ECLI:NL:RBOBR:2024:6244

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
14 november 2024
Publicatiedatum
10 december 2024
Zaaknummer
10977311 EL 24-1
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Effectenleasezaak tussen eiser en Dexia Nederland B.V. over onrechtmatig handelen en schadevergoeding

In deze zaak, die zich afspeelt in de context van effectenleaseovereenkomsten, heeft de kantonrechter op 14 november 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en Dexia Nederland B.V. De eiser, vertegenwoordigd door mr. G. van Dijk van Leaseproces, heeft Dexia aangeklaagd wegens onrechtmatig handelen en vordert schadevergoeding. De eiser heeft twee leaseovereenkomsten afgesloten met Dexia, waarbij hij als lessee is vermeld. Dexia heeft een eindafrekening opgesteld, maar de eiser stelt dat hij door misleidend advies en het ontbreken van een vergunning voor de tussenpersoon, Hypotheek Select B.V., in een nadelige positie is gebracht. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld door de eiser als cliënt te accepteren, terwijl zij op de hoogte had moeten zijn van de onregelmatigheden rondom de advisering door de tussenpersoon. De rechter heeft de vorderingen van de eiser toegewezen, inclusief een schadevergoeding van € 57.227,20, vermeerderd met wettelijke rente. Dexia is ook veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak is een belangrijke bevestiging van de aansprakelijkheid van aanbieders van financiële producten in gevallen van misleidende advisering en het niet naleven van vergunningseisen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch
Zaaknummer: 10977311 EL 24-1
Vonnis van de kantonrechter van 14 november 2024
in de zaak van
[eiser ] ,
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie in de hoofdzaak,
verwerende partij in reconventie in de hoofdzaak en in het incident,
gemachtigde: mr. G. van Dijk, Leaseproces,
tegen
de besloten vennootschap DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij in conventie in de hoofdzaak,
eisende partij in reconventie in de hoofdzaak en in het incident,
gemachtigde: USG Legal Professionals.
Partijen worden hierna [eiser ] en Dexia genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van [eiser ] van 1 maart 2024;
  • de incidentele vordering ex artikel 843a Rv tevens conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie;
  • de conclusie van antwoord in het incident tevens conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie;
  • de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie;
  • de conclusie van dupliek in reconventie tevens akte uitlating producties.
1.2.
Ten slotte is partijen meegedeeld dat vonnis wordt gewezen.

2.De feiten

2.1.
[eiser ] heeft de volgende leaseovereenkomsten ondertekend waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij (de rechtsvoorgangster van) Dexia:
Nr.
Contractnr.
Datum
Naam overeenkomst
I.
[contractnummer 1]
12-07-1999
Overwaarde Effect
II.
[contractnummer 2]
27-07-1999
Overwaarde Effect
2.2.
Dexia heeft met betrekking tot de overeenkomsten een eindafrekening opgesteld met het volgende resultaat:
Nr.
Datum eindafrekening
Resultaat
Betaald
I.
26-07-2004
- € 16.701,84
Ja, door [eiser ]
II.
26-07-2004
- € 14.201,58
Ja, door [eiser ]
2.3.
Volgens opgave van Dexia heeft [eiser ] op grond van de overeenkomsten - al dan niet bij wijze van vooruitbetaling - in totaal een bedrag van € 44.574,72 aan maandtermijnen en een bedrag van € 30.903,42 wegens restschuld aan Dexia betaald. Volgens die opgave heeft [eiser ] € 11.680,42 aan dividenden ontvangen en € 6.570,52 aan fiscaal voordeel genoten.
2.4.
De gemachtigde van [eiser ] , Leaseproces, heeft bij brief van 13 mei 2008 de nietigheid, vernietiging, dan wel ontbinding van de overeenkomst ingeroepen op grond van misbruik van omstandigheden, wanprestatie, dwaling, onrechtmatige daad en/of misleidende reclame. Tevens wordt het recht voorbehouden daartoe ook andere gronden nog aan te voeren.

3.De vordering en het verweer in de hoofdzaak en in het incident

3.1.
[eiser ] vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- voorwaardelijk:
 Dexia ex artikel 843a Rv zal veroordelen de aanvraagformulieren en haar versie van de ondertekende overeenkomst met contractnummer [contractnummer 2] aan [eiser ] te verstrekken;
- in de hoofdzaak:
 voor recht zal verklaren dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser ] en/of toerekenbaar is tekort geschoten;
 voor recht zal verklaren dat [eiser ] schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen van Dexia en Dexia gehouden is die schade te vergoeden;
 Dexia zal veroordelen tot voldoening aan [eiser ] van al datgene dat [eiser ] aan Dexia heeft betaald onder de overeenkomst, vermeerderd met de wettelijke rente daarover;
 Dexia zal veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van [eiser ] , met rente;
 Dexia zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten, met rente.
3.2.
Dexia voert verweer tegen de vorderingen. Het verweer mondt uit in een tegenvorde-ring, waarbij Dexia vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- in het incident:
 [eiser ] ex artikel 843a Rv zal veroordelen om Dexia een afschrift te verstrekken het intakeformulier waar de door Leaseproces namens [eiser ] in deze procedure ingenomen feitelijke stellingen aan zijn ontleend;
- in de hoofdzaak:
 voor recht zal verklaren dat Dexia, na betaling aan [eiser ] van een bedrag
van € 20.602,28, althans een in goede justitie vast te stellen bedrag, niets
meer aan [eiser ] verschuldigd is;
 [eiser ] zal veroordelen in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen en verweren van partijen zal voor zover nodig hierna nader worden ingegaan.

4.4. Beoordeling van de vorderingen in de hoofdzaak en in het incident

algemeen4.1. Het gaat in deze zaak om een financieel product dat tussen 1990 en 2003 in Nederland ongeveer één miljoen keer is verkocht, namelijk een effectenleaseovereenkomst. Kenmerk van dit product is, dat de afnemer van het product met geleend geld belegt. Na het instorten van de aandelenmarkt zijn vele afnemers geconfronteerd met restschulden en andere verliezen. In de afgelopen 15 à 20 jaar zijn in Nederland hierover duizenden proce-dures gevoerd, waarbij Dexia vaak één van de procespartijen was. Door belangenbehartigers van afnemers en vertegenwoordigers van aanbieders van deze producten is, in het kader van de WCAM, een regeling getroffen, die bij beschikking van het Gerechtshof Amsterdam van 25 januari 2007 algemeen verbindend is verklaard. Enkele tienduizenden afnemers hebben deze regeling niet geaccepteerd en tijdig een opt-out-verklaring ingediend, onder wie [eiser ] .
4.2.
De procedures hebben geleid tot veel jurisprudentie, waaronder verschillende richtinggevende arresten van de Hoge Raad. Deze jurisprudentie is bij de gemachtigden van partijen bekend. [1] Deze jurisprudentie wordt bij de beoordeling van de vorderingen als leidraad genomen. Door partijen zijn geen (althans onvoldoende) bijzondere omstandigheden gesteld die in deze zaak een afwijking daarvan rechtvaardigen.
4.3.
Toepassing van deze jurisprudentie leidt in het onderhavige geval tot de volgende conclusies:
er is sprake van huurkoop;
er is geen sprake van dwaling, misleidende reclame en/of misbruik van omstandigheden; evenmin is er sprake van (ver)nietig(baar)heid krachtens de Wck;
Dexia heeft haar bijzondere zorgplichten geschonden, in elk geval de waarschuwingsplicht, en daardoor onrechtmatig gehandeld;
[eiser ] heeft schade geleden, bestaande uit betaalde termijnen en restschuld;
er is voldoende causaal verband aanwezig tussen de hiervoor bedoelde schade en de onrechtmatige daad van Dexia.
verjaring
4.4.
Voor zover Dexia stelt dat een eventuele vordering van [eiser ] inmiddels is verjaard, wordt dit verweer niet gevolgd. In de jurisprudentie zijn bestendige oordelen te vinden voor wat betreft de stellingen en verweren van partijen die zien op de verjaring. [2] Voor zover in deze zaak geen andere, afwijkende standpunten zijn ingenomen door één van de partijen, wordt op de aan (de gemachtigden van) partijen bekende overwegingen, ook in deze zaak geoordeeld dat er geen reden is om aan te nemen dat de verweren omtrent de verjaring doel treffen.
tussenpersoon
4.5.
[eiser ] heeft de overeenkomsten met Dexia afgesloten via de tussenpersoon Hypotheek Select B.V. (hierna te noemen: Hypotheek Select), een handelsnaam van Spaar Select. Tussen partijen is niet in geschil dat de tussenpersoon niet beschikte over de voor beleggingsadvieswerkzaamheden noodzakelijke vergunning. In de prejudiciële beslissing van 10 juni 2022 [3] heeft de Hoge Raad uitgelegd in welke gevallen Dexia heeft gecontrac-teerd in strijd met het verbod van artikel 41 NR 1999 (dan wel met het daarmee materieel overeenkomende artikel 25 NR 1995). Daarvan is volgens de Hoge Raad sprake als de af-nemer een effectenleaseovereenkomst is aangegaan nadat de daarbij optredende tussenper-soon (zonder te beschikken over de daarvoor benodigde vergunning), tevens - naar Dexia wist of behoorde te weten - als financieel adviseur is opgetreden door advies te geven. Dexia stelt dat het gegeven beleggingsadvies naar het destijds geldende Europese recht niet vergunningplichtig was. In het vonnis van de rechtbank Overijssel van 22 juni 2021 (ECLI:NL:RBOVE:2021:2548), dat heeft geleid tot de hiervoor genoemde prejudiciële beslissing van de Hoge Raad van 10 juni 2022, heeft de rechtbank toegelicht, onder verwijzing naar een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 15 oktober 2019 (ECLI:NL:GHARL:2019:8462), dat en waarom geen sprake is van strijd met het toepasselijke Europese recht. Er is geen reden om thans anders te oordelen. De Hoge Raad heeft, zoals (de gemachtigden van) partijen bekend is, bepaald dat het moet gaan om een gepersonaliseerde aanbeveling, waarbij een aantal omstandigheden zijn genoemd, die bij de beoordeling daarvan van belang kunnen zijn. Ook indien niet wordt vastgesteld dat die omstandigheden zich voordoen, bestaat de mogelijkheid dat de tussenpersoon toch een gepersonaliseerde aanbeveling heeft gedaan als door de Hoge Raad bedoeld, namelijk een aanbeveling die is voorgesteld als geschikt voor de betrokken afnemer ook als dat onder omstandigheden als een ‘verkooppraatje’ kan worden gekarakteriseerd.
4.6.
De stelplicht en bewijslast dat de tussenpersoon [eiser ] heeft geadviseerd en dat Dexia wetenschap had of behoorde te hebben van het feit dat de tussenpersoon [eiser ] , anders dan in algemene zin, een persoonlijk en specifiek op dit product toegesneden advies heeft verstrekt, rusten op [eiser ] als de partij die zich op de rechtsgevolgen van het on-rechtmatig handelen van Dexia beroept. De door [eiser ] gestelde feiten en omstandig-heden dienen voldoende concreet te zijn en zo mogelijk voorzien van onderbouwing. Voor zover Dexia de gestelde feiten en omstandigheden betwist, dient die betwisting eveneens voldoende gemotiveerd te zijn. Bij de beoordeling of de stellingen voldoende concreet en onderbouwd zijn en of het verweer voldoende gemotiveerd is weegt mee dat beide partijen al zeer lange tijd - in elk geval sinds de opt-out door [eiser ] in 2007 - weten dat over de totstandkoming van de overeenkomsten en de afwikkeling daarvan een gerechtelijke procedure gevoerd zal (kunnen) worden, zodat van hen verlangd mag worden de voor hun procespositie relevante informatie en stukken te hebben verzameld en bewaard.
4.7.
[eiser ] stelt over de feitelijke gang van zaken het volgende:
[eiser ] is voor het eerste in contact gekomen met Hypotheek Select toen hij Hypotheek Select zag staan met een kraampje op een braderie in Arnhem. Na een kort gesprek heeft hij zijn contactgegevens achtergelaten. Hypotheek Select heeft [eiser ] vervolgens telefonisch benaderd. De medewerker vroeg of [eiser ] geïnteresseerd was in een financieel adviesge-sprek en stelde voor om een afspraak daarvoor in te plannen. [eiser ] heeft hiermee inge-stemd en er is vervolgens een afspraak voor een huisbezoek ingepland. De heer [A] (hierna te noemen: de adviseur) heeft [eiser ] op afspraak thuis bezocht. De adviseur is in totaal meerdere keren langs geweest. Tijdens het eerste gesprek heeft de adviseur geïnfor-meerd naar de financiële situatie en wensen van [eiser ] . Daarbij is gesproken over het inkomen, het werk, de woning en de hypothecaire situatie van [eiser ] . Er is vervolgens gesproken over de wens van [eiser ] om zijn financiële reserves voor in de toekomst op te bouwen. De adviseur gaf aan dat dit mogelijk was en dat hij hier een geschikte oplossing voor had. De adviseur gaf toen aan dat [eiser ] er goed aan zou doen om gebruik te maken van de overwaarde van zijn woning. Volgens de adviseur zou [eiser ] namelijk, middels een verhoging van zijn huidige hypotheek, een deel van zijn overwaarde op kunnen nemen en hiermee een vooruitbetaling te doen on twee Overwaarde Effect producten van Bank Labouchere. De adviseur adviseerde om de hypotheek op te hogen naar ƒ 250.000,00. Op deze wijze zou [eiser ] veel vermogen op kunnen bouwen, waarmee hij zijn financiële reserves in de toekomst zou kunnen aanvullen. Volgens de adviseur zou dit product uiter-mate geschikt zijn om het gewenste vermogen op te bouwen. De adviseur wees erop dat [eiser ] de inleg verdubbeld uitgekeerd zou krijgen. Ten aanzien van de aandelenfondsen gaf de adviseur aan dat het zou gaan om grote, stabiele, goed renderende bedrijven en de opbrengsten erg hoog zouden zijn. De adviseur ondersteunde dit standpunt aan de hand van rekenvoorbeelden. Ook had hij voor [eiser ] wat berekeningen gemaakt over de mogelijke opbrengst, waarbij hij rekenende met een rendement van meer dan 12%. Over tegenvallende resultaten is niet gesproken. De adviseur heeft [eiser ] niet geïnformeerd over de speci-fieke risico’s. Zo heeft hij er niet op gewezen dat met een lening (de hypotheek) de rente-lasten voor een andere lening (de effectenleasecontracten) werd betaald en dat bij tegen-vallende koersontwikkelingen, de inleg geheel verloren kon gaan, de hypotheek niet kon worden afgelost en er bovendien een schuld kon ontstaan uit hoofde van de effectenlease-contracten. Als [eiser ] had geweten van deze risico’s, had hij de overeenkomsten nooit afgesloten. [eiser ] had geen ervaring met beleggen of kennis van complexe financiële producten en heeft het advies van de adviseur opgevolgd. De aanvraag voor de overeen-komsten is door de adviseur in gang gezet. De adviseur is een tweede keer langs gekomen om de overeenkomsten door [eiser ] te laten ondertekenen. [eiser ] heeft twee Over-waarde Effect overeenkomsten afgesloten met hoge vooruitbetalingen. [eiser ] heeft zijn hypotheek verhoogd bij ABN AMRO naar ƒ 250.000,00, en met het vrijgekomen bedrag de vooruitbetalingen voldaan.
4.8.
[eiser ] heeft, ter onderbouwing van zijn stellingen, gewezen op de volgende stukken die in het geding zijn gebracht:
- een kopie van de overeenkomst Overwaarde Effectt van 12 juli 1999 op naam van [eiser ] met contractnummer [contractnummer 1] , voorzien van het adviseursnummer:
[nummer] -Hypotheek Select B.V.en een stempel met de (deels handgeschreven) tekst:
“Hypotheek Select, [A] (…)”;
- een kopie van de overeenkomst Overwaarde Effectt van 27 juli 1999 op naam van [eiser ] met contractnummer [contractnummer 2] , voorzien van het adviseursnummer:
[nummer] -Hypotheek Select B.V.en een stempel met de (deels handgeschreven) tekst:
“Hypotheek Select, [A] (…)”;
- een kopie van de hypotheekakte van 28 september 1999 van notaris mr. [B] te Eindhoven, met betrekking tot het vestigen van een hypotheek ten gunste van ABN AMRO Bank N.V. op het woonhuis [adres] , op naam van [eiser ] voor een bedrag van ƒ 250.000,00.
4.9.
Met deze feitelijke uiteenzetting en stukken heeft [eiser ] voldoende onderbouwd gesteld dat sprake is geweest van vergunningplichtige advisering. Dexia heeft de door [eiser ] geschetste gang van zaken slechts in algemene termen betwist. Dexia had echter meer concreet moeten maken dat en waarom volgens haar destijds geen sprake is geweest van advisering. Zo had Dexia moeten uiteenzetten op welke wijze de overeenkomsten in haar visie tot stand waren gekomen. Dexia heeft weliswaar erop gewezen dat zij op geen enkele wijze betrokken is geweest bij het contact tussen [eiser ] en de adviseur van de tussen-persoon, maar dat kan Dexia niet baten. Voor zover Dexia daardoor in bewijsnood is, komt dat voor haar rekening en risico. Niet alleen had zij zoals hiervoor is overwogen eerder bewijs kunnen verzamelen maar daarbij komt dat Dexia destijds ervan heeft afgezien om eigen voorlichting te geven aan potentiële klanten en gebruik heeft gemaakt van deze tussenpersoon voor de afzet van haar producten. Dit terwijl het voor haar als aan toezicht onderworpen effecteninstelling verboden was om van die tussenpersoon cliënten aan te nemen aan wie adviezen waren verstrekt. Het had op haar weg gelegen om daarop controle uit te oefenen en ervoor te zorgen dat zij wel over concrete informatie beschikte over de totstandkoming van een contract en de daarbij betrokken (medewerker van de) tussen-persoon. [4] Daarom wordt uitgegaan van de juistheid van de door [eiser ] geschetste gang van zaken nu Dexia deze onvoldoende heeft weersproken. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen.
wetenschap Dexia
4.10.
[eiser ] stelt dat Dexia wist, althans behoorde te weten, dat de tussenpersoon een op de persoon van [eiser ] toegesneden beleggingsadvies heeft gegeven. Dexia betwist dit. Hoewel in dit geval niet is gebleken dat Dexia concrete wetenschap heeft gehad van de advisering van de tussenpersoon aan [eiser ] , had zij behoren te weten dat [eiser ] door de tussenpersoon is geadviseerd. [5]
aansprakelijkheid Dexia4.11. Nu Dexia ondanks het voorgaande toch met [eiser ] de overeenkomsten is aan-gegaan, heeft zij jegens [eiser ] onrechtmatig gehandeld. Dit moet Dexia zwaar worden aangerekend. Weliswaar zijn aan [eiser ] omstandigheden toerekenbaar die tot de schade hebben bijgedragen, maar vanwege de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten, eist de billijkheid in beginsel dat de vergoedingsplicht van Dexia geheel in stand blijft. [6] Weliswaar kunnen er situaties zijn waarin voldoende reden is om een deel van de schade op grond van artikel 6:101 BW voor rekening van de afnemer te doen komen, maar in dit geval zijn dergelijke feiten en omstandigheden niet aanwezig. De schade komt dan ook geheel voor rekening van Dexia.
de vorderingen van [eiser ]4.12. De door [eiser ] gevorderde verklaringen voor recht zullen daarom worden toegewezen, in die zin dat voor recht wordt verklaard dat Dexia onrechtmatig jegens [eiser ] heeft gehandeld door [eiser ] als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [eiser ] niet alleen als klant aanbracht maar [eiser ] tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat.
4.13.
De als gevolg hiervan door [eiser ] geleden schade kunnen partijen inmiddels berekenen. De voor vergoeding in aanmerking komende schade bestaat uit de door de afnemer betaalde inleg (termijnbetalingen en eventuele aflossingen) en het niet vergoede gedeelte van de (fictieve) restschuld. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met te verrekenen genoten voordelen, waaronder daadwerkelijk ontvangen dividenduitkeringen, fiscale voordelen en een eventueel in aanmerking te nemen batig saldo uit voorgaande overeenkomsten. Een en ander volgens het door Dexia overgelegde financiële overzicht waarvan de juistheid door [eiser ] niet of onvoldoende gemotiveerd is betwist. In het geval reeds eerder een schadevergoeding door Dexia is betaald, geldt ten aanzien van de verreke-ning daarvan hetgeen is overwogen in de beslissing van de Rechtbank Amsterdam van 25 november 2021 (ECLI:NL:RBAMS:2021:7910). De wettelijke rente is verschuldigd over het door Dexia te restitueren bedrag volgens de uitgangspunten als geformuleerd in HR 1 mei 2015 (ECLI:NL: HR:2015:1198) en HR 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:164, r.o. 3.6.3).
[eiser ] heeft aan de hand van het door Dexia overgelegde financiële overzicht in de conclusie van repliek in conventie tevens conclusie van antwoord in reconventie de schade berekend op € 57.227,20. Omdat Dexia de berekening niet heeft betwist, zal de kantonrechter uitgaan van dit bedrag.
Een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten is niet aan de orde. Niet gebleken is dat er meer of andere werkzaamheden aan de orde zijn geweest dan die, welke genoemd zijn in het arrest van de Hoge Raad van 12 april 2019 (ECLI:NL:HR:2019:590).
4.14.
Gelet op het voorgaande behoeven de andere door [eiser ] aangevoerde gronden geen nadere bespreking.
de voorwaardelijke vordering van [eiser ]
4.15.
verzoekt Dexia op te dragen om een afschrift te verstrekken van de aan-vraagformulieren en haar versie van de ondertekende overeenkomst met contractnummer [contractnummer 2] . Uit het voorgaande volgt dat [eiser ] in het gelijk zal worden gesteld. [eiser ] heeft dan ook geen belang meer bij deze stukken in deze procedure, zodat het verzoek zal worden afgewezen.
de vorderingen in reconventie van Dexia
4.16.
Gelet op de beoordeling in conventie worden de vorderingen van Dexia afgewezen.
de incidentele vordering van Dexia
4.17.
Dexia vordert dat [eiser ] wordt veroordeeld het intakeformulier van zijn ge- machtigde aan Dexia te verstrekken. Een zogenoemde “exhibitievordering” op grond van artikel 843a lid 1 Rv. kan worden toegewezen als degene die de vordering instelt een rechtmatig belang heeft bij het inzien van bepaalde stukken die betrekking hebben op een rechtsbetrekking waarin eiser partij is.
4.18.
Daargelaten de vraag of aan deze vereisten is voldaan, oordeelt de kantonrechter dat op grond van het derde en vierde lid van artikel 843a Rv geen inzage van het intakefor-mulier verlangd kan worden. In het derde lid van artikel 843a Rv is, kortgezegd, bepaald dat beoefenaren van vertrouwensberoepen ter zake van hetgeen hen in hun hoedanigheid is toe-vertrouwd niet gehouden zijn om aan de exhibitievordering te voldoen. Ook van [eiser ] als cliënt van de beroepsbeoefenaar kan (ervan uitgaande dat [eiser ] in het bezit is van het intakeformulier) geen inzage worden verlangd omdat gewichtige redenen als bedoeld in het vierde lid van artikel 843a Rv, zich daartegen verzetten. Dexia wil kennelijk weten welke gegevens [eiser ] destijds aan Leaseproces heeft verstrekt. Het verstrekken van (ver-trouwelijke) informatie aan een rechtsbijstandverlener over een geschil door middel van een gesprek of een intake- of vragenformulier dient echter onbelemmerd te kunnen plaatsvinden. Al met al oordeelt de kantonrechter dat de incidentele vordering van Dexia moet worden afgewezen.
4.19.
De proceskosten van dit incident komen voor rekening van Dexia omdat zij in het
ongelijk wordt gesteld. De proceskosten aan de zijde van [eiser ] worden begroot op € 82,00.
proceskosten
4.20.
Omdat [eiser ] inhoudelijk gelijk krijgt, is Dexia aan te merken als de in het ongelijk te stellen partij. Dexia zal worden veroordeeld in de proceskosten (inclusief nakosten) aan de zijde van [eiser ] gevallen. Omdat het partijdebat in reconventie is samengevallen met het debat in conventie worden de kosten in reconventie tot op heden begroot op nihil. De proceskosten van [eiser ] worden begroot op:
- dagvaarding € 135,97
- griffierecht € 87,00
- salaris gemachtigde € 542,00 (2x tarief € 271,00)
- nakosten
€ 135,00
Totaal € 899,97.
4.21.
De gevorderde rente over de proceskosten zal als na te melden worden toegewezen.

5.Beslissing

De kantonrechter
in het incident van Dexia
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt Dexia in de proceskosten aan de zijde van [eiser ] van € 82,00;
in conventie
5.3.
verklaart voor recht dat Dexia onrechtmatig jegens [eiser ] heeft gehandeld door [eiser ] als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [eiser ] niet alleen als klant aanbracht maar [eiser ] tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat;
5.4.
veroordeelt Dexia om aan [eiser ] te betalen een bedrag van € 57.227,20, ver-meerderd met de wettelijke rente daarover een en ander zoals weergegeven in r.o. 4.13.;
5.5.
veroordeelt Dexia in de proceskosten van € 899,97, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Dexia niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Dexia ook de kosten van betekening betalen;
5.6.
veroordeelt Dexia in de wettelijke rente over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
5.7.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
5.9.
wijst de vorderingen af;
5.10.
veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, aan de zijde van [eiser ] gevallen, tot op heden begroot op nihil.
Aldus gewezen door mr. J.P.C. van Dam van Isselt, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 november 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.
typ: JS

Voetnoten

1.In het bijzonder gaat het om de arresten van de Hoge Raad van 28 maart 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC2837), 5 juni 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BH 2815), 29 april 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BP4003), 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR: 2017:164) en 12 april 2019 (ECLI:NL:HR:2019:590) en de arresten van het gerechtshof Amsterdam van 1 december 2009 (ECLI:NL: GHAMS:2009:BK4981) en 1 april 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:1135).
2.zie onder meer gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 3 november 2020 ECLI:NL:GHARL:2020:8992, gerechtshof Amsterdam, 25 januari 2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:1462 en gerechtshof Den Bosch 10 januari 2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:23.
3.Hoge Raad 10 juni 2022, ECLI :NL:HR:2022:862.
4.Vergelijk gerechtshof Arnhem Leeuwarden 16 mei 2023 ECLI:NL:GHARL:2023:4177.
5.Hoge Raad 9 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:882.
6.Hoge Raad 2 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2012 r.o. 5.6 en 5.7. Deze lijn is nadien bevestigd in de arresten van de Hoge Raad van 12 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1935, en van 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:862.