Uitspraak
uitspraak van de meervoudige kamer van 30 juli 2024 in de zaak tussen
Stichting Brabantse Milieufederatie, uit Tilburg, eiseres
[derde belanghebbende]uit [vestigingsplaats] (vergunninghoudster)
Inleiding
Feiten en omstandigheden
Beoordeling door de rechtbank
PAK’sen dioxine, in dit geval ook van belang zijn en aanvullend hadden moet worden beoordeeld. Dit volgt ook niet uit het rapport van het RIVM "Bio-energiecentrales, Inventariserend onderzoek naar milieuaspecten bij diverse energieopwekkingstechnieken met behulp van biomassa" uit 2010, waarnaar het college ter zitting heeft verwezen. Het college heeft terecht opgemerkt dat uit dit rapport volgt dat die emissies niet zijn te verwachten bij de verbranding van schoon hout als brandstof zoals hier aan de orde. [1] De rechtbank heeft bij haar oordeel betrokken dat het hier een vrij kleinschalig initiatief betreft en dat de inrichting beschikt over filters die de emissie van bepaalde stoffen geheel dan wel deels voorkomt.
Natura 2000-gebieden die verder dan 25 kilometer van de centrale liggen. Daarbij wijst zij erop dat uit de stukken blijkt dat maar 11% van de NOx als stikstof neerdaalt binnen 20 kilometer van het project. Aannemelijk is daarom dat het overgrote deel van de depositie van NOx terechtkomt buiten de grens van 25 kilometer. Dit valt volgens eiseres te berekenen.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
8.1. Het college stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat de Wnb zich niet verzet tegen externe saldering, ook niet tegen het feit dat de daling van de emissies op de salderingslocatie geborgd wordt door een koopovereenkomst in combinatie met een intrekking van de desbetreffende vergunning(en). De externe saldering gaat uit van het principe dat de effecten van een toename van stikstofemissies op de projectlocatie teniet worden gedaan doordat elders stikstofemissies dalen en er aldus per saldo op geen enkel Natura 2000-gebied sprake is van een toename van stikstofdepositie.
8.2. Volgens vaste rechtspraak [7] kan extern salderen onder voorwaarden een mitigerende maatregel zijn, omdat de gevolgen van het project (toename van depositie) worden voorkomen door het beperken of beëindigen van emissie van een andere reeds bestaande activiteit, waardoor de totale depositie als gevolg van de gewenste nieuwe ontwikkeling per saldo niet leidt tot een toename van de stikstofdepositie op het Natura 2000-gebied en daarmee de natuurlijke kenmerken van dat gebied niet aantast. Dit past naar het oordeel van de Afdeling binnen de eisen die in verschillende arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie worden gesteld om een maatregel als mitigerende maatregel in een passende beoordeling te kunnen betrekken. [8] 8.3. De rechtbank ziet in hetgeen eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding om hierover anders te oordelen. Dat volgens vaste rechtspraak van de Afdeling een natuurvergunning zaaksgebonden is en geen stikstofrechten verleent [9] , doorkruist de rechtspraak dat externe saldering onder bepaalde voorwaarden als mitigerende maatregel in een passende beoordeling kan worden betrokken niet. De vonnissen waarnaar eiseres verwijst, betreffen civielrechtelijke kwesties. De door eiseres aangehaalde discussie over de vraag of ammoniakrechten als zelfstandige zaak verhandelbaar zijn, staat er niet aan in de weg dat een natuurvergunning kan worden verkregen op basis van extern salderen.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
Saldogevers kunnen niet worden ingezet ten behoeve van externe saldering
Ten aanzien van het adres [adres] in [plaats] heeft eiseres ter zitting opgemerkt dat, anders dan in het beroepschrift staat, haar bezwaren zijn gericht tegen het feit dat het college bij het nemen van het bestreden besluit ten onrechte niet heeft onderzocht of de emissies van deze veehouderij niet dubbel worden ingezet. Volgens eiseres is niet duidelijk waarom de stikstofruimte van slechts 7.800 dieren wordt verkocht, terwijl het hier gaat om een gehele intrekking. Het is mogelijk dat al eerder een deel van de stikstofruimte is verkocht vanwege extern salderen of dat het bedrijf in het verleden heeft meegedaan aan de stoppersregeling Actieplan Ammoniak Veehouderij.
Over de inrichting aan de [adres] in [plaats] stelt eiseres dat in het bestreden besluit niet is gemotiveerd waarom de beëindiging van dit saldogevende project niet behoeft te worden ingezet als passende maatregel. De ammoniakdepositie van deze inrichting van 79,8 mol NH3 per hectare per jaar vindt plaats in de Loonse en Drunense Duinen, waar de daling van de ammoniakconcentratie is gestagneerd. Zij wijst er verder op dat voor deze inrichting een melding is ingediend van de (volledige) beëindiging van dierrechten voor het houden van 63 stuks vrouwelijk jongvee tot 2 jaar en 62 melk- en kalfkoeien ouder dan 2 jaar. Van die intrekking is de ammoniakemissie van 30 stuks vrouwelijk jongvee, na aftrek van 70% van de feitelijk gerealiseerde capaciteit, geschikt voor de [adres] . Op 17 juni 2022 is door de drijver van deze inrichting echter een nieuwe melding ingediend voor het houden van 14 herten en 24 paarden, ten gevolge waarvan dit bedrijf nog steeds minimaal 18 mol per hectare per jaar stikstof op het ernstig overbelaste Natura 2000-gebied deponeert. Dit maakt volgens eiseres de stalderingsruimte als mitigatie voor de [adres] kleiner.
9.1. De rechtbank overweegt hierover het volgende. De voorwaarden om extern salderen als mitigerende maatregel te kunnen betrekken bij een passende beoordeling zijn onder meer dat er een directe samenhang moet bestaan tussen de voorgenomen activiteit en de salderingsmaatregel, in dit geval de intrekking van de vergunning met bijbehorende natuurtoestemming. Die directe samenhang kan tot uitdrukking komen in de intrekking van de vergunning waarmee wordt gesaldeerd of een overeenkomst tussen de saldogever en saldonemer over de overname van stikstofdepositie. Verder moet voldoende zijn gewaarborgd dat hervatting van de bedrijfsactiviteiten niet kan plaatsvinden op basis van diezelfde (overgedragen) depositiesaldi van de vroegere referentiesituatie. [10] 9.2. Niet in geschil is dat bij besluit van 21 februari 2022 de omgevingsvergunning beperkte milieutoets en de verklaring van geen bedenkingen voor het bedrijf aan het [adres] in [plaats] geheel is ingetrokken. Ter zitting heeft vergunninghoudster gesteld dat zij niet meer stikstofrechten heeft gekocht dan zij nodig heeft. Dit blijkt ook uit de aanvraag, waarin is aangegeven dat de resterende rechten van de inrichting aan het [adres] elders worden verkocht. Omdat de saldogever met zijn veehouderij wilde stoppen, is echter de gehele vergunning ingetrokken. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de emissies van de veehouderij aan het [adres] in Reusel dubbel zijn ingezet. De koopovereenkomst stikstofrechten van 12 oktober 2021 maakt deel uit van de aanvraag. Onder punt 5.4 van de overeenkomst staat dat de saldogever (de drijver van de inrichting aan het [adres] ) verklaart en garandeert dat er geen sprake is van dubbelgebruik van de ammoniakrechten van het bedrijf. Onder 5.7 staat dat saldogever verklaart en garandeert dat de N-emissie als bedoeld in artikel 1 van de overeenkomst geen N-emissie betreft van een bedrijf dat deelneemt aan de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen, noch van een bedrijf dat deelneemt aan de stoppersregeling Actieplan Ammoniak Veehouderij, en dat zij niet heeft deelgenomen of zal deelnemen aan voorgenoemde of vergelijkbare regelingen. Onder 5.9 staat dat saldogever verklaart en garandeert (beschikkings)bevoegd te zijn tot verkoop en overdracht (inclusief de uitvoering extern salderen, waaronder het verzoek tot intrekken van de toestemming) van de stikstofrechten.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat het college hierop niet heeft mogen afgaan bij het nemen van het bestreden besluit.
Verder blijkt uit de aanvraag dat de drijver van deze inrichting op 17 juni 2022 heeft verzocht om gedeeltelijke intrekking van de geldende melding Activiteitenbesluit milieubeheer voor extern salderen met onder meer de inrichting van vergunninghoudster en tegelijkertijd een melding heeft ingediend voor het (ondergeschikt) houden van paarden en herten. Omdat met de nieuwe melding geen activiteiten worden hervat op basis van de overgedragen ammoniakemissierechten, maar de nog resterende rechten van de inrichting aan de [adres] voor andere doeleinden binnen de inrichting worden ingezet, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat het college de gevraagde natuurvergunning hierom niet had mogen verlenen.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
10.2. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling is de beëindiging van het saldogevende bedrijf door aankoop en intrekking van de vergunning een maatregel die naar zijn aard ook geschikt is om ingezet te worden als instandhoudings- of passende maatregel. Een maatregel die als instandhoudings- of passende maatregel kan worden ingezet, kan alleen als mitigerende maatregel in een passende beoordeling worden betrokken als, gelet op de staat van instandhouding en de instandhoudingsdoelstelling, het behoud van natuurwaarden is geborgd, of in het geval er een verbeter- of hersteldoelstelling geldt, dat doel ook op andere wijze kan worden gerealiseerd. Bovendien dient de maatregel verbonden te zijn aan het plan of project. [11] Het bevoegd gezag moet bij het verlenen van een natuurvergunning beoordelen of het beëindigen van een saldogevende activiteit als mitigerende maatregel in de passende beoordeling kan worden betrokken. De enkele stelling dat het beëindigen van die activiteit niet de enige maatregel is die kan worden getroffen, is daarvoor onvoldoende. Ook is niet voldoende om in algemene zin te verwijzen naar landelijk of provinciaal beleid, waaronder het beleid gericht op de beperking van de emissie van nieuwe stallen. Het bevoegd gezag moet inzichtelijk maken met welke andere maatregelen een daling van stikstofdepositie voor het betrokken Natura 2000-gebied kan worden gerealiseerd. De rechtbank verwijst daarbij naar de uitspraak van de Afdeling van 24 november 2021 [12] .
Deze beroepsgrond slaagt.
De stelling van eiseres dat uit recente stukken blijkt dat de totale stikstofdepositie hoger is geworden, zowel in de huidige situatie als in de prognose voor toekomstige jaren, en de kritische depositiewaarde voor 32 habitattypen naar beneden is bijgesteld, laat onverlet dat de in deze zaak relevante Natura 2000-gebieden niet achteruit gaan.
Conclusie
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 24 november 2022;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 365,00 aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 11,00 aan proceskosten aan eiseres.
Informatie over hoger beroep
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
(…)
a. ten hoogste de emissie die is toegestaan op grond van bijlage 2 van de IOV per huisvestingssysteem van een veehouderij dan wel gemiddeld op bedrijfsniveau.
b. Tot 1 januari 2024 ten hoogste de emissie die is toegestaan op grond van het actuele Besluit emissiearme huisvesting indien een bedrijf in één keer volledig stopt, blijkend uit een besluit dat vóór deze datum is genomen op een compleet verzoek om de toestemming voor de gehele veehouderij in te trekken, waarbij eenmalig maximaal 15% van de totale ammoniakemissies uit de betrokken dierenverblijven kan worden behouden op dezelfde bedrijfslocatie.