Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
Vonnis
[X] ,wonende te [woonplaats] ,
de besloten vennootschap DEXIA NEDERLAND B.V.,gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam,
De procedure
Feiten in conventie en in reconventie
nummer:
datum:
Hoofdovereenkomstvan 23 juni 2005 (de zogenoemde Duisenbergregeling), gesloten tussen enerzijds Dexia en anderzijds de betrokken belangenorganisaties, waaronder Stichting Eegalease.
Vorderingen in conventie en in reconventie
,waarbij het salaris van de gemachtigde alleen wordt gevorderd in het geval Dexia niet veroordeeld wordt om de volledige onder sub c. genoemde kosten van Leaseproces aan [X] te voldoen.
Beoordeling in conventie en in reconventie
Dexia Bank Nederland(vordering sub 1) respectievelijk op dezelfde 98 effectenlease-overeenkomsten die
in de periode 29 januari 2000 tot en met 1 mei 2002met
Dexia Bank Nederland en/of haar rechtsvoorgangerswaren gesloten (vordering sub 2). De onderhavige effectenlease-overeenkomst is gesloten met Bank Labouchere en de vernietiging van die overeenkomst sluit daarom niet aan op bedoelde collectieve actie. De vordering sub 1 heeft immers alleen betrekking op de effectenlease-overeenkomsten die met
Dexia Bank Nederlandzijn gesloten en dus niet met haar rechtsvoorgangers. Die rechtsvoorgangers zijn alleen vermeld bij de sub 2 gevorderde verklaring voor recht.
effectieve en efficiënte rechtsbeschermingdie met de collectieve actie is beoogd. Een te beperkte uitleg en toepassing van de norm doet afbreuk aan de beoogde effectieve en efficiënte rechtsbescherming.
Maandbetaling. Gesteld noch gebleken is dat dit een wezenlijk verschil uitmaakt.
Dexia Bank Nederland en/of haar rechtsvoorgangers, dus ook met Bank Labouchere. Aan deze vordering ligt het uitgangspunt ten grondslag dat de 98 opgesomde effectenlease-overeenkomsten zijn vernietigd, althans vernietigbaar zijn op grond van artikel 1:89 BW. De vordering sub 1 vormt als het ware een inleiding op de vordering sub 2 omdat daarin wordt gevorderd te verklaren voor recht dat sprake is van koop op afbetaling en dat (daarom) de artikelen 1:88 en 1:89 BW van toepassing zijn. De vordering sub 1 noemt echter, anders dan de vordering sub 2, alleen de met
Dexia Bank Nederlandgesloten effectenlease-overeenkomsten. Dexia wil daaraan consequenties verbinden waar het gaat om de vraag of de onderhavige vordering wel aansluit bij de destijds gevorderde verklaringen voor recht.
Hoofdovereenkomstafstand hebben gedaan van alle rechten en vorderingen en dus ook van de stuitende werking verbonden aan de door hen uitgebrachte dagvaarding. Om die reden heeft die dagvaarding nimmer stuitende werking gehad, en was de vordering van de eega tot vernietiging van de effectenlease-overeenkomst ten tijde van het uitbrengen van de vernietigingsverklaring reeds verjaard.
Hoofdovereenkomst, de Duisenbergregeling, van 23 juni 2005 gebonden te willen zijn en dus ook niet aan de mogelijke gevolgen van die regeling. Zie de arresten van het Gerechtshof Amsterdam van 4 november 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:4585) en van 14 juni 2016 (ECLI:NL:GHAMS:2016:2291) en van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 19 april 2016 (ECLI:NL:GHARL:2016:3085). Laatstgenoemd gerechtshof heeft onder meer het volgende overwogen:
Hoofdovereenkomstis gesloten. De kantonrechter overweegt het volgende.
Hoofdovereenkomstvan 23 juni 2005. Onderdeel van die overeenkomst is dat het hoger beroep is ingetrokken.
Aldus is de procedure voor de toepassing van art. 3:316 lid 2 BW geëindigd op andere wijze dan door toewijzing van de vorderingen, aldus de Hoge Raad in bedoeld arrest. In dat geval is de verjaring slechts gestuit indien binnen zes maanden nadien een nieuwe eis wordt ingesteld en deze alsnog tot toewijzing leidt, dan wel binnen die termijn buitengerechtelijk de vernietiging wordt ingeroepen. Indien dat niet (tijdig) geschiedt, is de stuitende werking van de collectieve actie vervallen.
Hoofdovereenkomst, dus op 23 juni 2005. Dit volgt ook uit de hiervoor geciteerde zinsnede uit het arrest van de Hoge Raad.
Hoofdovereenkomst, hadden de gerechtigden dus gedurende zes maanden de tijd zelf buitengerechtelijk de vernietiging in te roepen of een daartoe strekkende eis in te stellen.
Hoofdovereenkomstop de voet van artikel 7:907 lid 1 (oud) BW verbindend te verklaren gelijk is te stellen met het instellen van een nieuwe eis als bedoeld in artikel 3:316 lid 2 BW. Het verzoekschrift was naar het oordeel van de kantonrechter geen nieuwe eis als bedoeld in dit artikellid, omdat het niet strekte tot vernietiging van de effectenlease-overeenkomsten. De ‘eis’ zag op het verbindend verklaren van de gesloten vaststellingsovereenkomst.
Hoofdovereenkomstverbindend is verklaard, geen bezwaar ook de kwestie van de onderhavige vernietiging via (onder meer) de uitleg van het begrip schade onder (de gevolgen van) de verbindendverklaring van artikel 9:907 BW te scharen. De kantonrechter verwijst naar de volgende rechtsoverwegingen in dit arrest:
Ad bBreed inzetbaar
een procedure te voeren tegen Dexia Banken:
Alle kosten van de procedure zijn hierbij inbegrepen.