hij zou hebben gedaan waardoor het team geen vertrouwen meer in hem heeft. Het is eiser ook niet bekend welke tips en adviezen hem zijn gegeven en welk gedrag hij heeft laten zien. Eiser stelt dat hij voor een voldongen feit is gesteld doordat het team het vertrouwen in hem heeft opgezegd.
e. E-mail 31 mei 2021 inzake uitlatingen over teamchef [naam] betrekken bij heroverweging.
Eiser heeft op 31 mei 2021 een e-mail naar de teamleiding gestuurd, waarin hij heeft uitgelegd wat hij over teamchef [naam] heeft gezegd. Hij verzoekt die e-mail bij de beoordeling
te betrekken.
f. Functioneringstraject onzorgvuldig en onvoldoende grondslag voor ontslag.
Nu er volgens eiser geen zorgvuldige uitvoering is gegeven aan het functioneringstraject en niet aan de hand van concrete gedragingen is gebleken dat hij ongeschikt is voor het vervullen van zijn functie, ontbreekt naar zijn mening de grondslag voor het ontslag.

Het standpunt van verweerder

3.1
Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser niet heeft voldaan aan de in redelijkheid aan zijn functioneren te stellen eisen en/of verwachtingen. Volgens verweerder is voldoende aangetoond dat eiser door zijn houding en gedrag ongeschikt is voor zijn functie. Eiser beschikt niet over de eigenschappen, mentaliteit en/of instelling die noodzakelijk zijn voor het op goede wijze vervullen van zijn functie.
3.2
Bij aanvang van het functionerings- en begeleidingstraject is volgens verweerder vastgesteld dat eisers functioneren in die zin onvoldoende was dat er sterke twijfels waren over zijn functioneren. Ondanks alle inspanningen van de leiding en van zijn teamgenoten is eiser er naar de mening van verweerder niet in geslaagd om zijn functioneren naar het juiste niveau te tillen. De competenties die bij aanvang van het functioneringstraject uitdrukkelijk zijn gemonitord omdat deze onvoldoende waren (te weten de competenties zelfreflectie, accuratesse, transparantie, samenwerken en stressbestendigheid), zijn onder het vereiste niveau gebleven. Bovendien heeft eiser volgens verweerder aan het einde van het functioneringstraject blijk gegeven van een dusdanig negatieve houding en negatief gedrag dat de leiding geen andere mogelijkheid zag dan eiser per direct naar huis te sturen.
3.3
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de besluitvorming zorgvuldig is voorbereid en dat het ontslagbesluit in voldoende mate en concreet is onderbouwd. De gedragingen
van eiser zijn volgens verweerder in de verslagen in het dossier, voldoende geconcretiseerd. Verweerder merkt verder op dat aan eiser ook in het verleden al vele kansen zijn geboden. Eiser is sinds hij bij de politie werkt, al verschillende keren, al dan niet op vrijwillige basis, naar een ander team en/of een andere functie verplaatst. Steeds waren de problemen die daaraan ten grondslag lagen, van dezelfde aard als thans het geval is. Ook is eiser steeds
veel hulp geboden om tot verbetering van zijn functioneren te komen.
3.4
Omdat eiser door de jaren heen steeds weer op dezelfde wijze tekort schoot in zijn functioneren en hij in verband daarmee verschillende keren is overgeplaatst zonder dat daarmee het gewenste resultaat werd bereikt, is een overplaatsing van eiser naar een ander team of een andere functie geen optie meer voor verweerder. Verweerder is van mening
dat eiser meer dan genoeg kansen zijn geboden.

Het nadere besluit van 31 mei 2023

4. Verweerder heeft bij besluit van 31 mei 2023 de motivering van het bestreden besluit aangepast c.q. aangevuld. De rechtbank merkt dat besluit aan als een wijzigingsbesluit in de zin van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het beroep heeft daarom van rechtswege mede betrekking op dit besluit van 31 mei 2023.

Het toetsingskader

5.2
In geschil is de vraag of verweerder op goede gronden heeft besloten eiser met ingang van 1 juli 2021 eervol ontslag te verlenen wegens ongeschiktheid voor het door hem beklede ambt anders dan op grond van ziels- of lichaamsgebreken.
5.3
Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) dient de ongeschiktheid voor de functie zich te uiten in het ontbreken van de eigenschappen, mentaliteit en/of instelling die voor het op goede wijze vervullen van de functie vereist zijn. Daarvoor
is niet steeds vereist dat de functievervulling van de ambtenaar inhoudelijk niet naar behoren is. Ook als de houding en het gedrag van de ambtenaar hem ongeschikt maken voor zijn werkzaamheden, kan van functieongeschiktheid worden gesproken. Zie onder andere de uitspraken van de CRvB van 28 april 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:1548, en 23 januari 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:145.
5.4
Verder moet het bestuursorgaan volgens vaste rechtspraak van de CRvB de ongeschiktheid voor het vervullen van de functie aannemelijk maken aan de hand van concrete gedragingen van de ambtenaar. Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de CRvB van 1 september 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:3254, en 2 maart 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:861.
5.5
Een ontslag wegens ongeschiktheid voor het vervullen van de functie anders dan wegens ziels- of lichaamsgebreken is in het algemeen niet toelaatbaar als de ambtenaar niet op zijn functioneren of gedrag is aangesproken en daarbij in de gelegenheid is gesteld zijn functioneren of gedrag te verbeteren. Dit uitgangspunt leidt uitzondering als de ambtenaar
er dusdanig blijk van heeft gegeven niet over de vereiste eigenschappen, mentaliteit of instelling te beschikken dat het bevoegd gezag zich op het standpunt heeft mogen stellen dat het bieden van een verbeterkans niet zinvol is. Zie in dit verband bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 3 april 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:1098
.

Beoordeling door de rechtbank

6.1
Met inachtneming van het bovengenoemde toetsingskader spitst het geschil zich met name toe op de volgende twee vragen:
a. heeft verweerder de gedragingen en de tekortkomingen in zijn beroepshouding die eiser worden verweten en volgens verweerder maken dat hij ongeschikt is voor zijn functie, voldoende aannemelijk gemaakt aan de hand van concrete voorbeelden?;
b. zo ja, is eiser op zijn gedragingen en de tekortkomingen in zijn beroepshouding aangesproken en heeft hij de kans gehad zich te verbeteren?
6.2
Als deze vragen bevestigend worden beantwoord en verweerder dus bevoegd was eiser te ontslaan wegens ongeschiktheid voor zijn functie, is ten slotte nog de vraag of verweerder in dit geval in redelijkheid van die bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken.
6.3
De rechtbank stelt vast dat aan het ongeschiktheidsontslag van eiser geen formele personeelsbeoordeling ten grondslag ligt hoewel was afgesproken dat aan het eind van het functioneringstraject een beoordeling zou worden opgemaakt. Omdat de dienstleiding echter begin februari 2021 heeft besloten het functioneringstraject per direct stop te zetten en de districtsleiding te adviseren om over te gaan tot ongeschiktheidsontslag, is er uiteindelijk geen personeelsbeoordeling meer opgemaakt.
6.4
Dit betekent dat de ongeschiktheid van eiser voor zijn functie door verweerder aannemelijk moet worden gemaakt aan de hand van andere feiten en omstandigheden, waarbij sprake moet zijn van concrete gedragingen van eiser waaruit die ongeschiktheid blijkt.
6.5
In de motivering van het bestreden besluit, zoals nader aangevuld bij het besluit van
31 mei 2023, stelt verweerder dat aan politieambtenaren hoge eisen worden gesteld met betrekking tot betrouwbaarheid en integriteit, waarbij verweerder verwijst naar de vier kernwaarden uit de beroepscode van de politie: integer, betrouwbaar, moedig en verbindend. Volgens verweerder ontbreekt het bij eiser aan de kernwaarde ‘verbindend’.
6.6
Naar de mening van verweerder is eisers houding en gedrag niet de-escalerend en is
hij ook niet verbindend gebleken binnen de politieorganisatie richting zijn naaste teamleden en de teamleiding. Het team heeft daarom het vertrouwen in eiser opgezegd en wilde niet meer met hem verder.
6.7
Daarnaast zijn er de uitlatingen van eiser tegenover een collega over zijn teamchef [naam] en diens echtgenote op maandag 18 januari 2021, die als bedreigend kunnen worden aangemerkt en door verweerder worden gekwalificeerd als ernstig wangedrag.
6.8
Verweerder is van mening dat uit voormelde gebeurtenissen, tezamen en in onderlinge samenhang beschouwd, de conclusie kan worden getrokken dat eiser vanwege zijn doorgaande negatieve houding en gedrag niet blijvend beschikt over de vereiste eigenschappen, mentaliteit en/of instelling die voor het op goede wijze vervullen van een functie binnen de politie vereist zijn.
6.9
Verweerder acht overplaatsing van eiser in een andere functie of op een plaats van tewerkstelling geen reële optie. Gelet op de aard en ernst van eisers houding en gedrag is
er volgens verweerder sprake van een uitzonderlijke situatie, reden waarom verweerder het bieden van een verbeteringskans niet zinvol acht en nog steeds achter zijn besluit staat om het functioneringstraject met eiser te beëindigen en over te gaan tot ongeschiktheidsontslag.
6.1
De rechtbank overweegt dat eiser na het incident op 10 mei 2019 heeft ingestemd met het volgen van een functioneringstraject dat met name was gericht op de ontwikkeling van de competenties zelfreflectie, accuratesse, transparantie, samenwerken en stressbestendigheid. Daarnaast was het opbouwen van vertrouwen in de dienstleiding een belangrijk onderdeel van het functioneringstraject.
6.11
De rechtbank stelt vast dat uit de verslagen van de voortgangsgesprekken in het dossier blijkt dat het functioneringstraject aanvankelijk goed verliep. Hoewel eiser in sommige opzichten nog wel tekort schoot, zat er een stijgende lijn in zijn functioneren. In het verslag van het voortgangsgesprek op 14 december 2020 staat dat de leiding op dat moment een goede houding zag bij eiser. Hij was meer naar buiten gericht. Eisers teamchef [naam]
heeft op de zitting ook bevestigd dat het functioneringstraject tot dan toe eigenlijk best goed verliep.
6.12
Eind januari/begin februari 2021 kwam daarin echter een plotselinge kentering
die de dienstleiding heeft doen besluiten het functioneringstraject van eiser te stoppen en
de districtsleiding te adviseren om over te gaan tot ongeschiktheidsontslag. De aanleiding daarvoor waren twee actuele ontwikkelingen, te weten:
a. eisers uitlatingen tegenover een collega over teamchef [naam] en diens echtgenote; en
b. het feit dat het team het vertrouwen in eiser had opgezegd en niet met hem verder wilde.
Eisers uitlatingen over teamchef [naam] (en diens echtgenote)
6.13
Hoewel er tussen partijen verschil van mening bestaat over de precieze bewoordingen en de datum waarop het voorval heeft plaatsgevonden, staat voor de rechtbank voldoende vast dat eiser in januari 2021 tegenover een collega uitspraken over [naam] en diens echtgenote heeft gedaan die als bedreigend ervaren kunnen worden. Deze uitspraken zijn door verweerder als wangedrag gekwalificeerd, maar hebben niet geleid tot disciplinaire maatregelen tegen eiser.
Opzeggen vertrouwen in eiser door het team
6.14
In een gesprek op 4 februari 2021 heeft teamchef [naam] aan eiser meegedeeld
dat het gehele team het vertrouwen in hem had opgezegd en niet meer met hem verder wilde. Aanleiding daarvoor waren incidenten gedurende de gehele periode van het functionerings-traject, het na feedback niet reflecteren op en aanpassen van het gedrag, onvoldoende participeren in het groepsproces en eisers houding en gedrag richting de leidinggevende(n).
6.15
Hoewel de uitlatingen van eiser over [naam] en diens echtgenote de sfeer in het team hebben veranderd, is de rechtbank uit de stukken – waaronder de verklaringen van collega’s die als bijlagen bij het aanvullende besluit op bezwaar van 31 mei 2023 zijn gevoegd – onvoldoende duidelijk geworden welke andere concrete gedragingen van eiser voor het team de reden zijn geweest om in januari 2021 het vertrouwen in hem op te zeggen, terwijl men aanvankelijk achter eiser stond en hem steunde in zijn functioneringstraject. Ook op de zitting heeft verweerder hierover geen helderheid kunnen verschaffen.
6.16
De kritiek van de teamleden op eisers houding en gedrag blijft bij algemeenheden, zoals dat medewerkers van het team er onvoldoende zicht op hebben met welke taken eiser bezig is, wat zij niet prettig vinden. Ook wil eiser niet samen met hen in de kantine lunchen, maar eet hij op de werkplek terwijl hij doorwerkt.
6.17
Verder wordt in de stukken een situatie genoemd waarbij [naam] een koffiemoment
in de recherchekamer wilde bijwonen en eiser is weggelopen omdat hij niet met [naam] in dezelfde kamer wilde zijn. [naam] heeft hierover op de zitting gezegd dat eiser later weer is teruggekeerd in de recherchekamer en ook aan het gesprek heeft deelgenomen.
6.18
Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de hiervoor genoemde situaties, wat daar verder ook van mag zijn, niet worden aangemerkt als concrete voorbeelden van gedragingen van eiser waaruit zijn ongeschiktheid voor de functie blijkt.
6.19
Hoewel verweerder eiser bij herhaling heeft toegezegd te zullen komen met een lijst van concrete voorbeelden van gedragingen waaruit eisers ongeschiktheid voor zijn functie blijkt, is op de zitting van de kant van verweerder bevestigd dat een dergelijke lijst niet is opgesteld. Dit is naar het oordeel van de rechtbank een tekortkoming in de zorgvuldigheid en de motivering van het ontslagbesluit.
Problemen uit het verleden/doorgaand gedrag
6.2
Verweerder stelt dat gebrek aan transparantie, onvermogen tot goede samenwerking
en ondermijnend gedrag ten opzichte van de leidinggevenden de rode draden zijn die door
de jaren heen en ook tijdens het functioneringstraject de loopbaan van eiser kenmerken. Sinds eiser bij de politie werkt, is hij al verschillende keren, al dan niet op vrijwillige basis, naar een ander team en/of een andere functie verplaatst. Volgens verweerder waren de problemen die daaraan ten grondslag lagen, steeds van dezelfde aard als nu aan de orde is.
6.21
De rechtbank stelt vast dat gegevens over de problemen van eiser in het verleden ontbreken in het dossier, zodat niet kan worden vastgesteld of inderdaad sprake is van doorgaand gedrag. Op de zitting is van de zijde van verweerder meegedeeld dat die gegevens niet meer beschikbaar zijn, omdat deze zijn vernietigd in verband met de bewaartermijn.
6.22
Dit neemt naar het oordeel van de rechtbank echter niet weg dat verweerder de problemen uit het verleden waaraan hij refereert, op zijn minst had kunnen concretiseren en eventueel betrokkenen had kunnen horen.

Samenvattend

7.1
Alles bij elkaar genomen is de rechtbank van oordeel dat verweerder er onvoldoende in is geslaagd om aan de hand van concrete gedragingen van eiser aannemelijk te maken dat eiser de persoonlijke eigenschappen, mentaliteit en/of instelling mist die vereist zijn voor de door hem beklede functie van Generalist Tactische Opsporing. Het ontslag is daarom niet zorgvuldig voorbereid en tevens onvoldoende gemotiveerd en kan om die reden niet in stand blijven.
7.2
Gelet hierop kan en zal de rechtbank in het midden laten of eiser dusdanig blijk heeft gegeven niet over de voor zijn functie vereiste eigenschappen, mentaliteit en/of instelling te beschikken dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat het bieden van een verbeterkans aan eiser niet zinvol is.

Conclusie

8.1
Het beroep is gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit en het nadere besluit van
31 mei 2023 vernietigen en verweerder opdragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
8.2
Het feit dat eiser in het gelijk wordt gesteld, betekent overigens niet dat hij nu
weer in dienst van de politie is. Het primaire ontslagbesluit is immers niet door de rechtbank herroepen. Enerzijds kan verweerder bij het nemen van het nieuwe besluit op bezwaar wederom beslissen het ontslagbesluit in stand te laten. Indien verweerder het ongeschiktheidsontslag van eiser wil handhaven, zal hij dat echter wel beter moeten onderbouwen. Anderzijds kan verweerder bij het nemen van de nieuwe beslissing op bezwaar er daarentegen ook voor kiezen om het ontslagbesluit in te trekken.

Griffierecht

9. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt ze dat verweerder aan eiser het door eiser betaalde griffierecht vergoedt.

Proceskosten

10. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde van € 837,-- per punt en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit en het nadere besluit van 31 mei 2023;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,-- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,--.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Oosterveld, voorzitter, en mr. J.H.M. Hesseling en
mr. A.J.G.M. van Montfort, leden, in aanwezigheid van G. Kootstra, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.