ECLI:NL:RBOBR:2024:3771

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
25 juli 2024
Publicatiedatum
20 augustus 2024
Zaaknummer
10335262 EL 23-14
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding in verband met effectenleaseovereenkomsten en onrechtmatig handelen van Dexia

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, heeft de kantonrechter op 25 juli 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiseres], die optreedt als wettelijk erfgenaam van [erflater], en de besloten vennootschap Dexia Nederland B.V. De procedure betreft effectenleaseovereenkomsten die door [eiseres] en [erflater] zijn afgesloten met Dexia. De eiseres vordert schadevergoeding op grond van onrechtmatig handelen van Dexia, die volgens haar tekort is geschoten in haar zorgplicht. De rechtbank heeft vastgesteld dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld door [eiseres + erflater] als cliënt te accepteren, terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon, Spaar Select, geen vergunning had voor het geven van beleggingsadvies. De rechtbank heeft geoordeeld dat er voldoende causaal verband bestaat tussen het onrechtmatig handelen van Dexia en de schade die [eiseres + erflater] heeft geleden. De vorderingen van [eiseres] zijn grotendeels toegewezen, met inbegrip van de schadevergoeding en de wettelijke rente. Dexia is veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank heeft de vordering van Dexia in reconventie afgewezen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats Eindhoven
Zaaknummer: 10335262 EL 23-14
vonnis van de kantonrechter van 25 juli 2024
in de zaak van
[eiseres] ,ten behoeve van zichzelf alsmede ten behoeve van de gemeenschap in de hoedanigheid van wettelijk erfgenaam van [erflater] ,
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie en in het incident,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. G. van Dijk, Leaseproces,
tegen
de besloten vennootschap DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij in conventie en in het incident,
eisende partij in reconventie,
gemachtigde: USG Legal Professionals.
Partijen worden hierna Dexia en [eiseres] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 2 februari 2023;
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie;
  • de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie, tevens incidentele conclusie op grond van artikel 843a Rv;
  • de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie,
  • de conclusie van dupliek in reconventie, tevens akte uitlating producties;
1.2.
Ten slotte is partijen meegedeeld dat vonnis wordt gewezen.

2.2. De feiten

2.1.
[eiseres] en [erflater] , hierna te noemen [eiseres] en tezamen [eiseres + erflater] (mannelijk enkelvoud) heeft de volgende leaseovereenkomst ondertekend waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij (de rechtsvoorgangster van) Dexia:
Nr.
Contractnr.
Datum
Naam overeenkomst
I.
[nummer 1]
20-4-1999
Allround Sparen met maandbetaling
2.2.
[eiseres] heeft de volgende leaseovereenkomst ondertekend waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij (de rechtsvoorgangster van) Dexia:
II.
[nummer 2]
25-10-2001
Overwaarde Effect zonder Herbelegging Vooruitbetaling
2.3.
Dexia heeft met betrekking tot de overeenkomsten een eindafrekening opgesteld met het volgende resultaat:
Nr.
Datum eindafrekening
Resultaat
Betaald
I.
22-9-2005
- € 171,32
Ja
II.
21-2-2006
+ € 812,03
Ja
2.4.
Volgens opgave van Dexia heeft [eiseres + erflater] op grond van de overeenkomsten – al dan niet bij wijze van vooruitbetaling – in totaal een bedrag van € 20.845,13 aan maandtermijnen en een bedrag van € 171,32 wegens restschuld aan Dexia betaald. Volgens die opgave heeft [eiseres + erflater] € 3.159,27 aan dividenden ontvangen en € 1.313,07 aan fiscaal voordeel genoten. Op 18 januari 2012 heeft Dexia met betrekking tot overeenkomst I. een bedrag van € 151,03 aan [eiseres + erflater] uitgekeerd, volgens Dexia tweederde van de restschuld inclusief reeds verschenen rente.
2.5.
De gemachtigde van [eiseres] , Leaseproces, heeft bij brief van 1 juni 2006 de nietigheid, vernietiging, dan wel ontbinding van de overeenkomsten ingeroepen op grond van misbruik van omstandigheden, wanprestatie, dwaling, onrechtmatige daad en/of misleidende reclame. Tevens wordt het recht voorbehouden daartoe ook andere gronden nog aan te voeren.
2.6.
Op 8 januari 2019 heeft Dexia met betrekking tot overeenkomst II. een bedrag van € 20.466,88 (betreffende alle door [eiseres] onder de overeenkomst gedane betalingen minus ontvangen bedragen, inclusief verschenen rente vanaf 22 juni 2006 tot 31 oktober 2018) aan [eiseres + erflater] uitgekeerd na buitengerechtelijke vernietiging van deze overeenkomst door [eiseres] op grond van artikel 1:88 en 1:89 BW.
2.7.
Op [overlijdensdatum] 2019 is [erflater] overleden.

3.De vordering en het verweer in conventie en in reconventie

3.1.
[eiseres] vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- in het incident:
 Dexia op grond van artikel 843a Rv zal veroordelen de aanvraagformulieren en haar versie van de ondertekende overeenkomsten aan [eiseres] te verstrekken,
- in de hoofdzaak:
 voor recht zal verklaren dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiseres + erflater] en/of toerekenbaar is tekort geschoten,
 voor recht zal verklaren dat [eiseres + erflater] schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen van Dexia en Dexia gehouden is die schade te vergoeden,
 Dexia zal veroordelen om ten aanzien van overeenkomst II. de aanvullende wettelijke rente aan [eiseres] te voldoen,
 Dexia zal veroordelen tot voldoening aan [eiseres] van al datgene dat [eiseres + erflater] aan Dexia heeft betaald naar de kantonrechter begrijpt onder overeenkomst I., vermeerderd met de wettelijke rente daarover,
 Dexia zal veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van [eiseres] , met rente,
 Dexia zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten, met rente.
3.2.
Dexia voert verweer tegen de vorderingen. Het verweer mondt uit in een tegenvordering, waarbij Dexia vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
 voor recht zal verklaren dat Dexia niets meer aan [eiseres] verschuldigd is,
 [eiseres] zal veroordelen in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen en verweren van partijen zal voor zover nodig hierna nader worden ingegaan.

4.4. Beoordeling van de vorderingen en in het incidentalgemeen4.1. Het gaat in deze zaak om een financieel product dat tussen 1990 en 2003 in Nederland ongeveer één miljoen keer is verkocht, namelijk een effectenleaseovereenkomst. Kenmerk van dit product is, dat de afnemer van het product met geleend geld belegt. Na het instorten van de aandelenmarkt zijn vele afnemers geconfronteerd met restschulden en andere verliezen. In de afgelopen 15 à 20 jaar zijn in Nederland hierover duizenden procedures gevoerd, waarbij Dexia vaak één van de procespartijen was. Door belangenbehartigers van afnemers en vertegenwoordigers van aanbieders van deze producten is, in het kader van de WCAM, een regeling getroffen, die bij beschikking van het Gerechtshof Amsterdam van 25 januari 2007 algemeen verbindend is verklaard. Enkele tienduizenden afnemers hebben deze regeling niet geaccepteerd en tijdig een opt-out-verklaring ingediend, onder wie [eiseres + erflater] .

4.2.
De procedures hebben geleid tot veel jurisprudentie, waaronder verschillende richtinggevende arresten van de Hoge Raad. Deze jurisprudentie is bij de gemachtigden van partijen bekend. [1] Deze jurisprudentie wordt bij de beoordeling van de vorderingen als leidraad genomen. Door partijen zijn geen (althans onvoldoende) bijzondere omstandigheden gesteld die in deze zaak een afwijking daarvan rechtvaardigen.
4.3.
Toepassing van deze jurisprudentie leidt in het onderhavige geval tot de volgende conclusies:
er is sprake van huurkoop;
er is geen sprake van dwaling, misleidende reclame en/of misbruik van omstandigheden; evenmin is er sprake van (ver)nietig(baar)heid krachtens de Wck;
Dexia heeft haar bijzondere zorgplichten geschonden, in elk geval de waarschuwingsplicht, en daardoor onrechtmatig gehandeld;
[eiseres + erflater] heeft schade geleden, bestaande uit betaalde termijnen en restschuld;
er is voldoende causaal verband aanwezig tussen de hiervoor bedoelde schade en de onrechtmatige daad van Dexia.
verjaring
4.4.
Dexia stelt dat een eventuele vordering van [eiseres] inmiddels is verjaard. Dit verweer wordt niet gevolgd. In de jurisprudentie zijn bestendige oordelen te vinden voor wat betreft de stellingen en verweren van partijen die zien op de verjaring. [2] Voor zover in deze zaak geen andere, afwijkende standpunten zijn ingenomen door één van de partijen, wordt op de aan (de gemachtigden van) partijen bekende overwegingen, ook in deze zaak geoordeeld dat er geen reden is om aan te nemen dat de verweren omtrent de verjaring doel treffen.
tussenpersoon
4.5.
[eiseres + erflater] heeft de overeenkomsten met Dexia afgesloten via de tussenpersoon Spaar Select (in geval van overeenkomst I onder de handelsnaam Hypotheek Select). Tussen partijen is niet in geschil dat de tussenpersoon niet beschikte over de voor beleggingsadvieswerkzaamheden noodzakelijke vergunning. In de prejudiciële beslissing van 10 juni 2022 [3] heeft de Hoge Raad uitgelegd in welke gevallen Dexia heeft gecontracteerd in strijd met het verbod van artikel 41 NR 1999 (dan wel met het daarmee materieel overeenkomende artikel 25 NR 1995). Daarvan is volgens de Hoge Raad sprake als de afnemer een effectenleaseovereenkomst is aangegaan nadat de daarbij optredende tussenpersoon (zonder te beschikken over de daarvoor benodigde vergunning), tevens – naar Dexia wist of behoorde te weten – als financieel adviseur is opgetreden door advies te geven. Dexia stelt dat het gegeven beleggingsadvies naar het destijds geldende Europese recht niet vergunningplichtig was. In het vonnis van de rechtbank Overijssel van 22 juni 2021 (ECLI:NL:RBOVE:2021:2548), dat heeft geleid tot de hiervoor genoemde prejudiciële beslissing van de Hoge Raad van 10 juni 2022, heeft de rechtbank toegelicht, onder verwijzing naar een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 15 oktober 2019 (ECLI:NL:GHARL:2019:8462), dat en waarom geen sprake is van strijd met het toepasselijke Europese recht. Er is geen reden om thans anders te oordelen. De Hoge Raad heeft, zoals (de gemachtigden van) partijen bekend is, bepaald dat het moet gaan om een gepersonaliseerde aanbeveling, waarbij een aantal omstandigheden zijn genoemd, die bij de beoordeling daarvan van belang kunnen zijn. Ook indien niet wordt vastgesteld dat die omstandigheden zich voordoen, bestaat de mogelijkheid dat de tussenpersoon toch een gepersonaliseerde aanbeveling heeft gedaan als door de Hoge Raad bedoeld, namelijk een aanbeveling die is voorgesteld als geschikt voor de betrokken afnemer ook als dat onder omstandigheden als een ‘verkooppraatje’ kan worden gekarakteriseerd.
4.6.
De stelplicht en bewijslast dat de tussenpersoon [eiseres + erflater] heeft geadviseerd en dat Dexia wetenschap had of behoorde te hebben van het feit dat de tussenpersoon [eiseres + erflater] , anders dan in algemene zin, een persoonlijk en specifiek op dit product toegesneden advies heeft verstrekt, rusten op [eiseres] als de partij die zich op de rechtsgevolgen van het onrechtmatig handelen van Dexia beroept. De door [eiseres] gestelde feiten en omstandigheden dienen voldoende concreet te zijn en zo mogelijk voorzien van onderbouwing. Voor zover Dexia de gestelde feiten en omstandigheden betwist, dient die betwisting eveneens voldoende gemotiveerd te zijn.
Bij de beoordeling of de stellingen voldoende concreet en onderbouwd zijn en of het verweer voldoende gemotiveerd is weegt mee dat beide partijen al zeer lange tijd – in elk geval sinds de opt-out door [eiseres + erflater] in 2007 – weten dat over de totstandkoming van de overeenkomst en de afwikkeling daarvan een gerechtelijke procedure gevoerd zal (kunnen) worden, zodat van hen verlangd mag worden de voor hun procespositie relevante informatie en stukken te hebben verzameld en bewaard.
4.7.
Van den [eiseres] stelt over de feitelijke gang van zaken het volgende:
[eiseres + erflater] is in 1999 telefonisch benaderd door Spaar Select. De medewerker van Spaar Select stelde voor om een afspraak in te plannen met een financieel adviseur van Spaar Select om de financiële situatie te bespreken. [eiseres + erflater] heeft hiermee ingestemd. Er hebben vervolgens meerdere huisbezoeken plaatsgevonden. De adviseur heeft tijdens de gesprekken geïnformeerd naar de financiële situatie en wensen van [eiseres + erflater] . Zo is er gesproken over het werk, inkomen, woonsituatie en gezinssituatie, [eiseres + erflater] gaf aan dat hij jonge kinderen had van 5 en 6 jaar oud Zijn wens was om te sparen voor de studiekosten van de kinderen. Vervolgens gaf de adviseur aan dat hij een mogelijkheid had bedacht om deze doelstelling van [eiseres + erflater] te behalen. De adviseur adviseerde [eiseres + erflater] om een Allround Sparen overeenkomst van Bank Labouchere af te sluiten. De adviseur adviseerde om ongeveer NLG 100,00 per maand te betalen voor deze overeenkomst. Zodoende zou [eiseres + erflater] meer rendement behalen dan op de normale spaarrekening waardoor vermogen kon worden opgebouwd voor de studiekosten van de kinderen. [eiseres + erflater] had geen ervaring met beleggen en geen kennis van complexe financiële producten. [eiseres + erflater] vertrouwde volledig op de deskundigheid van de adviseur en heeft het advies opgevolgd. [eiseres + erflater] heeft een Allround Sparen overeenkomst afgesloten met een maandelijkse inleg van NLG 100,00 per maand. De adviseur heeft het aanvraagformulier tijdens het huisbezoek door [eiseres + erflater] laten ondertekenen. Vervolgens heeft de adviseur het aanvraagformulier meegenomen en opgestuurd naar Bank Labouchere. De adviseur heeft de overeenkomst aan [eiseres + erflater] opgestuurd en door hem laten ondertekenen. Deze heeft [eiseres + erflater] teruggezonden aan de adviseur. De adviseur heeft ervoor gezorgd dat deze ondertekende overeenkomst bij Bank Labouchere terecht is gekomen. In het jaar 2001 werd [eiseres] weer ongevraagd telefonisch benaderd. De adviseur informeerde [eiseres] dat het goed ging met zijn eerder afgesloten overeenkomst. Tijdens dit gesprek kwam het onderwerp 'pensioen' ter sprake. De adviseur vroeg aan [eiseres] of hij een spaarplan had voor zijn pensioen. [eiseres] had hierop ontkennend geantwoord. Hierop bood de adviseur aan om een keer langs te komen om naar zijn pensioen te kijken. Er is vervolgens een afspraak gemaakt bij [eiseres] thuis. Tijdens het huisbezoek informeerde de adviseur naar de financiële situatie en wensen van [eiseres] . [eiseres] maakte kenbaar dat hij vermogen wilde opbouwen voor zijn pensioen en of eerder te kunnen stoppen met werken. [eiseres] vertelde dat hij een pensioenbreuk had opgelopen in verband met de wisseling van baan. Tevens is gesproken over de hypothecaire situatie van [eiseres] . De adviseur adviseerde om een Overwaarde Effect af te sluiten om deze doelstellingen te realiseren. De adviseur gaf aan dat door het gebruik te maken van de overwaarde van zijn woning zijn pensioen mee aangevuld kon worden. De adviseur benadrukte dat het belangrijk was dat [eiseres] hiervoor een regeling zou treffen. Dit product zou een veilige manier zijn om vermogen op te bouwen ter aanvulling op zijn pensioen. De adviseur zou zijn advies in een plan uitwerken welke hij later nog een keer zal toelichten. De adviseur heeft vervolgens een financieel plan opgesteld. De adviseur heeft toen telefonisch contact opgenomen met [eiseres] en hem medegedeeld wat zijn advies was en dat dit plan naar [eiseres] zou worden toegestuurd. Er is vervolgens weer een afspraak gemaakt bij [eiseres] thuis om het financieel plan toe te lichten. Om eerder te kunnen stoppen met werken adviseerde de adviseur het afsluiten van een nieuwe hypothecaire lening voor ongeveer NLG 50.000. Zodoende zou een Overwaarde Effect overeenkomst kunnen worden afgesloten met een vooruitbetaling van ongeveer NLG 40.000. Om de maandlasten gelijk te houden of te verlagen werd een buffer in de hypotheek meegefinancierd. Gedurende de looptijd zou er dividend worden uitgekeerd. Deze zou ook benut worden voor het verlagen van de maandelijkse hypotheeklasten. Tevens adviseerde de adviseur om een kapitaalverzekering af te sluiten om zijn doelstelling te bereiken, zoals tevens blijkt uit het rekenvoorbeeld van dit Flex Vermogensplan opgesteld door de adviseur. De adviseur heeft de rendementen zeer rooskleurig aan [eiseres + erflater] voorgeschoteld. Er is geenszins rekening gehouden met minder hoge of zelfs negatieve rendementen, en over tegenvallende resultaten is in het geheel niet gesproken. De bedrijven die hiermee gemoeid waren betroffen stabiele grote bedrijven. De adviseur heeft [eiseres + erflater] tijdens geen van de gesprekken geïnformeerd over de specifieke risico's. Zo heeft hij er niet op gewezen dat met een lening (de hypotheek) de rentelasten voor de andere lening (de effectenleaseovereenkomst) werden betaald en dat bij tegenvallende koersontwikkelingen, de inleg geheel verloren kon gaan en er bovendien een schuld kon ontstaan uit hoofde van de effectenleaseovereenkomst. Als [eiseres + erflater] had geweten van deze risico's, had hij deze overeenkomst niet afgesloten. [eiseres] had geen ervaring met beleggen en geen kennis van complexe financiële producten. [eiseres] vertrouwde volledig op de deskundigheid van de adviseur en heeft het advies opgevolgd. [eiseres] heeft zijn hypotheek afgesloten voor NLG 50.000 Hiervan is NLG 38.336,62 vooruitbetaald in de Overwaarde Effect overeenkomst. De hypotheekstukken heeft [eiseres] niet meer in haar bezit. Ook heeft [eiseres] , conform het advies van de adviseur, een Flex Vermogensplan afgesloten. De adviseur heeft de aanvraag van de hypotheek geregeld. [eiseres + erflater] hoefde enkel de hypotheekakte te ondertekenen. De adviseur heeft het aanvraagformulier tijdens het huisbezoek door [eiseres] laten ondertekenen. Vervolgens heeft de adviseur het aanvraagformulier meegenomen en opgestuurd naar Bank Labouchere. De adviseur heeft de overeenkomst aan [eiseres] opgestuurd en door hem laten ondertekenen. Deze heeft [eiseres] teruggezonden aan de adviseur. De adviseur heeft ervoor gezorgd dat deze ondertekende overeenkomst bij Bank Labouchere terecht is gekomen.
4.8.
[eiseres] heeft, ter onderbouwing van haar stellingen, gewezen op de volgende stukken die in het geding zijn gebracht:
- een kopie van de overeenkomst Allround Sparen van 20 april 1999 op naam van [eiseres + erflater] met contractnummer [nummer 1] , voorzien van het adviseursnummer:
[nummer 3] Hypotheek Select.en een stempel met de tekst:
“Hypotheek Select (…) Eindhoven”,
- een kopie van de overeenkomst Overwaarde Effect van 25 oktober 2001 op naam van [eiseres] met contractnummer [nummer 2] , voorzien van het adviseursnummer:
[nummer 4] -Spaar Select B.V.en een stempel met de tekst:
“Spaar Select, [naam] (…) [plaats] ”,
- Een
Persoonlijk Financieel Planvan 22 augustus 2001, voorzien van het logo van Spaar Select, geadresseerd aan [eiseres + erflater] , met prognoses van mogelijke opbrengsten voor [eiseres + erflater] .
4.9.
Met deze feitelijke uiteenzetting en stukken heeft [eiseres + erflater] voldoende onderbouwd gesteld dat sprake is geweest van vergunningplichtige advisering. Dexia heeft de door [eiseres + erflater] geschetste gang van zaken slechts in algemene termen betwist. Dexia had echter meer concreet moeten maken dat en waarom volgens haar destijds geen sprake is geweest van advisering. Zo had Dexia moeten uiteenzetten op welke wijze de overeenkomsten in haar visie tot stand waren gekomen. Dexia heeft weliswaar erop gewezen dat zij op geen enkele wijze betrokken is geweest bij het contact tussen [eiseres + erflater] en de adviseur van de tussenpersoon, maar dat kan Dexia niet baten. Voor zover Dexia daardoor in bewijsnood is, komt dat voor haar rekening en risico. Niet alleen had zij zoals hiervoor is overwogen eerder bewijs kunnen verzamelen maar daarbij komt dat Dexia destijds ervan heeft afgezien om eigen voorlichting te geven aan potentiële klanten en gebruik heeft gemaakt van deze tussenpersoon voor de afzet van haar producten. Dit terwijl het voor haar als aan toezicht onderworpen effecteninstelling verboden was om van die tussenpersoon cliënten aan te nemen aan wie adviezen waren verstrekt. Het had op haar weg gelegen om daarop controle uit te oefenen en ervoor te zorgen dat zij wel over concrete informatie beschikte over de totstandkoming van een contract en de daarbij betrokken (medewerker van de) tussenpersoon. [4] Daarom wordt uitgegaan van de juistheid van de door [eiseres + erflater] geschetste gang van zaken nu Dexia deze onvoldoende heeft weersproken. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen.
wetenschap Dexia
4.10.
[eiseres + erflater] stelt dat Dexia wist, althans behoorde te weten, dat de tussenpersoon Spaar Select een op de persoon van [eiseres + erflater] toegesneden beleggingsadvies heeft gegeven. Dexia betwist dit. Hoewel in dit geval niet is gebleken dat Dexia concrete wetenschap heeft gehad van de advisering van de tussenpersoon aan [eiseres + erflater] , had zij behoren te weten dat [eiseres + erflater] door de tussenpersoon is geadviseerd. [5]
aansprakelijkheid Dexia4.11. Nu Dexia ondanks het voorgaande toch met [eiseres + erflater] de overeenkomsten is aangegaan, heeft zij jegens [eiseres + erflater] onrechtmatig gehandeld. Dit moet Dexia zwaar worden aangerekend. Weliswaar zijn aan [eiseres + erflater] omstandigheden toerekenbaar die tot de schade hebben bijgedragen, maar vanwege de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten, eist de billijkheid in beginsel dat de vergoedingsplicht van Dexia geheel in stand blijft. [6] Weliswaar kunnen er situaties zijn waarin voldoende reden is om een deel van de schade op grond van artikel 6:101 BW voor rekening van de afnemer te doen komen, maar in dit geval zijn dergelijke feiten en omstandigheden niet aanwezig. De schade komt dan ook geheel voor rekening van Dexia.
vorderingen van [eiseres]4.12. De door [eiseres] gevorderde verklaringen voor recht zullen daarom worden toegewezen, in die zin dat voor recht wordt verklaard dat Dexia onrechtmatig jegens [eiseres + erflater] heeft gehandeld door [eiseres + erflater] als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [eiseres + erflater] niet alleen als klant aanbracht maar [eiseres + erflater] tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat.
4.13.
De als gevolg hiervan door [eiseres + erflater] geleden schade ten aanzien van overeenkomst I. kunnen partijen inmiddels berekenen. De voor vergoeding in aanmerking komende schade bestaat uit de door de afnemer betaalde inleg (termijnbetalingen en eventuele aflossingen) en het niet vergoede gedeelte van de (fictieve) restschuld. De hypotheekschade komt niet voor vergoeding in aanmerking. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met te verrekenen genoten voordelen, waaronder dividenduitkeringen, fiscale voordelen en een eventueel in aanmerking te nemen batig saldo uit voorgaande overeenkomsten. Een en ander volgens het door Dexia overgelegde financiële overzicht waarvan de juistheid door [eiseres + erflater] niet of onvoldoende gemotiveerd is betwist.
In het geval reeds eerder een schadevergoeding door Dexia is betaald, geldt ten aanzien van de verrekening daarvan hetgeen is overwogen in de beslissing van de Rechtbank Amsterdam van 25 november 2021 (ECLI:NL:RBAMS:2021:7910). De wettelijke rente is verschuldigd over het door Dexia te restitueren bedrag volgens de uitgangspunten als geformuleerd in HR 1 mei 2015 (ECLI:NL: HR:2015:1198) en HR 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:164, r.o. 3.6.3).
Een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten is niet aan de orde. Niet gebleken is dat er meer of andere werkzaamheden aan de orde zijn geweest dan die, welke genoemd zijn in het arrest van de Hoge Raad van 12 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:590.
4.14.
Gelet op het voorgaande behoeven de andere ten aanzien van overeenkomst I. door [eiseres] aangevoerde gronden geen nadere bespreking.
ten aanzien van Overeenkomst II.
4.15.
[eiseres] vordert de wettelijke rente over de termijnbetalingen over de periode van betaling tot het moment van vernietiging van de overeenkomst. Dexia heeft aangevoerd dat geen schade is geleden door [eiseres] omdat de overeenkomst is vernietigd. In beginsel is dit standpunt van Dexia niet juist. Ook in het geval van vernietiging van een overeenkomst bestaat de verplichting om schade te vergoeden indien bij het aangaan van die overeenkomst onrechtmatig is gehandeld en daardoor schade is ontstaan. In het onderhavige zou daarvan dus sprake kunnen zijn. Of de door [eiseres] gevorderde schade is ontstaan, is echter niet duidelijk. Om daarover duidelijkheid te verschaffen had [eiseres] een berekening in het geding moeten brengen waaruit blijkt dat de totale schade (inclusief rente) die is geleden hoger is dan de uitbetaling (inclusief rente) die op grond van onverschuldigde betaling heeft plaatsgevonden. In verband met in aanmerking te nemen genoten voordelen die geen rol spelen bij de vernietiging van de overeenkomst zou het immers kunnen zijn dat geen te vergoeden schade resteert. Nu in het onderhavige geval een dergelijke berekening ontbreekt, wordt de vordering als onvoldoende onderbouwd afgewezen.
in het incident
4.15.
[eiseres] vordert Dexia op te dragen om een afschrift te verstrekken van de aanvraagformulieren en de bij Dexia in bezit zijnde ondertekende overeenkomsten. Uit het voorgaande volgt dat [eiseres] geen belang meer heeft bij deze stukken in deze procedure, zodat de vordering zal worden afgewezen. De proceskosten zullen worden gecompenseerd.
vorderingen Dexia
4.16.
Gelet op de beoordeling in conventie worden de vorderingen van Dexia afgewezen.
proceskosten
4.17.
Omdat [eiseres] grotendeels inhoudelijk gelijk krijgt, is Dexia aan te merken als de in het ongelijk te stellen partij. Dexia zal worden veroordeeld in de proceskosten (inclusief nakosten) aan de zijde van [eiseres] gevallen. Omdat het partijdebat in reconventie is samengevallen met het debat in conventie worden de kosten in reconventie tot op heden begroot op nihil. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 125,88
- griffierecht € 86,00
- salaris gemachtigde € 542,00 (2 x tarief € 271,00)
- nakosten
€ 135,00
Totaal € 888,88
4.18.
De gevorderde rente over de proceskosten zal als na te melden worden toegewezen.

5.Beslissing

De kantonrechter
in het incident
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
compenseert de proceskosten,
in conventie
5.3.
verklaart voor recht dat Dexia onrechtmatig jegens [eiseres + erflater] heeft gehandeld door [eiseres + erflater] als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [eiseres + erflater] niet alleen als klant aanbracht maar [eiseres + erflater] tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat,
5.4.
veroordeelt Dexia om aan [eiseres] te betalen de schade, vermeerderd met de wettelijke rente daarover zoals weergegeven in r.o. 4.13.,
5.5.
veroordeelt Dexia in de proceskosten van € 888,88, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Dexia niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Dexia ook de kosten van betekening betalen,
5.6.
veroordeelt Dexia in de wettelijke rente over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
5.7.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.9.
wijst de vorderingen af,
5.10.
veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, aan de zijde van [eiseres] gevallen, tot op heden begroot op nihil.
Aldus gewezen door mr. A. van Dijk, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 juli 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.
typ: JK
coll:

Voetnoten

1.In het bijzonder gaat het om de arresten van de Hoge Raad van 28 maart 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC2837), 5 juni 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BH 2815), 29 april 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BP4003), 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR: 2017:164) en 12 april 2019 (ECLI:NL:HR:2019:590) en de arresten van het gerechtshof Amsterdam van 1 december 2009 (ECLI:NL: GHAMS:2009:BK4981) en 1 april 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:1135).
2.zie onder meer gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 3 november 2020 ECLI:NL:GHARL:2020:8992, gerechtshof Amsterdam, 25 januari 2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:1462 en gerechtshof Den Bosch 10 januari 2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:23.
3.Hoge Raad 10 juni 2022, ECLI :NL:HR:2022:862.
4.Vergelijk gerechtshof Arnhem Leeuwarden 16 mei 2023 ECLI:NL:GHARL:2023:4177.
5.Hoge Raad 9 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:882.
6.Hoge Raad 2 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2012 r.o. 5.6 en 5.7. Deze lijn is nadien bevestigd in de arresten van de Hoge Raad van 12 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1935, en van 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:862.