Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.[gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 2],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 10 november 2021,
- de producties 17 t/m 19 namens [eiseres] ,
- de producties 5 en 6 namens [gedaagde sub 2] ,
- de pleitnotities van mr. Ubbink namens [eiseres] ,
- de mail van 8 februari 2022 van mr. Benningen over de pleitnotities van mr. Ubbink,
- de mail van 8 februari 2022 van mr. Joosten, waarin hij zich refereert aan de inhoud van de mail van mr. Benningen van 8 februari 2022,
- de mail van de rechtbank van 8 februari 2022 aan partijen in reactie op de mails van eveneens 8 februari 2022 van de mrs. Benningen en Joosten,
- de aantekeningen voor de mondelinge behandeling van mr. Joosten namens [gedaagde sub 1] ,
- de aantekeningen ten behoeve van de zitting van mr. Benningen namens [gedaagde sub 2] .
2.Samenvatting en beslissing
3.Het geschil
De vordering
- bedragen van € 26.000,- en € 520,- in hoofdsom;
- één en ander te vermeerderen met wettelijke rente per 28 augustus 2017, althans per 16 oktober 2019, althans per de dag van ontbinding bij het in deze te wijzen vonnis van de koopovereenkomst van 28 augustus 2017, tot aan de dag van algehele voldoening;
- evenals van alle overige(ns) door [eiseres] in verband met (de vernietiging, ontbinding, althans verwijtbaar ondeugdelijke niet-nakoming van) de koopovereenkomst van 28 augustus 2017 geleden en/of nog te lijden schade, nader op te maken bij staat;
- evenals tot betaling van een bedrag ad € 1.140 wegens buitengerechtelijke kosten;
- evenals van een bedrag ad € 749,99, te vermeerderen met wettelijke rente per 4 juni 2021 wegens (deskundigen)kosten;
4.De beoordeling
Algemeen
gebouw of gedeelte van een gebouw waar bewoning is toegestaan op grond van het bestemmingsplan, waaronder de woning van [eiseres] strikt genomen ook valt. Voor zover [eiseres] erop wijst dat haar woning als gevolg van de ligging op een bedrijventerrein minder bescherming geniet, is die stelling weliswaar op zichzelf juist, maar dit betreft geen beperking die op zichzelf voortvloeit uit de planologische bestemming, maar juist uit de feitelijke ligging op dat terrein. [1] Met die feitelijke ligging mocht [eiseres] op grond van de verkoopinformatie (waarin wordt medegedeeld dat de woning op een industrieterrein ligt) bovendien bekend worden verondersteld.
‘Een verkopend makelaar handelt onrechtmatig jegens een aspirant-koper indien de makelaar jegens deze niet de zorgvuldigheid betracht die in de omstandigheden van het geval van de makelaar mag worden verwacht. Daarvan kan onder meer sprake zijn indien de makelaar de aspirant-koper voorafgaand aan de verkoop onjuiste of misleidende informatie verstrekt over eigenschappen van de zaak waarvan hij moet begrijpen dat deze voor de (betrokken) koper bij diens aankoopbeslissing van belang kunnen zijn. Indien het om een woning gaat, behoort tot die eigenschappen in het algemeen de netto woon- of gebruiksoppervlakte. Bij de beoordeling of de makelaar, door het verstrekken van dergelijke onjuiste of misleidende informatie, onrechtmatig heeft gehandeld jegens de koper, komt het aan op het vertrouwen dat de koper in de omstandigheden van het geval aan de gegeven informatie mocht ontlenen’ [2]
‘Een echte jaren 30 woning en ideaal voor degene die zichzelf niet zo snel in een burgerlijke woonwijk ziet aarden. Aan [het adres] woont het gewoon anders. Wonen aan een doodlopende straat op een kleinschalig industrieterrein geeft meer mogelijkheden en een grotere mate van vrijheid’.
‘De onroerende zaak zal bij de eigendomsoverdracht de feitelijke eigenschappen bezitten die nodig zijn voor een normaal gebruik als: ‘woonruimte’en in de achter de koopovereenkomst gevoegde vragenlijst staat bij vraag 18c:
‘Wat is thans, zoals het bij de gemeente vermeld staat, de bestemming van het appartement/perceel?’ [gedaagde sub 1] heeft daar als antwoord ingevuld:
‘woning’.In de akte van levering van 25 september 2017 luidt de beschrijving:
‘het woonhuis cum annexis gelegen te [plaats] , [het adres] .’Tussen partijen is verder niet in geschil dat door [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] niet aan [eiseres] is medegedeeld dat de woning planologisch gezien de bestemming “bedrijfswoning” had.
- salaris van de gemachtigde: € 1.442,- (2 punten maal tarief III);
- griffierecht: € 85,-
- totaal: € 1.527,-
.
ex tuncte worden begroot. De schade betreft immers het verschil in waarde van de woning met de bestemming bedrijfswoning (inclusief het overgangsrecht)
ten tijde van de verkoopdatumen het bedrag dat [eiseres] voor de woning heeft betaald.
Wonen aan een doodlopende straat op een kleinschalig industrieterrein geeft meer mogelijkheden en een grotere mate van vrijheid’) lag het ook voor de hand dat [eiseres] wel enige navraag zou doen naar de mogelijke beperkingen die uit de aanwezigheid van het industrieterrein zouden kunnen voortvloeien. Temeer nu de woning (ook) als gevolg van de feitelijke ligging beperkingen in milieutechnische zin vanuit het industrieterrein kan ondervinden, welke beperkingen volgens de stellingen van [eiseres] in deze procedure (mede) van invloed hadden kunnen zijn op haar keuze om tot koop van de woning over te gaan. De uiterlijke uitstraling van de directe omgeving van de woning doet hieraan geen afbreuk, nu dit niet afdoet aan de feitelijke ligging die voor [eiseres] kenbaar had moeten zijn. Door in het geheel geen onderzoek of navraag naar de planologische bestemming te doen, is er sprake van eigen schuld. De rechtbank acht het redelijk om de risicoverdeling in dit kader op 50% voor [eiseres] te begroten, zodat [gedaagde sub 2] voor de door [eiseres] geleden schade voor 50% aansprakelijk blijft.
5.De beslissing
8 juni 2022in het geding te brengen,
22 juni 2022voor het nemen van een akte door [eiseres] en [gedaagde sub 2] , waarin zij zich uitlaten over de aangekondigde deskundigenrapportage en het hiervoor genoemde door [eiseres] in het geding te brengen taxatierapport,