In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 24 juli 2018 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde WOZ-waarde van een recreatiewoning in Waterparc Veluwemeer. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde A. Oosters, heeft bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde waarden voor de belastingjaren 2015 en 2016, die respectievelijk zijn vastgesteld op € 367.000 en € 372.000. Eiser betoogde dat de waarden te hoog waren, onder andere omdat verweerder onvoldoende rekening had gehouden met de verkoopprijzen van vergelijkingsobjecten die met een rendementsgarantie van 6% per jaar waren verkocht. De heffingsambtenaar van het Gemeenschappelijk Belastingkantoor Lococensus-Tricijn (GBLT) heeft de waarden verdedigd en verweerschriften ingediend.
Tijdens de zitting op 4 april 2018 is het onderzoek gesloten, waarbij partijen toestemming gaven om zonder nadere zitting uitspraak te doen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de waarde van de onroerende zaak moet worden bepaald op basis van de waarde in het economisch verkeer, zoals beschreven in de Wet WOZ. De rechtbank oordeelde dat de door eiser gestelde rendementsgarantie niet aannemelijk was gemaakt en dat de vergelijkingsobjecten die door verweerder waren gebruikt, geschikt waren voor de waardebepaling. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard en de Minister voor rechtsbescherming veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 1.000,- wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure voor het belastingjaar 2015. Voor het belastingjaar 2016 was er geen sprake van overschrijding van de redelijke termijn.