In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 juli 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die werkzaam is als kapitein bij de defensie. Appellant had verzocht om aanpassing en herwaardering van zijn functiebeschrijving, omdat hij vond dat zijn functie niet correct was beschreven en zijn verantwoordelijkheden in de loop der jaren waren uitgebreid. De staatssecretaris van Defensie had echter besloten dat de herwaardering geen aanleiding gaf voor een hogere rang. Appellant ging hiertegen in beroep, maar de rechtbank Den Haag verklaarde het beroep ongegrond. In hoger beroep heeft de Raad de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij de focus lag op de functiebeschrijving en de vraag of appellant leidinggevende taken had die in de functiebeschrijving opgenomen moesten worden. De Raad oordeelde dat de staatssecretaris voldoende had gemotiveerd dat de leidinggevende taken van appellant niet als hoofdtaak konden worden beschouwd en dat de functiebeschrijving correct was vastgesteld.
Daarnaast heeft appellant schadevergoeding gevraagd wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De Raad oordeelde dat de redelijke termijn met acht maanden was overschreden, wat resulteerde in een schadevergoeding van € 1.000,-. De staatssecretaris en de Staat der Nederlanden werden veroordeeld tot betaling van respectievelijk € 250,- en € 750,- aan appellant. De proceskosten werden eveneens verdeeld tussen de staatssecretaris en de Staat, die elk € 209,25 aan appellant moesten betalen. De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en benadrukte de terughoudende toetsing van de rechter bij functiebeschrijvingen.