In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Oost-Brabant het beroep van eiser tegen de functiewaardering en inschaling als adviseur naleving bij de veiligheidsregio Brabant-Zuidoost. Eiser is benoemd in de normfunctie van specialist A met een waardering van functieschaal 10, maar is van mening dat zijn HOVD-taak niet correct is meegenomen in de functiewaardering. Het dagelijks bestuur heeft op 9 februari 2023 de functiewaardering vastgesteld en op 31 januari 2024 het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Eiser heeft beroep ingesteld, waarbij hij stelt dat alle opgedragen taken in de functiebeschrijving moeten worden opgenomen. De rechtbank heeft op 27 augustus 2024 de zaak behandeld, waarbij zowel eiser als het dagelijks bestuur vertegenwoordigd waren.
De rechtbank oordeelt dat het dagelijks bestuur voldoende heeft gemotiveerd dat de HOVD-taak van eiser geen hoofdtaak is die in de functiewaardering moet worden meegenomen. De rechtbank wijst erop dat de toetsing bij functiewaardering terughoudend is en dat de bestreden waardering niet in stand kan blijven als deze onhoudbaar is. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat zijn HOVD-taak bepalend is voor het niveau van zijn functie. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiser geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. A.F. Vink en is openbaar uitgesproken op 20 september 2024.