ECLI:NL:RBOBR:2024:4348

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
20 september 2024
Publicatiedatum
17 september 2024
Zaaknummer
24/1645
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van functiewaardering en inschaling van een medewerker bij de veiligheidsregio Brabant-Zuidoost

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Oost-Brabant het beroep van eiser tegen de functiewaardering en inschaling als adviseur naleving bij de veiligheidsregio Brabant-Zuidoost. Eiser is benoemd in de normfunctie van specialist A met een waardering van functieschaal 10, maar is van mening dat zijn HOVD-taak niet correct is meegenomen in de functiewaardering. Het dagelijks bestuur heeft op 9 februari 2023 de functiewaardering vastgesteld en op 31 januari 2024 het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Eiser heeft beroep ingesteld, waarbij hij stelt dat alle opgedragen taken in de functiebeschrijving moeten worden opgenomen. De rechtbank heeft op 27 augustus 2024 de zaak behandeld, waarbij zowel eiser als het dagelijks bestuur vertegenwoordigd waren.

De rechtbank oordeelt dat het dagelijks bestuur voldoende heeft gemotiveerd dat de HOVD-taak van eiser geen hoofdtaak is die in de functiewaardering moet worden meegenomen. De rechtbank wijst erop dat de toetsing bij functiewaardering terughoudend is en dat de bestreden waardering niet in stand kan blijven als deze onhoudbaar is. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat zijn HOVD-taak bepalend is voor het niveau van zijn functie. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiser geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. A.F. Vink en is openbaar uitgesproken op 20 september 2024.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 24/1645

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 september 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.R. Hoendermis),
en
het dagelijks bestuur van de veiligheidsregio Brabant-Zuidoost, het dagelijks bestuur
(gemachtigde: mr. T. Schonenburg).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de beschrijving en waardering van zijn functie van adviseur naleving bij de veiligheidsregio Brabant-Zuidoost.
1.1.
Met het besluit van 9 februari 2023 heeft het dagelijks bestuur eiser met ingang van 1 januari 2023 benoemd in de normfunctie van specialist A met het functieprofiel van adviseur naleving met een waardering van functieschaal 10.
1.2.
Met het bestreden besluit van 31 januari 2024 (het bestreden besluit) heeft het dagelijks bestuur het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
1.3.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
1.4.
Het dagelijks bestuur heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
Eiser heeft nadere stukken ingediend.
1.6.
De rechtbank heeft het beroep op 27 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser en zijn gemachtigde deelgenomen. Voor het dagelijks bestuur hebben zijn gemachtigde, mr. drs. L.M.H. Heezemans, A. Hofman, P. Janssen en D. Derks deelgenomen.

Totstandkoming van het besluit

2. Het dagelijks bestuur heeft geconstateerd dat het takenpakket ten aanzien van de risicobeheersing aanzienlijk is veranderd als gevolg van de regionalisering van de brandweer en de vaststelling van de visie op de brandweerzorg in 2015. Er is met name sprake van meer complexe advisering. Daarnaast was al sprake van een verschuiving van regelgericht adviseren naar risicogericht adviseren wat met de komst van de Omgevingswet een extra impuls heeft gekregen.
2.1.
Deze ontwikkelingen waren voor het dagelijks bestuur aanleiding om de werkzaamheden in de organisatie opnieuw te beschrijven en op te nemen in functieprofielen die vervolgens zijn gewaardeerd. Een functiewaarderingscommissie heeft die functiewaarderingen getoetst en daarover advies uitgebracht. Dat is ook gebeurd ten aanzien van de functie van eiser.
2.2.
In het geval van eiser heeft het dagelijks bestuur besloten het advies van de functiewaarderingscommissie over te nemen, wat vervolgens heeft geleid tot de hiervoor onder het kopje ‘Inleiding’ genoemde besluitvorming en procedures.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de beschrijving en waardering van de aan eiser opgedragen functie in rechte houdbaar is. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3.1.
Eiser is het niet eens met het bestreden besluit.
3.1.1.
Eiser zegt in zijn beroepschrift dat het bestreden besluit ten onrechte enkel is gebaseerd op de CAR-UWO [1] Veiligheidsregio’s en lokaal aanvullende regelingen buiten beschouwing zijn gelaten. In die lokaal aanvullende regelingen staat dat alle opgedragen taken moeten worden beschreven in de functiebeschrijving. Dat is ten onrechte niet gedaan waardoor deze ten onrechte niet zijn meegewogen bij de waardering. Eiser vindt dat een nieuw functieprofiel moet worden gemaakt met daarin alle taken die hem zijn opgedragen. Dit nieuwe functieprofiel moet dan opnieuw worden afgezet tegen de bestaande normfuncties. Als dit functieprofiel niet past binnen een bestaande normfunctie, moet volgens eiser een nieuwe normfunctie worden gemaakt en gewaardeerd. Als dit leidt tot een hogere waardering moet deze met terugwerkende kracht worden toegekend.
3.1.2.
Op de zitting heeft eiser desgevraagd zijn beroepsgronden nader toegelicht. Hij wijst erop dat het dagelijks bestuur hem met het besluit van 14 januari 2016 per 1 januari 2016 (tevens) heeft belast met de taak van hoofdofficier van dienst (HOVD). Eiser vindt dat het dagelijks bestuur deze taak bij het opstellen van het functieprofiel van adviseur naleving ten onrechte buiten beschouwing heeft gelaten en dus ook ten onrechte niet in de waardering heeft betrokken. Eiser wil dat dit alsnog gebeurt wat volgens hem verplicht is op grond van de lokaal geldende Regeling functiebeschrijving en functiewaardering. Als dit tot toekenning van een hogere functieschaal leidt, dan moet die met terugwerkende kracht tot 1 januari 2016 worden toegekend. Het functieprofiel is wat betreft de beschrijving en waardering van eisers overige werkzaamheden niet in geschil.
3.2.
Het dagelijks bestuur vindt dat het ervan kon afzien om de werkzaamheden te beschrijven die voortvloeien uit de aan eiser opgedragen taak van HOVD. In tegenstelling tot wat eiser zegt, heeft het dagelijks bestuur wel toepassing gegeven aan de lokaal aanvullende Regeling functiebeschrijving en functiewaardering. Anders dan eiser zegt, verplicht die regeling niet tot de beschrijving van al eisers werkzaamheden. Het gaat enkel om werkzaamheden die een substantieel, structureel en kenmerkend bestanddeel van zijn functie. Daarvan is geen sprake, omdat eisers functieomvang 36 uren per week bedraagt en de HOVD-taak op jaarbasis tussen de 100 en 120 uur betreft. Voor zover eiser meent dat ook los van de tijdsbesteding het dagelijks bestuur gehouden is de werkzaamheden uit eisers HOVD-taak te beschrijven en te waarderen, is het dagelijks bestuur het daarmee niet eens. Het dagelijks bestuur wijst op zijn vrijheid om de organisatie van de veiligheidsregio naar eigen inzicht in te richten en dat die keuzes (in deze procedure) niet ter discussie kunnen staan.
4. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1.
De in deze procedure bestreden besluitvorming heeft betrekking op eisers functiebeschrijving en -waardering per 1 januari 2023. De rechtbank zal zich dan ook daartoe beperken. Eiser kan met deze beroepsprocedure dus niet bereiken dat wordt overgegaan tot een functiebeschrijving en -waardering per de door hem genoemde eerdere datum van 1 januari 2016.
4.2.
Volgens vaste rechtspraak [2] is de rechterlijke toetsing bij functiewaardering terughoudend. De rechter moet beoordelen of de waardering op voldoende gronden berust. Dit betekent dat de bestreden waardering niet in stand kan blijven als deze onhoudbaar is. Daarvoor is ontoereikend dat een andere waardering op zichzelf verdedigbaar is. [3] Dezelfde terughoudende toetsing geldt voor de inpassing in een (generieke/organieke) functie. [4] Die toetsing is beperkt tot de vraag of de inpassing op voldoende gronden berust. Dit betekent dat de bestreden inpassing niet in stand kan blijven als deze onhoudbaar is. Daarvoor is ontoereikend dat inpassing in een ander, hoger gewaardeerd functieprofiel op zichzelf verdedigbaar is. [5]
4.3.
Anders dan eiser stelt, blijkt uit het advies dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt dat met besluit toepassing is gegeven aan de Regeling functiebeschrijving en functiewaardering. Verder is de rechtbank het niet met eiser eens dat uit die regeling volgt dat alle opgedragen taken moeten worden beschreven in de functiebeschrijving. In artikel 1, aanhef en onder 2, van die regeling is de taakbeschrijving gedefinieerd. In die definitie wordt een relatie gelegd met de normfunctiebeschrijving. Dat begrip is in artikel 1, aanhef en onder 1, van die regeling gedefinieerd. Uit die definitie volgt dat het gaat om een functiebeschrijving in abstracte termen, op hoofdlijnen en algemeen geldend. De uitleg die het dagelijks bestuur daaraan geeft – namelijk dat sprake moet zijn van werkzaamheden die een substantieel, structureel en kenmerkend bestanddeel zijn van een functie – is daarmee in overeenstemming.
4.4.
De rechtbank vindt dat het dagelijks bestuur voldoende heeft gemotiveerd dat de aan eiser opgedragen HOVD-taak geen hoofdtaak betreft die had moeten worden opgenomen in het functieprofiel van adviseur naleving. Het dagelijks bestuur heeft namelijk toegelicht dat het gaat om een relatief kleine taak die daarmee niet bepalend is voor het niveau van de (gehele) functie van adviseur naleving. [6] Eiser heeft daar op de zitting drie punten tegenin gebracht, maar daarmee heeft hij niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van een hoofdtaak. De rechtbank zal daar hieronder op ingaan.
4.4.1.
Eiser wijst allereerst op het besluit van 14 januari 2016. Daarin staat volgens hem dat in verband met de HOVD-taak 0,25 fte aan zijn functie van adviseur naleving is toegevoegd. Daaruit blijkt volgens eiser een veel grotere tijdsbesteding dan waar het dagelijks bestuur van uitgaat en die tijdsbesteding maakt dat sprake is van een hoofdtaak. De rechtbank vindt dat eiser het besluit niet juist leest. In het besluit van 14 januari 2016 staat dat aan de voordien aan eiser opgedragen functie van officier van dienst (OVD) 0,25 fte was verbonden, maar dat aan de taak van HOVD geen formatie is verbonden. Het dagelijks bestuur heeft op de zitting onbestreden toegelicht dat dit komt doordat de functie van OVD meer tijdsbesteding vraagt dan de taak van HOVD. Dat bij ditzelfde besluit 0,25 fte is toegevoegd aan de functie adviseur naleving die daarmee op 36 uren per week – de rechtbank begrijpt: 1,0 fte – kwam, maakt dat niet anders.
4.4.2.
Eiser wijst vervolgens op het door hem overgelegde overzicht “gemiddelde incidenten met opschaling Brand- en veiligheidsregio’s” dat volgens hem afkomstig is van het Nederlands Instituut Publieke Veiligheid. In dat overzicht staat dat in de periode januari tot en met juni 2024 in de veiligheidsregio Brabant-Zuidoost sprake was van in totaal 60 middelbranden, grote branden en zeer grote branden. Volgens eiser was daarbij telkens de inzet van een HOVD aan de orde. Eiser bestrijdt hiermee de door het dagelijks bestuur gehouden registratie in het systeem Cognos waaruit zou blijken dat in 2022 in totaal 21 keer een HOVD is ingezet, in 2023 in totaal 15 keer en in 2024 (tot 11 augustus) 3 keer. De rechtbank merkt op dat de door eiser overgelegde gegevens zien op een periode die is gelegen ruim na 1 januari 2023. Zelfs al zouden die ook maatgevend zijn voor de situatie per 1 januari 2023, zoals eiser stelt, dan is het voor de rechtbank niet zondermeer duidelijk dat dit daadwerkelijke inzetten betreft. Volgens de omschrijving bij het overzicht staan daar namelijk gemiddelde inzetten in. Verder zijn binnen de veiligheidsregio Brabant-Zuidoost naast eiser nog vier personen aangewezen als HOVD. Uit de door eiser overgelegde algemene cijfers kan ook daarom niet worden afgeleid wat eisers concrete inzet was (zowel in frequentie als in tijdsduur). Daarom kan ook niet worden gezegd dat het onhoudbaar is dat het dagelijks bestuur eisers HOVD-taak als een relatief kleine taak beschouwt die niet bepalend is voor het niveau van zijn (gehele) functie.
4.4.3.
Tot slot wijst eiser op de in punt 2. van deze uitspraak genoemde ontwikkelingen – en met name de inwerkingtreding van de Omgevingswet – en dat als gevolg van de in punt 2.1. verrichte functiewaarderingen diverse van eisers collega’s wel in een hogere functieschaal zijn ingedeeld. De rechtbank ziet niet in hoe dit overigens heel algemeen geformuleerde betoog zou maken dat de aan eiser opgedragen taak van HOVD meer dan relatief kleine taak zou zijn.
4.5.
Zelfs al zou eisers betoog slagen dat zijn HOVD-taak een hoofdtaak is die bij de beschrijving en waardering van zijn functie moet worden meegewogen, dan merkt de rechtbank op dat eiser in het geheel niet heeft geconcretiseerd welke volgens hem niveaubepalende werkzaamheden zouden voortvloeien uit zijn HOVD-taak. Hij heeft wel op de zitting gezegd dat hij als HOVD een taak heeft in het leiden van de brandbestrijding vanaf het niveau van middelbrand, persvoorlichting en als daartoe aanleiding is het in voorkomend geval informeren en geïnformeerd houden van de burgemeester over brandbestrijding en de vorderingen daarin. Maar dat is niet geconcretiseerd in kenmerken en de hoogte van kenmerkscores in de zin van de geldende functiewaarderingssystematiek (FUWAsys) en wat dat dus voor een consequentie voor de geldende somscore zou moeten hebben. Uit het dossier blijkt dat voor de normfunctie van specialist A een somscore van 45 is vastgesteld. Aan normfuncties met een somscore vanaf 45 tot en met 48 wordt een functieschaal 10 toegekend. Hoewel eiser in het midden laat of überhaupt een toekenning van een hogere functieschaal aan de orde ligt, is daarin wel zijn procesbelang gelegen. Ervan uitgaande dat hij minimaal toekenning van functieschaal 11 nastreeft waarvoor sprake moet zijn van een somscore vanaf 49, betekent dit dat de voor zijn functie vastgestelde kenmerkscores hoger zullen moeten uitvallen. Omdat eiser in dit opzicht niets concreets heeft aangevoerd, bestaat geen aanleiding om de voor eisers functie vastgestelde kenmerkscores voor onhoudbaar te houden. Datzelfde geldt vervolgens ook voor de koppeling die is gemaakt tussen eisers functie en de normfunctie specialist A met de daarvoor vastgestelde functieschaal.
4.6.
Eiser heeft op de zitting nog gezegd dat de rechtspositie voor leden van de vrijwillige brandweer die een HOVD-taak uitvoeren in financiële zin voordeliger uitpakt dan voor personen zoals eiser die een (ander) dienstverband met de veiligheidsregio hebben. Het dagelijks bestuur heeft daarop aangegeven dat er andere veiligheidsregio’s zijn die de keuze hebben gemaakt om aparte functies te hanteren voor de dagelijkse werkzaamheden en de HOVD-taak en die apart te waarderen. Het dagelijks bestuur heeft erop gewezen dat aan elk systeem voor- en nadelen zitten en dat het heeft gekozen voor het gehanteerde systeem. Het dagelijks bestuur merkt daarover in het verweerschrift terecht op dat het de vrijheid heeft om de organisatie van de veiligheidsregio naar eigen inzicht in te richten en dat die keuzes in deze procedure niet ter discussie kunnen staan.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.F. Vink, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Bijleveld, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 september 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling en Uitwerkingsovereenkomst.
2.Centrale Raad van Beroep 13 augustus 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:2732.
3.Centrale Raad van Beroep 29 november 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3831.
4.Centrale Raad van Beroep 28 september 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1817.
5.Centrale Raad van Beroep 6 augustus 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:2652.
6.Vergelijk Centrale Raad van Beroep 20 juli 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1482.